Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 11 (1942)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 11
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 11

(1942)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Nummer 2]

Vertalen.

De Vereeniging Nederlandsche Vertalingen heeft in de laatste aflevering van haar orgaan (de ‘latest’ en, naar het schijnt, voorloopig de ‘last’) een merkwaardig stukje opgenomen, getiteld: De Kunst van Vertalen; een lezing, indertijd te Haarlem door Dr. G. Nolst Trenité (Charivarius) gehouden en later als feuilleton in De Telegraaf afgedrukt. Merkwaardig, omdat het ons zoo duidelijk de gevaren toont waaraan wij ons bloot stellen, wanneer wij ons op het glibberige pad der vertaling begeven.

Zeker, menige taal bezit woorden die wij als het ware gedachteloos door een overeenkomstig woord in de onze kunnen weergeven, drukt begrippen uit op een wijze, die ons niet de minste moeilijkheid berokkent bij het overbrengen daarvan in onze taal. Maar niet steeds zal onze taak zoo gemakkelijk zijn.

‘Elke taal toch’ zoo leerde ons Prof. Van Ginneken ‘spint over de stoffelijke en geestelijke wereld haar eigen net van draden en betrekkingen. En elk net heeft z'n middelpunt, waar alle draden straalsgewijze te zamen komen, op een heel andere plaats. Het ééne volk toch interesseert zich voor dingen, die aan het ander nauwelijks bij name bekend zijn; en wat dus in de eene aanstonds voor de hand ligt, toeft in een andere ver van het centrale uitgangspunt verwijderd. De mazen der voorstellingen en begrippen vallen dus ook maar zelden samen; ze zijn bovendien in heel andere groepen verbonden, en die groepen worden weer door heel andere verbindingslijnen aan de straallijnen vastgehecht. Wat gebeurt er nu bij het aanleeren van een vreemde taal? We glijden met onze gedachten langs de bekende draden der moedertaal, maar houden daarbij het nieuw ontdekte web gedurend voor oogen, bij de oude aanknoopingspunten houden wij onwillekeurig stil, en konstateeren het gemis van een knoop op de analoge plaats in het nieuwe web; en omgekeerd komen we tot de ervaring, dat menige nieuwe draad onze ondeelbaar gewaande vakjes middendoor snijdt. We vinden dan, dat in het nieuwe web de weg van A naar B b.v. veel omslachtiger is dan in het oude bekende, en als we doordenken, bevroeden we daar ook gewoonlijk al spoedig de diepere reden van: zoo'n weg werd door die sprekers heel weinig gevolgd; die lag niet zoo in hun lijn, hun karakter of denkgewoonte bracht dat niet mee, van A naar B te denken.’

En verder: ‘...., dat Goethe weer een diepe waarheid aanboorde toen hij zei: “Wer keine fremde Sprache versteht, versteht seine eigene nicht”, daar het aanleeren van vreemde talen ons formeel dwingt: nauwkeuriger op den bouw onzer eigen taal te letten; en wij gewoonlijk, door de ijverige beschouwing van de taalwebfiguren, die andere volken over de stoffelijke en geestelijke wereld hebben uitgesponnen, ons in onze eigen taalvormen pas eigenmachtig thuis beginnen te voelen. Daar dus de verschuivingen der ideeën ons juist op de niet-samenvallende deelen opmerkzaam maken, en de ons nieuwe denkvormen van bekende toestanden of verhoudingen ons nopen: deze van een heel nieuw standpunt te bezien, worden de elkaar nu eens meer dan weer minder dekkende woorden en constructies der verschillende talen, ons niet tot een waardelooze ballast van concurreerende gelijkwaardige termen, maar werkelijk nieuwe middelen ter ontleding en samenstelling onzer denkbeelden, tot verbreeding van ons standpunt, tot stage verrijking van wereld- en levensbeschouwing.’

Goed vertalen is dus moeilijk. ‘Zonder fijne en grondige kennis der oorspronkelijke taal komt men toch tot ongelukken.’ Kennis der vreemde taal. Stel ik - zegt Charivarius - den eisch te

[pagina 10]
[p. 10]

hoog, als ik zeg dat de vertaler zich daar zoo goed in thuis moet gevoelen, dat hij evengoed uit het Nederlandsch als er in zou kunnen vertalen? - Of de eisch, dien Charivarius hier stelt, te hoog is, willen wij maar even onbeslist laten. Rijkelijk hoog schijnt hij stellig. Laat ons niet vergeten dat de weg van woord naar begrip veel gemakkelijker is dan die van begrip naar woord. Wij weten dat wij, onze moedertaal sprekende, van onzen passieven woordenschat, dus van de woorden die wij kennen, doorgaans niet meer dan tien procent gebruiken om onze gedachten uit te drukken; van elke tien woorden dus, die ons een begrip duidelijk voor den geest brengen, staat er ons maar één ten dienste als wij dat begrip willen uiten. Hoe moeilijk moet het dus wel zijn, in een vreemd idioom vertalend, dat zoo te hanteeren dat de vreemde lezer een volkomen gelijkwaardigen indruk krijgt als de lezer van het origineel.

Er worden bij het vertalen van boeken - de vereeniging, die wij in den aanhef noemden, weet er van mee te praten - vele fouten begaan. Charivarius verhaalt ons er van. Bij een begroeting zegt een Engelschman altijd: ‘How do you do’ en bij een afscheid: ‘Good bye’. Wie dit nu vertaalt met ‘Hoe vaart U’ en ‘Vaarwel’, hoe juist Nederlandsch op zichzelf deze uitdrukkingen mogen zijn, maakt een fout, want een Nederlander zegt in zoo'n geval gewoon maar: ‘Dag meneer A.’

Het ‘I'm afraid’, dat de Engelschman zoo vaak gebruikt, is stellig niet steeds: ik vrees. In ‘I am afraid I cannot see my way to comply with your request’ bv. wil het niet zeggen: ‘Ik vrees dat ik er geen weg op zal weten om aan Uw verzoek te voldoen’, dus met de mogelijkheid dat de zaak toch nog wel in orde komt, maar drukt het een stellige weigering uit, in beleefde termen vervat. Dus zooveel als: ‘Het spijt me het te moeten zeggen, maar....’. ‘So’ is gemakkelijk vertaald met ‘zoo’, maar ‘So sorry’ is niet steeds: ‘'t Spijt me zoo’, doch veelal: ‘O, pardon’, of zooiets. ‘All right’ is, letterlijk vertaald ‘in orde’, maar als wij telkens dat ‘all right’ met ‘in orde’, wilden vertalen, zouden wij een heel anderen indruk geven dan het origineel.

Charivarius kiest zijn voorbeelden uit het Engelsch, maar wat hij zegt geldt evenzeer voor het Fransch en voor het Duitsch, als voor het Engelsch, of welke andere taal ook. Stellig ook voor het Duitsch, want er is misschien geen moderne taal, die zulke eischen stelt aan ons onderscheidingsvermogen, als het Duitsch. Juist omdat die taal en de onze op zoovele punten verwantschap vertoonen.

Vertalen is een moeilijke zaak; terecht heeft Charivarius hierop gewezen en ‘Vertalen’ heeft er goed aan gedaan zijn woorden nogeens onder onze aandacht te brengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken