Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 16 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 16
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 16

(1947)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Nummer 1]

De taal van onze Staatsstukken

Een lezer schrijft ons:

 

Hoe dikwijls hebben in de vergaderingen der Staten-Generaal Mr H. Verkouteren en Dr Henri Polak het pleit gevoerd voor het stellen van de bescheiden, van Regeering of volksvertegenwoordiging uitgaande, in zuiver Nederlandsch!

Nu beiden zijn overleden, heeft Generaal-Majoor Baron van Voorst tot Voorst, thans lid van de Eerste Kamer, hun taak overgenomen, gelijk is gebleken bij de discussie, op 11 October l.l., in dat Hooge College van Staat over een wetsontwerp, rakende de Koninklijke Marine.

Naar constitutioneelen eisch was aan die discussie voorafgegaan een schriftelijke gedachtenwisseling. Het aandeel hierin van den Minister van Marine had bestaan in de inzending van een Memorie van Antwoord.

Op den stijl nu dan van deze Memorie had de critiek van Baron van Voorst tot Voorst betrekking.

Ter kenschetsing van dien stijl worde het volgende uit het stuk aangehaald:

 

1.‘Met erkentelijkheid heeft ondergeteekende kennis genomen van het feit, dat met het aan het onderhavige wetsontwerp ten grondslag liggend beginsel werd ingestemd....’.
2.‘Juist in de vijf jaren van daadwerkelijk oorlogvoeren zijn officieren met leiderseigenschappen, initiatief en volhardingsvermogen gemakkelijker naar voren kunnen komen dan in vredestijd, waardoor een strenger doorgevoerde selectie kan plaats vinden’.
3.‘Meerdere officieren.... worden gepasseerd’.
4.‘Uiteindelijk wordt beoogd het scheppen van een Koninklijke Marine, in staat, de internationale rechtsorde te handhaven’.
5.‘....dat onder de huidige bijzondere omstandigheden en vooral als gevolg van het thans bestaande personeelstekort, daarbij rekening houdende met het vervullen van sedentaire betrekkingen, ....verzoeken om ontslag eerst dan zullen worden ingewilligd, indien het belang van den dienst zich hiertegen niet verzet’.

Men lette er op: dit zijn slechts enkele voorbeelden.

 

Te dezen aanzien nu betoogde Baron van Voorst tot Voorst:

‘Mijnheer de Voorzitter! Ik acht het van belang nog een oogenblik de aandacht te vragen voor den verre van feilloozen vorm van de Memorie van Antwoord. Ik acht dit van belang, omdat het mijns inziens ook nationale plicht is te waken voor de zuiverheid van de taal in onze Staatsstukken en die taal te behoeden voor het insluipen van germanismen, gemeenplaatsen en dergelijke.
In de Memorie nu treft ons al aanstonds het gebruik van het ergelijke germanisme “daadwerkelijk”. De steller der Memorie zou er goed aan hebben gedaan, eens kennis te nemen van een eenvoudig boekje over veel voorkomende taal- en stijlfouten!
“Meerdere” officieren! Wie denkt hier niet aan het hoogduitsche “Mehrere”?
Wat voorts te denken van een “doorgevoerde” selectie? Hier hebben we te doen met de letterlijke vertaling van het Duitsche “durchgeführt”! En dat zulk een eigenaardige selectie dan nog moet “plaats vinden”! Wat een cliché! Waarom niet eenvoudig gewaagd van toepassing van een strengere selectie?
De steller der Memorie schijnt verder onbekend te zijn met het feit, dat bij het werkwoord “kunnen” als hulpwerkwoord behoort “hebben” en niet “zijn”. Men mag een Nederlandsch Minister niet laten verklaren, dat officieren met leiderseigen-
[pagina 2]
[p. 2]
schappen naar voren “zijn” kunnen komen. Bedenkelijk is het gebruik van het leelijke woord “uiteindelijk”.
Als in de Memorie wordt geschreven “rekening houdende met”, dan moet er toch iemand zijn, die rekening houdt. Zulk een persoon nu is in het geheele stuk niet te vinden! Ik kan dezen raadsman der Kroon met die taalkundige schepping niet gelukwenschen.
Ten slotte het woord “onderhavig” der Memorie in regel 2, waar slechts had moeten staan: dit. Het Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal verklaart, dat alle taalkenners het woord “onderhavig” eenparig veroordeelen en dat Bilderdijk het heeft genoemd een “onlijdelijk en verfoeilijk” woord, een “gedrochtelijk uitspruitsel des onverstands”.
Zoo zou ik kunnen voortgaan, maar ik zal het er bij laten. Sapienti sat!
Dat de Minister zijn ambtenaren eerbied voor hun moedertaal inprente. De taal is de ziel der natie, zij is de natie zelve, zoo sprak eens een van onze grootste Friesche dichters!’

Men mag den spreker dankbaar zijn voor de aandacht, aan den stijl van de staatsstukken besteed. Moge zijn betoog bij de Regeering gehoor vinden!

Wachtsman

Tegen een afwijzend oordeel over dezen vorm zijn bezwaren mogelijk. Persoonlijk is mij dien vorm reeds meer dan een halve eeuw vertrouwd als: man van de wacht aan boord. De man die zorgt voor het op tijd glazen slaan, die te letten heeft op alles wat binnen en buiten boord voorvalt en ter kennis dient te komen van den officier van de wacht. Het woord is daar niet synoniem met het woord waker aan den wal. De vorm is ook moeilijk af te wijzen indien woorden als: wachtsvolk, bootsmansmaat en tal van andere zeetermen, wèl door den beugel kunnen. Inderdaad hebbe men op dit punt ook aandacht voor den ouden vorm: lodesman, later: lootsman, en loods ten slotte, en zoo: loodsvlag. Wellicht zou mogelijk de toeneming aan den wal van den vorm wachtsman te verklaren zijn uit toenemenden invloed van het Engelsch in de laatste jaren, dat het nagenoeg gelijkluidende watchman kent.

Uit 1627 vonden wij o.a.: oorlochsman, uit 1644 bij De Laet: lootsmanswater, in de reisverhalen van De Graaff uit 1687: wagtsvolk en kajuitsgast. De s in: konstabel, staat echter wel geheel buiten de kwestie.

v. N.

Dalend fatsoen

Wij hebben in deze kolommen in den laatsten tijd herhaaldelijk moeten wijzen op het gebrek aan beschaving, tot uiting komend in de publicaties in onze pers; het maakt den indruk dat men er somtijds een zekere eer in stelt aanstoot te geven, zich te bedienen van een woordkeuze, die zoo sterk mogelijk afsteekt bij die, welke onder beschaafde lieden gebruikelijk is. Aanvankelijk misschien met een zeker vermaak, uit een soort van bravade, ‘pour épater le bourgeois’, maar allengs tot gewoonte geworden; men weet niet beter, verliest elk onderscheidingsvermogen, men denkt nonchalant, praat nonchalant, schrijft nonchalant. ‘Donders’ is een woord geworden, dat men ternauwernood als een krachtterm gevoelt; ‘en of’ is een gewone bevestiging, waaraan niemand aanstoot neemt. Een afgezant te New York wordt ‘op de bon geslingerd’; het woord misdadiger bestaat haast niet meer: ‘zware jongen’ is het geworden.

Wat missen wij nu onzen Charivarius, om ons onze feilen onder het oog te brengen, ons aan te sporen onze taal toch niet te verwaarloozen, maar haar te eeren en te verzorgen. Wat missen wij nu onzen vriend!

Maar Charivarius is dood; die lastige stem, die onze ‘vrijheid’ wilde beknotten, ons telkens weer herinnerde aan onze tekortkomingen, ons onafgebroken, veertig jaar lang, ons gebrek aan fatsoen voorhield - die stem zwijgt. En nu zij zwijgt, nu kunnen wij ons laten gaan, behoeven ons geen dwang meer op te leggen; nu mag onze vlegelachtigheid hoogtij vieren.

Charivarius een vriend? Het mocht wat. Een dwarskijker, een lastpost, een onmogelijk mensch! Lees de krant, die, aan welke wij hierboven reeds wat fraais ontleenden; die zal U zeggen wie en wat die Charivarius was.

Een man die, toen hij het onderwijs vaarwel zei, zijn corrigeer-potlood niet kon laten liggen en heel zijn leven lang al maar foutjes aanstreepte omwille van zijn reputatie de Boileau onzer journalisten te zijn. Een muggezifter. In de oogen van Charivarius en zijn aanhangers was het Nederlandsch een keurslijf, waarvan hij de veters verkocht...

Dalend fatsoen!

Gobelin

Mag ik in Uw blad de aandacht vestigen op het gebruik van het woord gobelin, in den zin van wandtapijt?

Deze benaming zou afkomstig zijn van Jean Gobelin, die omstreeks 1450 de tapijtweefkunst zou hebben uitgevonden. Dit verhaal berust op fantasie. Jean Gobelin en zijn nakomelingen waren ververs (geen wevers), die hun beroep uitoefenden aan het riviertje Bièvre te Parijs. De plek werd naar hen ‘les Gobelins’ genoemd. Begin 17de eeuw vestigden zich hier twee tapijtwevers. Deze Manufacture des Gobelins werd in 1662 door Colbert gereorganiseerd en kwam onder leiding van Lebrun tot grooten bloei. De hier vervaardigde tapijten werden zoo beroemd, dat men den naam ‘gobelin’ in het buitenland (echter niet in Frankrijk!) als soortnaam ging gebruiken.

Ieder wandtapijt is dus nog geen ‘gobelin’. Waar sprake is van werken uit de 17de, 18de of 20ste eeuw zou men het woord desnoods kunnen aanvaarden (hoewel het kunsthistorisch onjuist is), maar voor wandtapijten uit de 15de en 16de eeuw is deze benaming een anachronisme.

Wij hebben het uitstekende woord wandtapijt; waarom zouden wij er in volharden het verkeerde ‘gobelin’ te gebruiken?

St.

[pagina 3]
[p. 3]

Noch... noch

Een lezer heeft moeilijkheden thuis, naar aanleiding van een taalvraagstuk. Onze lezer zegt: ‘Noch mijn vader, noch mijn moeder heeft er iets van gemerkt’. Neen, zegt zijn echtgenoote, ‘... hebben er iets van gemerkt’. En thans moet Onze Taal den dreigenden storm bezweren. Nu is Onze Taal stellig vredelievend; als het ook maar eenigszins kan tracht zij geit en kool te sparen. Dus gaat zij aan het zoeken van voorbeelden, die de opvatting van de vrouw des huizes kunnen staven; voorbeelden niet uit de dagelijksche spreektaal, maar uit welverzorgde taal. Maar die vindt zij niet. ‘Steegh noch straet noch hoeck was veilig’ (Vondel). ‘Hier is, zei hij, noch mijn vader, noch de tuinman, die het ziet’ (Van Alphen). ‘Maar, noch Vincent, noch hij kwam’ (Couperus).

En dat is tenslotte ook te begrijpen. Wij spreken niet over het handelen van vader en moeder ‘tezamen en in vereeniging’; ieder afzonderlijk wordt handelende aan ons voorgesteld. Hij heeft niet en zij heeft niet; noch hij, noch zij heeft... ‘Jan noch Piet zal komen’, zegt Koenen-Endepols. O, maar vertel dan maar eens hoe ik er mee aan moet als het niet gaat om ‘vader’ en ‘moeder’, maar om ‘hij’ en ‘ik’. Moet je dan schrijven: noch hij, noch ik heeft, of: noch hij noch ik heb...

Noch het een, noch het ander; wij zeggen in zoo'n geval: Ik heb het niet gemerkt en hij evenmin: of: ...en hem is het ook ontgaan.

De moeilijkheid omzeild? Volstrekt niet; men vindt den weg dien men wilde inslaan versperd en kiest een anderen. Dat ondervindt elke schrijver wel eens die zich moeite geeft voor zijn taal.

‘Erg onjuist’

Een correspondente schrijft ons over een vorm, dien zij niet goedkeuren kan; ‘erg onjuist’, acht zij den gewraakten vorm. Maar dan, bedenkende dat zij aan Onze Taal schrijft - wie weet hoe critisch zij daar mijn terloops neergeschreven woorden zullen bekijken -, haast zij zich er bij te voegen: ‘erg’ onjuist? ‘onjuist’ bedoel ik te zeggen, want iets is onjuist of niet onjuist; ik zou daar zelf een fout maken.

Mis, geachte correspondente; op het bureau van Onze Taal zitten zij niet te speuren of zij in de brieven der vrienden ook eenige feil kunnen ontdekken. Zij zijn zich daar te zeer bewust van eigen tekortschieten.

Neen, laat gerust ‘erg’ onjuist staan, ook al zou het in strijd met de logica zijn. Maar is het dat? Ons dunkt van niet. ‘Onjuist’, niet juist, niet in overeenstemming met wat juist geacht wordt; daarvan verwijderd. Goed, maar dan is de vraag: erg ver daarvan verwijderd, of een klein eindje maar; een beetje onjuist of erg onjuist. Niets op aan te merken, dunkt ons.

Accoord vertrouwen

Een inzender bezigt gaarne den zinsvorm: ‘Wij vertrouwen U er mede accoord, dat enz.’ en wil weten of wij dit als goed Nederlandsch beschouwen. Het is een vorm - zoo oordeelt inz. - wel is waar overgenomen uit het Latijn - een zgn. ‘accusativus cum infinitivo’ -, maar een die door het veelvuldig gebruik burgerrecht verkregen heeft. En die het voordeel heeft dat het herhaalde ‘dat’ vermeden wordt.

Wij zouden niet denken dat wij hier met den genoemden accusativus cum infinitivo te doen hebben, want waar zou dan die infinitief zitten? Zou het niet eenvoudig navolging van het Fransch zijn: nous vous croyons d'accord? Maar wie zoo doet, vergeet dat het Fransch wel spreekt van ‘être’ d'accord, maar wij niet van accoord ‘zijn’; wij zeggen: accoord gaan. Dus zou hier ‘gaan’ weggelaten zijn; wat stellig niet gaat!

En afgezien daarvan, wanneer wij den in geding gebrachten zinsvorm al toepassen bij: achten, rekenen (‘wij achten, rekenen U hiermede voldaan, tevredengesteld’), dan wil dat nog niet zeggen dat wij dat mogen doen bij ‘vertrouwen’.

Neen, wij moeten ons maar houden aan de volledige constructie: Wij vertrouwen dat U er mede accoord gaat, dat enz. Dat wij dan tweemaal ‘dat’ zeggen, is niet zoo erg.

Ober-kellner

Heeft Uw blad zijn krachten al eens aangewend tot het vinden van een Hollandsche benaming voor ‘Ober’ en ‘kellner’? Zal in het ‘Kurhaus’ en andere hotels, café's en restaurants de roep om den ‘Ober’ en ‘kellner’ onvermijdelijk blijven?

Me.

P.S. Ik zie dat dit onderwerp al 13 jaar geleden in Uw blad aangeroerd is. ‘Jan’ kan zeker niet meer geresusciteerd worden? Zou ‘Chef’ iets zijn? ‘Kellners’ zijn er ‘so wie so’ niet meer; het zijn alle ‘Obers’.

Lofdicht
 
Het laatste nummer van de eerste vijftien jaar
 
vraagt ons: ‘Is er vooruitgang te bespeuren?’;
 
maar, stond er heelemaal geen taalwacht klaar,
 
wat zou er dàn met onze taal gebeuren?
 
 
 
Zou dan der ongerechtigheden stroom
 
in boek en krant, in brief en magazijn,
 
in advertentie, voordracht, speech en ‘boom’,
 
wel ooit nog eenigszins te stuiten zijn?
 
 
 
Voorwaar! Uw arbeid is van groot gewicht.
 
Is niet de taal nog altijd ‘gansch een volk’?
 
Als ik met hulde en dank mij tot U richt,
 
Weet ik mij stellig zeer, zeer veler tolk.

V.

Banden

Voor de jaargangen 1942-1946 zullen banden met bijbehoorend titelblad beschikbaar gesteld worden. Prijs f 1,50 per band, bij tijdige bestelling.

[pagina 4]
[p. 4]

‘Wat is de etymologische beteekenis van “pierement”?’

Ta.

§§ - Hier kunnen wij op antwoorden: Het woord pierement is ontstaan door verbastering van den naam van den eersten maker dezer muziekmachines, t.w. Pierre Ament; men las dien naam op het rijk versierde front der orgels en al spoedig was het een pierament-orgel, een pierement.

Een aardig verhaaltje; jammer alleen maar dat wij dien Monsieur Ament nooit gezien hebben, noch zijn naam op een der orgels. En zoolang dit niet het geval is, beschouwen wij deze woordafleiding maar als romantiek.

Wij blijven maar liever bij den grond en zeggen wat het W.N.T. zegt; dat is een veilige weg. Volgens het W.N.T. is het een woord uit de platte volkstaal, zeg: uit het Bargoensch. Ziedaar. ‘Pierement’; wij kennen dit achtervoegsel -ment uit de platte volkstaal: men heeft pijn in zijn kakement, krijgt op zijn zielement, of anders op zijn donderement; als de ruzie hoog loopt wordt men tot gruzelementen geslagen. Prof. Van Ginneken noemt in zijn handboek, behalve pierement (dat ook ‘spel’ kan beteekenen!): bikkement, ‘eetbare waren, spijzen’; dossement ‘kleeding’; kassement, ‘gevangenhuis’; mollement, ‘moord’; smoelement, ‘bakhuis, smoel’.

Wat ‘pierement’ betreft, ‘pieren’ heeft twee beteekenissen: ‘pret maken’ en ‘muziek maken’. En hiermee is ons woord, dunkt ons, voldoende verklaard.

 

‘Men hoort spreken van: 1) Harer Majesteits schepen van oorlog; 2) Harer Majesteit adjudant; 3) Haar Majesteits besluit. Ook: 1) Zijner Excellentie's brief; 2) Zijner Excellentie voornemen; 3) Zijn Excellentie's meening. De dubbele genitief, als onder 1) lijkt mij fout, al wordt deze vorm het meest gebezigd; 2) en 3) lijken mij goed, en 2) het best.’

v. N.

§§ - Inderdaad; de schepen van Hare Majesteit zijn Hare Majesteits schepen. Statiger gezegd: Harer Majesteit schepen. ‘Harer Majesteit Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister’.

Sprekende over een brief, een voornemen, een meening van een bewindsman zal er minder aanleiding zijn ons op statige wijze uit te drukken. ‘Zijner Excellentie voornemen’, dat klinkt wel wat archaistisch; eer zullen wij zeggen: zijne Excellenties meening. Maar denkelijk zullen wij in de meeste gevallen kunnen volstaan met den brief, het voornemen, de meening van Zijne Excellentie; of: van den Minister.

 

‘Het artikel over “U bent, Gij bent” in het Novembernummer doet de vraag bij mij opkomen: Wat moet ik nu in zakenbrieven schrijven? “U zijt” is te stijf; “U is” te plat; “U bent” fout. Naar mijn meening heeft “U bent” in de zakenwereld reeds volkomen burgerrecht verkregen.’

Rij.

§§ - Om te beginnen: ‘U is’ mogen wij niet ‘plat’ noemen. Het is het oude ‘Uwe Edelheid’ dat hier nog even om den hoek komt kijken. Dat is stellig niet ‘plat’!

Ja, het komt ons voor dat wij ook in zakenbrieven den vorm ‘U bent’ dienen te vermijden. Wie schrijven zou: Mijne Heeren, Wij vertrouwen dat U bereid bent op basis van het vorige contract een nieuwe overeenkomst aan te gaan, - mag zich niet verwonderen over het antwoord: Ja, Mijne Heeren, dat bennen wij...

Burgerrecht in de zakenwereld? Och ja, als men wat gemakkelijk is met de verleening van dit recht...

 

‘Ik schreef eens: “Verschillende schrijvers doelen hier dan ook herhaaldelijk op”. Op deze constructie werd aanmerking gemaakt; beter was, oordeelde men: “...doelen hierop dan ook herhaaldelijk”. Ik vind dit laatste stroever, meer stootend. Vergis ik mij?’

Gr.

§§ - Wij voor ons hebben niet het minste bezwaar tegen splitsing van de woorden: hieraan, hierachter, hierboven, hierdoor, hierop, wanneer dat zoo te pas komt. (Vgl. ons antwoord ter zake van ‘pierement’.) ‘Doelen hier herhaaldelijk op’ schijnt ons meer gebruikelijk dan ‘doelen hierop herhaaldelijk’. Klinkt deze laatste constructie niet wat Duitschachtig?

‘Ik verschil met een collega van meening, of in de hierna opgenomen zin (een gedeelte van een pensioenreglement) het woord die vervangen kan worden door dat; ik ben van meening dat dit toegestaan is, omdat m.i. als antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord ook het aantal kan worden gezien; naar de meening van mijn collega is dit beslist onjuist en is hier slechts die op zijn plaats.

De zinsnede luidt:

‘Hierbij geldt als richtlijn voor de vaststelling van de grootte van de bedragen, dat o.a. gelet zal worden op het navolgende:

a........;
b.het aantal der ondersteunden en het aantal van hen, die vermoedelijk nog voor ondersteuning in aanmerking zullen komen;

enz.’

Ik zal het zeer op prijs stellen van U te vernemen, welke zienswijze juist is.

Deg.

§§ - Wanneer b. op niets anders betrekking had dan op ‘het aantal van hen...’, dan zou men, als men bepaald zou willen, ‘aantal’ als antecedent kunnen kiezen; ofschoon ‘het aantal..., dat voor ondersteuning in aanmerking komt’ niet fraai uitgedrukt is. Maar nu wij uitdrukkelijk tegenover elkaar stellen: de ondersteunden en zij die nog geen ondersteuning genoten hebben, nu ligt het voor de hand te spreken van hen, die...

 

‘Men leest de laatste tijd nogal eens over “standariseren” en “standaardiseren”. Wat is naar Uw meening juist? In een van onze bladen werden in een hoofdartikel beide vormen doodleuk door elkaar gebruikt. Lijkt U het woord “normaliseren” hiervoor niet beter te gebruiken?’

§§ - Dr. Van der Meiden, in W.N.T., vermeldt alleen: standaardeeren, het brengen tot een standaard of eenheid in gesteldheid, vorm, inhoud, afmeting enz.

Naast ‘standaardeering’ wordt ook wel gebezigd ‘standaardisatie’, naar eng. standardization. ‘De commissie tot standaardisatie van sanitair materiaal voor het Internationale Roode-Kruiscomité’.

Of wij standaardeeren steeds door ‘normaliseeren’ kunnen vervangen? Wij betwijfelen het. Wij zouden onze ‘gestandaardeerde’ melk niet gaarne ‘genormaliseerde’ melk willen noemen.

 

‘Wat beteekent “gribus” en waar komt het vandaan?’

Ta.

§§ - Een woord van onbekende, doch naar den klank te rekenen Romaansche herkomst; wellicht ook afkomstig uit het Bargoensch, waar de uitgang -ŭs, -ĭs, -ĕs achter vele woorden voorkomt of tot het vormen van nieuwe dient; verg. b.v.: bajis, kibes, habes, smeris, schibus.

De beteekenis is: slechte woning, afgelegen, bouwvallig of onooglijk verblijf. Ook: huis of plaats van verzekerde bewaring, gevangenis, cachot.

Een andere beteekenis, die aan: grijpen, cribbelen en grabbelen denken doet, heeft het woord gribus in de te Leiden bekende zegswijze: Douw(t) het maar in de gribus!, pak het maar in, snaai het maar (met betrekking tot onbeheerd goed, waar toch ‘geen haan naar kraaien zal’).

 

‘Te Amsterdam bestaat het ‘Nederlandsch-Indisch Deviezen instituut’. De tusschen aanhalingsteekens geplaatste naam staat op het brievenhoofd dezer instelling, derhalve zonder lidwoord. De vraag is nu of het woord Nederlandsch-Indisch, indien het gebruikt wordt in den loop van een brief, al dan niet verbogen mag worden. Mag of moet men dus schrijven: ‘Wij verzochten het Nederlandsch-Indisch of het Nederlandsch-Indische Deviezeninstituut - enz.’

Kr.

§§ - Er heerscht in dezen verschil van opvatting. Wat ons betreft, wij zouden den naam van het Instituut als één geheel willen beschouwen en dus de samenstellende deelen niet verbuigen. Als de naam van een courant zou zijn ‘Oprechte Nederlander’, dan zeggen wij ook niet dat wij in den Oprechten Nederlander geadverteerd hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken