Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 11 (1942)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 11
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 11

(1942)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Nederlandsche plaatsnamen.

-Rode, -rade, -rooi, -raai(y).

Rodenburg, Rodenrijs, Rhoon, Rodinchem, Ammelrode, Berkenrode, Boekenrode, Breederode, Middelrode, Nijenrode, Assenrade, Bingelrade, Doenrade, Kerkrade, Venraai, Stampraai of Stamprooi, Wanrooi....

Roden: boomstronken en wortels uit den grond halen, boschgrond voor bebouwing geschikt maken. ‘Rooien’ zeggen wij thans, zooals wij wel spreken van een rooie kleur, van (dienst)booien enz. Daarbij oudtijds een zelfst. nw. rode = bebouwbaar gemaakt land, rode, dat tot rooi kon worden en in bepaalde streken (in het Oosten van ons land) tot rade en raai.

Ziedaar het tweede lid van plaatsnamen, die onze gedachten terugbrengen naar den tijd, toen ons land nog overdekt was door bosschen; toen om den grond voor bebouwing of beweiding geschikt te maken onze voorouders eerst het hout moesten ‘roden’.

Het waren uiteraard eerst de vruchtbare dalen, die in bezit genomen werden, waar de weidegrond voedsel leverde voor de kudden; het hooger gelegen woud diende toen voor jachtveld en leverde het materiaal voor bouw- en brandstof. Toen echter deze vruchtbare dalgrond op den duur niet toereikend was om in de behoeften van de allengs gegroeide bevolking te voorzien, moest het ‘hoogerop’ gezocht worden.

Aanvankelijk kwamen voor ontginning in aanmerking de hooge heidevelden en daarna volgden de bosschen, waar de bijl gelegd moest worden aan de wortels der woudreuzen. Zoo ontstonden de ‘rodingen’, waaraan de herinnering voortleeft in de namen onzer plaatsen.

Dat geschiedde in den tijd toen de uitgestrektheid woeste boschgrond nog zoo groot was, dat niemand er zich om bekommerde dat een ander zich hiervan een stuk ten eigen bate toeëigende. Althans wanneer die andere tot de gemeenschap behoorde; een vreemde vogel, die maar eens kwam aanwaaien, zal wel niet tot het ‘roden’ toegelaten zijn. Maar de jonge zoon, die zijns vaders bezit aan zijn oudsten broeder zag overgaan, kon ongestoord het woud intrekken en zooveel land in cultuur brengen als hem lustte; het stuk dat hij ‘gerooid’ had, de ‘roding’, was van hem. Zulke rodingen kennen wij reeds uit de eerste jaren der negende eeuw.

Wie veel hulp had kon meer roden dan de eenling, die slechts over eigen kracht kon beschikken; vandaar dat de groote bezitters, de ‘adel’ en de kloosters, heel wat grooter stukken in beslag konden nemen dan de eenvoudige ‘buer’.

Op den duur echter begon ook de voorraad woeste grond en woud te verminderen en moesten er maatregelen getroffen worden om het

[pagina 91]
[p. 91]

roden binnen zekere perken te houden; onder de frankische koningen uit het huis van Herstal werd het woud in sommige streken tot rijksgebied verklaard en het roden in de koninklijke wouden verboden, of slechts aan enkelen toegestaan.

Van de negende tot de twaalfde eeuw schijnt het aantal rodingen sterk toegenomen te zijn; het aantal plaatsen op -rode wordt in die jaren steeds talrijker, hoe verder men komt. Strenge straffen werden gesteld op het ongeoorloofd roden: wie op een mooien voorjaarsochtend er op uittoog om in alle gemoedsrust een bundertje woud te roden, en werd gesnapt, was nog zoo gelukkig niet. Zijn bezit werd verbeurd verklaard en als bijkomende straf werd hem een spaander in den rug gestoken en alle vrienden en bekenden mochten nu met de bijl er naar werpen, en dan hinderde het niet of men de spaan trof, of den clandestienen roder. De honger naar cultuurland was echter zoo groot, dat zelfs deze strenge maatregelen niet toereikend waren om het ongeoorloofd roden tegen te gaan; later moest de straf nog verzwaard worden.

Onze plaatsnamen op -rode behooren wel tot de oudste die wij kennen; zij bewaren de herinnering aan een grijs verleden. Elspeet en Nunspeet danken ook hun naam aan de plaats waar de spade in den grond gestoken werd: Elden-spete de oudere, Nuwen-spete de jongere ontginning.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken