Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 13 (1944)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 13
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.71 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 13

(1944)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Vragen]

‘In Onze Taal van December staat op blz. 84, dat U de voorkeur geeft aan de constructie: “wij vertrouwen, dat U zich”. Nu is er kwestie ontstaan over de vraag, of men in dit geval 3en persoon enkelvoud of 2en persoon meervoud moet gebruiken. Wanneer men schrijft “U U” dient men m.i. te zeggen: “wij vertrouwen, dat U U met dit voorstel kunt vereenigen”. Neemt men echter de constructie, die volgens U de voorkeur verdient, dan moet volgens sommigen geschreven worden: “wij vertrouwen, dat U zich met dit voorstel kan vereenigen”, dus niet “kunt vereenigen”. Zoudt U in Uw blad willen vermelden, welke constructie de juiste is?’ Mo.

§§ - Onze lezer zegt: ‘... dient men m.i. te zeggen: wij vertrouwen, dat U U met dit voorstel kunt vereenigen’. Goed, dus hij is van oordeel dat ‘U’ een pronomen van den toegesproken persoon is, een voornaamwoord van den 2den persoon? Welnu, of wij dan schrijven: wij vertrouwen dat U U..., ofwel: dat U zich enz., is van geen belang voor den daarop volgenden persoonsvorm van het werkwoord. Dat wij hier ‘zich’ bezigen, was een gevolg van de zucht naar dissimilatie; meer niet. Om het leelijke ‘U U’ te vermijden, doen wij één stap terug naar de oorspronkelijke constructie (dat Uwe Edelheid zich enz.), maar den tweeden doen wij niet, omdat de volledige oude verbinding: dat U zich zal... in den bij deze gelegenheid vereischten stijl niet past, te afgemeten, deftig of eerbiedig klinkt.

 

‘In het nr van December '43 lees ik het een en ander over “jij was de dokter”. Het verwondert mij dat degene die de opmerkingen van het lid beantwoordde, die wijze van zich uiten niet kende. Ik ken haar zeer goed en ik kan er aan toevoegen: niet alleen kinderen maar ook volwassenen spreken (althans spraken) zoo. Verschillende van de dienstboden uit mijn ouderlijk huis - ik heb o.a. in Terneuzen en in Gouda gewoond - hadden de gewoonte om, als er een bezoeker kwam, dit aan te kondigen met: hier was die of die. En ongeveer 20 jaar geleden had ik een dagmeisje uit Loosduinen, dat dezelfde manier van spreken volgde. Ik meende trouwens dat deze wijze van zich uit te drukken in volkskringen vrij algemeen gebruikelijk was en wellicht nog is.’ En.

§§ - Dit ‘was’ is een ander woord dan het ‘was’ in de uitdrukking: ‘jij was de dokter’. Bij het laatste hadden wij te doen met een conditionalis; hier hebben wij de zgn. ‘indirecte rede’: hij zei dat hij er was om U te spreken. Wij kunnen ons daarom geheel vereenigen met hetgeen een lezer hieronder opmerkt.

 

‘Met belangstelling las ik Uw artikel in het Decembernummer van “Onze Taal” “Jij was de dokter”. Het herinnerde mij dadelijk aan de zegswijze van een dienstbode in mijn ouderlijk huis, die steevast, wanneer de barbier kwam om mijn Vader te scheren, aankondigde: Meneer, daar was de barbier, hetgeen ons, jongens, dikwijls de opmerking deed maken: Vader, nu kunt U niet meer geschoren worden, want volgens Mina is de barbier al weer weg. - Toch staat haar zegswijze niet op zichzelf, want het is mij meer opgevallen, dat men iemand aankondigt met: Meneer, daar was iemand voor U, maar ook: A. wou U spreken. Dit laatste maakt, naar mijn meening, de zaak duidelijk; de aankondiger bedoelt: A. heeft mij gezegd, dat hij U wou spreken, en kort dit af tot: A. wou U spreken. In het andere geval laat hij het doel van A. in het midden en bedoelt dus: A. heeft mij gezegd, dat hij hier voor U was.’ Bo.

 

‘U zegt dat de Grieksche uitspraak van Eureka was: Huirèka; hoe weet men dat? In het nieuw-Grieksch zou het worden uitgesproken hèvríka - met weinig of geen aspiratie van de h -, zooals Zeus wordt uitgesproken Zè.us. Ook de Spanjaarden en de Italianen kennen onze tweeklanken (behalve ei) niet; ze spreken van “aoeto” en “Eoeropa”. Is het daarom niet waarschijnlijker dat de oude Grieken het woord ongeveer als “hèvrika” uitspraken dan als huirèka?’ Sche.

§§ - Inderdaad, bij de reconstructie van de Grieksche uitspraak berust veel op giswerk. De Grieken waren groote uitvinders, maar aan de grammophoon zijn zij helaas niet toegekomen. Het zou voor ons waarlijk van belang zijn als dit het geval was geweest: stel U voor dat wij een plaatje zouden opzetten en dan Pericles zouden hooren, wandelende voor het in aanbouw zijnde Parthenon, in druk gesprek met Phidias, den beeldhouwer, en Ictinus, den bouwmeester, compleet met bestek en teekeningen. Of dat wij tegenwoordig zouden mogen zijn bij de rede van Socrates, waarin hij zijn persoon en zijn leer verdedigde, toen de Atheners zijn dood eischten. Dan zouden zij nader tot ons staan dan zij nu doen!

 

‘In verschillende streken van ons land is het gebruikelijk, dat een boer, die op zekere leeftijd zijn bedrijf overdraagt aan zijn zoon, met zijn vrouw op de boerderij blijft wonen. Ik vraag nu:

a. hoe heet het deel van het huis, waar de oude boer met zijn vrouw dan woont?

b. hoe heet hetgeen hij van zijn zoon ontvangt om te kunnen leven?

c. hoe wordt de staat van zo'n boer genoemd? (d.i. wat wij stadslui zouden noemen ‘gepensionneerd’).

d. hoe wordt zo'n boer zèlf genoemd?

Een andere vraag: heeft een huwelijksmakelaar bij de dorpsbruiloften, zoals in Drente, bij het volk nog een andere naam?

§§ - Mogen wij deze vragen in de aandacht van onze lezers aanbevelen?

[pagina 12]
[p. 12]

‘Van rechtskundige zijde vroeg men mij om inlichtingen omtrent het ontstaan van het woord “meineed”, doch ik moest het antwoord schuldig blijven. Kunt U mij helpen?’ Bo.

§§ - Meineed, een oudgermaansche koppeling van ‘eed’ met het bnw., dat in het Ohd. luidt ‘mein’, en dat: valsch, bedriegelijk beteekent. In het Mhd. bestond ook: ‘ein meiner eit’, in het Mnl. komt ook voor: ‘meine eet’, met andere vormen van het bnw. Het bnw. ‘mein’ wordt ook zelfstandig gebruikt in den zin van: valschheid, misdaad.

 

‘Wat is een goed woord voor: Ordner?’ Be.

§§ - Een goed woord voor Ordner is ‘brievenknip’, of eenvoudig maar: knip, als het woord veel wordt gebruikt. Wij danken dit woord aan het lid van onzen Raad Prof. dr. G.G. Kloeke. De brieven worden in zoo'n brievenknip vastgehouden (‘geknepen’) en gevangen als een vogel in een knip. Men hoort bovendien een knip als er een brief in wordt gedaan.

 

‘... terwijl de kunst daarzonder niet al te veel zou kunnen beginnen.’ Ik vind ‘daarzonder’ erg leelijk. Is het taalkundig juist?’. Ot.

§§ - Waarom zou ‘daarzonder’ taalkundig niet juist zijn? Als ‘daarmede’, koppeling van ‘daar’ en ‘mede’, i.d.b. van: met dat, goed Nederlandsch is, waarom zou ‘daarzonder’, zonder dat, het niet zijn? Minder gebruikelijk dan daarmede misschien, maar feilloos gevormd.

 

‘Kan het zijn dat het woord fiets ontstaan is uit: vélocipède, fielesepee, fiels, fiets?’ En.

§§ - Het W.N.T. zegt dat fiets òf gevormd is van den eigennaam Viets, naam van een wagenmaker te Wageningen, die reeds voor 1880 rijwielen maakte, ofwel willekeurig gevormd is onder den invloed van fr. vélocipède (omstreeks 1880 op eene kostschool te Apeldoorn?).

 

‘Wij hebben daarover gehandeld in enz.’ Wat dunkt U van dit ‘gehandeld’? Een leelijk germanisme!’ Ot.

§§ - Oud en goed Nederlandsch. ‘Handelen’, in den zin van: behandelen in woord of schrift, t.w. in toepassing op hetgeen een onderwerp van overlegging, onderzoek, overweging, bespreking enz. vormt. Naar het jonger taalgebruik, ‘handelen van’, en (in den nieuweren tijd vooral) ‘... over iets’, over iets spreken of schrijven.

 

‘Het is mij ingevallen dat het woord dreigement zo eigenaardig gevormd is. Een Nederlands werkwoord en een Franse uitgang? Zijn er meer dergelijke woorden in onze taal?’ IJ.

§§ - Ja, b.v. de woorden met het achtervoegsel -age: lekkage, tuigage, vrijage en dgl.

 

‘Is het geoorloofd te schrijven: bescheidelijk, zonder n?’ Br.

§§ - Het W.N.T. maakt er geen aanmerking op; het zegt: bescheidenlijk, ook wel bescheidelijk. ‘Vermits men 't schor geluyd bescheydelijck kon hooren’ (Vondel). ‘Sijne Excellentie, die soo bescheidelijck d'aensiennelijcke statelijckheid sijnes hoofs met suinicheit weet te mengen’ (Hooft).

 

‘U gelieve mij via Uw maandblad de herkomst en de zin van het woord “volledig” duidelijk te willen maken. Het lijkt mij een contradictie.’ Pa.

§§ - Dit ‘ledig’ drukt niet het begrip vacuus uit, maar is een afleiding van ‘lid’; vol-ledig, met alle leden. Vgl. veelledig. Voor ‘vol’ vgl.: volslagen.

 

‘Is het juist “af” te bezigen i.d.b. van: afgedragen. Bv.: dit kleedingstuk is af (voor: is òp)?’ Ot.

§§ - Wij kennen dit gebruik niet. Het dichtstbij komt af i.d.b.: afgemat, uitgeput zijn. ‘Dat is goed als men oud en af is’ (Beets, Cam. Obsc.).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken