Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 16 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 16
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 16

(1947)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

[Nummer 11]

‘Waar’ voor ‘daar’

Het gebruik van ‘waar’ voor ‘daar’ is menigmaal het onderwerp geweest van een bespreking in ons blad; de voorbeelden van het gebruik, die men ons voorlegt, zijn legio. Thans vraagt een lezer: ‘Mag “waar”, zoals vaak, vooral in handelsbrieven geschiedt, worden gebruikt in de betekenis van “aangezien”? B.v.: “Waar de oorzaak der vertraging aan machineschade is te wijten enz.”; en: “Waar U schrijft, dat de oorzaak der vertraging aan machineschade is te wijten enz.”. Is in het “waar” van deze voorbeelden nog verschil van betekenis, moet m.a.w. het tweede voorbeeld worden opgevat als een korte schrijfwijze van: Daar, waar U schrijft...?’

 

Wij zouden in dezen het volgende willen zeggen. Wij gaan uit van het ‘daar’, als bijwoord gebruikt, dat de plaats aangeeft. Dit ‘daar’ wordt ‘waar’ in vragende zinnen, en ook na het gebruik van ‘daar’, om een herhaling te vermijden. ‘Waar moet ik dit boek zoeken? Zoek het dáár, waar het behoort te staan.’ Verkort: Zoek het, waar het enz. ‘(Daar) waar niets is, verliest de keizer zijn recht.’

‘Daar’, als voegwoord gebruikt, wijst den grond, de reden aan. ‘Daar er regen dreigt, neem ik mijn parapluie mee.’ Wij zouden in deze functie misschien ook ‘waar’ gekozen kunnen hebben, maar dat hebben wij nu eenmaal niet gedaan. ‘Waar’, c.q. ‘daar, waar’, houden wij in hun plaatsaanwijzende functie; wij moeten het maar niet bezigen als redengevend voegwoord.

 

De ons in dezen gestelde vraag, en ons antwoord daarop, kwamen onder de aandacht van een lid van ons deskundig college, en deze verbetert het, en vult het aan, als volgt:

 

* ‘Daar’, de plaats aangevend, waar zich iets bevindt of iets geschiedt, is aanwijzend bijwoord van plaats. Daarmede correspondeert het vragende bijwoord van plaats: waar? Als betrekkelijk bijwoord dient ook: waar. ‘Wijs mij de plaats, waar ik gezaaid heb.’ Eveneens: onbepaald: waar ik (ook) kwam, nergens was iets te vinden.

Dit ‘waar’ kan ook bepaling-aankondigend en betrekkelijk tegelijk zijn: ‘waar het ongeluk gebeurd was, stond nu een kruis: daar, waar...’

Het redengevende voegwoord ‘daar’ is natuurlijk uit het plaatsbepalende bijwoord ontstaan. Iets dergelijks herhaalt zich, dunkt mij, in het door U gelaakte ‘waar’, dat ik niet volstrekt zou willen afkeuren in alle gevallen. Overdiep, § 390, spreekt van het ‘causale waar’ als uitwas van het plaatsbepalende, maar geeft toch ook een, m.i. niet erg sprekend, voorbeeld dat hij niet zoo schijnt af te keuren: Waar de collecties zich steeds uitbreiden, moeten steeds meer kunstwerken worden opgeborgen.

Ik zou dit ‘waar’, redengevend, zoo veel mogelijk willen beperken: het moet geen gewichtig doend cliché worden; maar men zal de bedoeling niet altijd met ‘omdat’ of dgl. precies kunnen uitdrukken. Het causale verband wil men soms niet zoo heel beslist uitspreken; alleen maar een gelijktijdigheid, een samentreffen, een samen opgemerkt worden aangeven. Dat doet men door ‘nu’ (zwak causaal) [sinds, sedert dat... kan ook in die richting gaan], met ‘aangezien’, en ook met waar. Met ‘nu’ is het verschil heel duidelijk: dat kan men niet altijd vervangen door omdat of daar.

 

Tot zoover het lid van onzen Raad. Laat ons resumeeren. Onze deskundige raadsman wil het gebruik van ‘waar’, redengevend, althans (zwak) causaal, zooveel mogelijk beperken. Goed. Maar dit ‘waar’ dringt zich, onder Duit-

[pagina 46]
[p. 46]

schen invloed, nog al sterk aan ons op, en wij nemen er niet altoos den tijd toe ons rekenschap te geven van de waarde van een woord dat ons voor den geest komt. Wij moeten dus wat voorzichtig zijn in het gebruik er van. Met nu, zegt de deskundige, is het verschil heel duidelijk; welnu, dan ligt de oplossing voor de hand: dan gebruiken wij dit woord waar wij een samentreffen, een gelijktijdigheid willen uitdrukken eer dan een causaal verband leggen.

En dan bergen wij dat ‘waar’ maar even op.

Uit het jaarverslag van de secretaresse.

In de dezer dagen gehouden Ledenvergadering is het verslag van de Secretaresse over het jaar 1946 uitgebracht, d.w.z.: het verslag, dat de Secretaresse vóór haar vertrek naar Indië had opgemaakt, is in die vergadering voorgelezen.

De Secretaresse constateert daarin dat ondanks vele tegenwerkende factoren - in de eerste plaats wel de algemeene verarming, de drukkende zorg voor het herstel van het zwaar beschadigde land, de zorgen voor het dagelijksch brood zelfs bij velen - de belangstelling in ons werk onverzwakt gebleven is; nieuwe leden zijn tot het Genootschap toegetreden, nieuwe abonné's voor het maandblad hebben zich aangemeld. Ook het aantal deelnemers aan onze groepsabonnementen is weder toegenomen.

Gunstige factoren dus; en wat wel het allermeest reden tot verheugenis geeft, is de omstandigheid dat de Raad van Deskundigen ons steeds met zijn belangstelling blijft steunen. De Secretaresse verwacht dus dat ook de volgende jaren voor ons Genootschap gunstig zullen zijn. De derde serie van vijf jaar is thans afgesloten, de vierde periode is ingegaan; wij mogen de hoop koesteren dat ons Genootschap ook in deze periode het vertrouwen zal blijven genieten dat het met zijn werken verworven heeft.

Tot zoover gekomen spreekt de Secretaresse dan een persoonlijk woord; en wel tot allen, die zij in de vijftien jaar van haar werken voor het Genootschap op haar weg heeft ontmoet. Een woord van afscheid. ‘Want’ - zoo zegt zij - ‘een afscheid moet het zijn; weldra zal zij dit land verlaten en slechts de herinnering aan haar werk, de herinnering aan hare vrienden van Onze Taal zal overblijven. Maar met die herinnering verbonden zal zijn: dankbaarheid, dat het haar gegeven is geworden zoo lang Onze Taal te hebben mogen dienen, dankbaarheid ook voor de vriendschap, die haar in zoo volle mate is geschonken; een vriendschap, die haar bij het menigmaal moeilijke werk tot steun en bemoediging is geweest.

En zoo zij dan het laatste woord dat zij tot U spreekt: een woord van dank, van hartelijken dank.’

Benoemingen.

In de gehouden Jaarlijkse Algemene Vergadering van Leden is het periodiek aftredende bestuurslid de Heer H.H.J. van de Pol herkozen. Tot lid van het Bestuur, ter voorziening in de vacature ontstaan door het vertrek van de Secretaresse, werd benoemd Prof. Mr. A.L. de Block, 's-Gravenhage. Beide Heren hebben verklaard de benoeming te aanvaarden.

Het bestuurslid de Heer Hendrik Muller zal zich voorlopig, naast de waarneming van het penningmeesterschap, belasten met de leiding van het secretariaat.

Het leesteeken

In onze aflevering van September drukten wij de belofte af, die een ons welgezinde hoogleeraar ons had gedaan met betrekking tot zijn opvatting ter zake van het gebruik van de komma.

Dat stuk komt - zij het ook iets later dan aanvankelijk in de bedoeling lag. Intusschen schrijft ons een belangstellende lezeres het volgende:

Ja, dat is blijkbaar altijd een moeilijk vraagstuk geweest. Nu ik bezig ben met brieven uit de vorige eeuw uit te geven valt het mij telkens op, hoe onregelmatig het leesteeken in die brieven gebruikt wordt. Men ziet op de meest wonderlijke plaatsen komma's en punt-komma's, en dikwijls zet men ze ook heelemaal niet, zoodat het lezen er door bemoeilijkt wordt.

Groen van Prinsterer is een van de weinigen van de correspondenten met wie ik te maken heb, die er een systeem op nahoudt. Alle bijvoeglijke bepalingen komen tusschen komma's, maar de bijvoeglijke bijzin, beginnend met het betrekkelijk voornaamwoord, nooit.

Hier volgen een paar voorbeelden.

‘Mij dunkt deze Minister, en elk onpartijdige, moet erkennen dat zijn voorganger u op onwaardige wijze uit den Raad gezet heeft; maar, bij eenige poging om verandering te brengen in het tot stand gekomen feit, zal, zoolang de heer Mijer landvoogd is, waarschijnlijk ieder minister terugdeinzen voor een daad die als voorbode eener terugroeping van den Gouverneur-Generaal zou worden beschouwd.’ (Groen aan L.W.C. Keuchenius, 17 Dec. 1868).

‘Ofschoon temidden der drukte van den 31 Dec., wil ik u, zonder uitstel, over een m.i. spoedeischende zaak raadplegen. - - Zouden wij, als Hoofdcommissie, niet geroepen zijn, tegenover een zoo verregaand onregt op te komen?’ (Groen aan J. de Neufville, 31 Dec. 1868).

Hier een zin met vreemde interpunctie: ‘Van Lynden's triumf is opmerkelijk: en hij verdient lof, al ware het beste geweest, dat hij (zoo jong nog in zaken) niet optrad als staatsman; maar als afgevaardigde toegedaan de Christelijke staatkunde.’ (P.J. Elout van Soeterwoude aan Calkoen aan Groen, 3 Dec. 1869).

[pagina 47]
[p. 47]

En deze: ‘Zijn die confessioneel dan zullen zij, de meerderheid hebbende het reglementeeren als bijzaak en de handhaving der belijdende Kerk als wezen en hoofdzaak behandelen: zijn zij liberaal, d.i. de incarnatie van de reglementen-dienst, dan blijft de Kerk in die rigting.’ (A.J. van Beeck Calkoen aan Groen, 3 Dec. 1869).

De e in herstel

Een fabrikant van levensmiddelen heeft ons stukje over den ‘artistiek leider’ van een opera gelezen en zich geërgerd over dat weglaten van die ‘e’. De ‘e’, zei hij, is altijd de meest gebruikte letter van ons alphabet geweest en die zou ‘zoodoende’ kans loopen achterop te komen; te ‘degradeeren’, om eens een sportuitdrukking te gebruiken. En dat moeten wij voorkomen.

Maar hoe; hoe krijgt men dat van een krantenman gedaan? Er is maar één uitweg op: wij moeten e's gaan zetten waar dat maar eenigszins kan.

En de daad bij het woord voegende, plakte hij een e achter het woord dat hij juist bezig was neer te schrijven. En zoo prijkt op het etiket van de flesch citroensap die men nu in de winkels kan krijgen: Zuivere citroensap!

Herkansingsrit

Een lezer vraagt ons iets te zeggen over de uitdrukking ‘herkansingsrit’, blijkbaar in twijfel of het eerste lid van deze samenstelling wel goed Nederlandsch is. Het is een woord dat wij uit België gekregen hebben; met de wielersport, die daar te lande zoo geliefd is. In België gebruikt men graag zulke vormingen met her-; navolgingen blijkbaar van Fransche werkwoorden beginnende met ré- en re-. Het verdient o.i. geen aanbeveling dit voorbeeld na te volgen.

Destructie

Een bekende firma te Amsterdam brengt fluitketels in den handel en verklaart dat het ketels zijn met ‘koudgreep’. Ten eerste is het de vraag of men het handvat van een ketel aanduidt met ‘greep’; daar valt over te praten. Maar niet te praten valt er over de vorming ‘koudgreep’; die is volstrekt ontoelaatbaar. Koudgreep, kleinprijs! Wie zulke vormingen smeedt, geeft blijk van een destructieve gezindheid.

Maaidorschen

De directie van den Noordoostpolder geeft uit een excursiegids 1947. Op blz. 31 van dien gids wordt melding gemaakt van een maai-dorsch-machine. Het met gebruik van deze machine verkregen graan noemt met ‘gemaaidorscht’ graan. Een nieuw woord? Wat, vindt U er van?

Mo.

 

Mogen wij het antwoord schuldig blijven? Wij bezigen niet gaarne sterke uitdrukkingen.

Red.

Clearing

Wij hebben een Nederlandsch ‘Clearing’-Instituut, doch art. 208 van het Wetboek van Koophandel schrijft, sprekende over wissels: ‘De aanbieding aan een verrekeningskamer geldt als aanbieding ter betaling’. De wet kent dus een goeden Nederlandschen term, doch wij schijnen het woord ‘clearing’ niet kwijt te kunnen raken. Ik heb zelfs al eens gehoord, dat de betaling ‘gecleard’ was en ik zou heusch niet weten, hoe ik dit moest schrijven. De beste schrijfwijze lijkt mij nog ‘geklierd’.

Vo.

Tijdige waarschuwing

Bij herhaling hoor en lees ik dat de betrokken (pardon; ‘betreffende’; ‘betrokken’ zou goed zijn) de betrokken instantie (ook zoo'n mooi woord) van te voren was gewaarschuwd.

Dit ‘van te voren’ is natuurlijk onzin; een waarschuwing die niet aan deze voorwaarde voldoet is zinloos. De bedoeling zal zijn uit te drukken: in tijds, zóó vroeg, dat de betrokken ‘instantie’ tijd genoeg had om maatregelen te nemen.

Pleonasme

‘In Engeland is het plan M. vrij gunstig ontvangen. De gemiddelde doorsnee man-in-the-street was van mening enz.’

De gemiddelde man. Deze term is juist, maar de verslaafdheid aan het gebruik van het Duitsche ‘Durchschnitt’ dwingt den schrijver tot het bezigen van een nieuw pleonasme: de gemiddelde doorsnee man en de achtervoeging ‘in the street’ maakt er een dubbel pleonasme van.

Vo.

All round

‘All round’ dreigt een modewoord te worden. Onlangs las ik dat er een all round hoteldirecteur werd gevraagd; een directeur die dienst kan doen als propaganda voor de voortreffelijkheid van de keuken van zijn hotel? Wordt het woord populair, dan gaan wij het afkorten, zooals wij alles afkorten wat maar afgekort kan worden; wij zien dan verschijnen: Gevraagd een A.R. (a.r.) boekhouder.

Vo.

Klassenoudste

Op het Praedinius-Gymnasium te Groningen is de uitdrukking ‘Klassenoudste’ in gebruik.

Dit woord doet mij erg Duits aan en wekt lugubere associaties met woorden als: Lagerältester etc.! Waarom niet ‘Klasseraad’ of zo iets gezegd van deze vertegenwoordigers van de leerlingen? Desnoods zou deze ‘Klasseraad’ dan nog een voorzitter, secretaris en penningmeester kunnen hebben, als de leerlingen dat mooi zouden vinden!

Lo.

Doorgesneden leeftijd

‘Het zijn meestal nog kinderen, doorsneeleeftijd zeker niet hoger dan vijftien, zestien jaar.’ Midden doorgesneden!

[pagina 48]
[p. 48]

‘Bij de behandeling van de accusativus cum infinitivo bij het onderwijs in Latijn wordt dikwijls als Nederlands voorbeeld vermeld ‘Elk denkt zijnen uil eenen valk te zijn’. Is dit wel juist? Ik meen, dat in beknopte zinnen als ‘zijn uil een valk te zijn’ de naamval wordt bepaald door de functie, die het woord in de ontwikkelde zin heeft, dus in dit geval: ‘Elk denkt, dat zijn uil (1e nv) een valk (1e nv) is’ en derhalve ‘Elk denkt zijn uil (1e nv) een valk (1e nv) te zijn.’

Vr.

§§ - Er zijn een reeks van werkwoorden die twee accusatieven bij zich hebben, een van object, en een van praedicaatsnomen; als: achten, denken, maken, noemen (heeten, schelden, verklaren), rekenen, vinden. Ik acht hem een voortreffelijken huisvader; ik noem hem een verachtelijken verrader. Zoo zou men ook kunnen zeggen: ik noem (vind) mijnen uil eenen valk. Maar dan moeten wij ons ook aan deze constructie houden; breiden wij den zin uit tot: valk te zijn, dan inderdaad komt valk in den eersten naamval te staan. ‘Uil’ echter niet; dat blijft object.

 

De Stilistische Grammatica van Prof. Overdiep oordeelt dat men in ons spreekwoord niet noodzakelijk een aan het Latijn ontleenden syntactischen vorm behoeft te zien, maar zijn redeneering zal niet iedereen geheel overtuigen. Prof. Overdiep oordeelt dat de oudere vorm is: ‘ieder meent zijn uil een valk’, en dat wij later dezen vorm ‘verzwaard’ hebben door er ‘te zijn’ achter te voegen. Dat daarbij dan het Latijnsche voorbeeld van acc. c. inf. een zekere rol zal hebben gespeeld, acht hij niet onmogelijk. In elk geval ziet Prof. O. ‘een valk’ ook als 1sten naamval, want hij noemt uil: subject-object; object bij ‘meent’, subject bij ‘zijn’. ‘Valk’ is dan praedicaatsnomen.

Te oordeelen naar plaatsen bij Stoett, Spreekwoorden, wordt het spreekwoord het eerst bij Spiegel gevonden: Elk acht zijn uil een valk (zonder: te zijn). Andere voorbeelden hebben ‘dunkt’ (al of niet met: te zijn); elk noemt - elk meent, dat -.

Het zou kunnen zijn dat onze vorm een verbinding was van de twee of drie: elk dunkt zijn uil een valk te zijn; elk acht zijn uil een valk; elk meent, dat zijn uil een valk is. Nog kan men hooren: Dat lijkt, dunkt, me niet onmogelijk (te wezen).

 

‘In het boekje “Is dat goed Nederlands” van Charivarius, lees ik op blz. 27: “Verzamelwoorden als tal, aantal, menigte, kunnen het meervoud hebben: Een aantal (= vele) leden waren tegenwoordig.” Het is mij niet duidelijk wanneer hier het meervoud, en wanneer het enkelvoud gebruikt moet worden.’

Po.

§§ - Men zal het enkelvoud kiezen als het begrip van eenheid, van geslotenheid, in de voorstelling aanwezig is; het meervoud daarentegen als men wil uitdrukken: een (groote) hoeveelheid van op zich zelf gedachte zaken, waarbij het begrip van telbaarheid dikwijls uitgesloten wordt.

Zoo kunnen wij ons een ‘troep’ - eertijds ‘bende’ - soldaten als een gesloten eenheid voorstellen, en zeggen: een troep infanterie marcheerde voorbij. Daarentegen: een troep, een bende straatjongens trokken tierend door de straten. ‘Troep, bende’, evenals: aantal, menigte, en dgl. uitdrukkingen, fungeeren dan als onbepaald telwoord.

 

‘De A.N.W.B. spreekt over “plaatstalen” bordjes, die rusten in “inkassingen” en verzekerd zijn door “ingekaste” moeren. Zijn de tusschen aanhalingsteekens geplaatste woorden goed-Nederlandsch?’

Da.

§§ - Zeker; goed Nederlandsch. IJzer in platen duiden wij aan met plaatijzer; wij kennen plaatkoper, plaatlood, -messing, -zink, -zilver, waarom zou dan plaatstaal niet goed zijn? Plaatglas, plaathout, enz.

Ook inkassen (-kasten), met ‘inkassingen’, behoort tot de (technische) taal: Juweelen worden gekast in een inkassing of kasje, zoo dat de bodem er van het ondervlak van den steen bedekt. Bij den metselaar is een inkassing een opening tot het opnemen van de verbindingen tusschen nieuw en bestaand metselwerk. Ook de uitgraving in den grond vóór den hoogoven wordt met inkassing aangeduid.

‘Is de uitdrukking ‘onder de hand’ - misschien als één woord geschreven - goed Nederlands in de betekenis van ‘intussen’? B.v.: ‘Als jij nu de kopjes wast, zal ik onder de hand de tafel dekken’.

Kn.

§§ - Er is dunkt ons niets tegen de uitdrukking in te brengen; deel V van het WNT, bewerkt door Beets en Muller, maakt er niet de minste aanmerking op. ‘Onder de hand’, d.w.z.: terwijl men iets onder (de) handen heeft, met of aan iets bezig is: allengs, van lieverlede. Vandaar, overdrachtelijk: terwijl iets anders plaats heeft; te gelijker tijd; middelerwijl; intusschen. Soms is ‘onder de hand’, evenals ‘in dien tusschentijd’ op te vatten als: al vast, bij voorraad.

Het begrip van gelijktijdigheid kan (evenals bij ‘intusschen’ en fra. ‘cependant’) overgaan in dat van ‘tegenstelling’, buiten alle gedachte aan tijd. Dan beteekent ‘onder de hand’ ongeveer hetzelfde als: met dat al, des ondanks, nochtans. Het aantal toepassingen van hand, in vaste uitdrukkingen, is bijzonder groot; van zelf, de hand is wel een heel voornaam lichaamsdeel. Het WNT wijdt aan ‘hand’ en de vele samenstellingen een kleine 300 kolommen, meer dan 20.000 regels. Een handzaam werk, dat WNT!

 

‘Wat verstaat men onder Compensatie- en Reciprociteits-transacties?’

Da.

§§ - Onder ‘compensatietransacties’ verstaat men transacties met het buitenland, waarbij een bepaalde export naar een zeker land gedekt wordt (‘betaald’ wordt) door een export van gelijke waarde uit dat land; betaling in goederen, met gesloten beurs.

Bij reciprociteitstransacties vindt wèl verrekening in geld plaats, zij het dat dit geld eerst dan verrekend wordt, als de handelsbalans in evenwicht is gekomen, m.a.w. wanneer export en import elkander gedekt hebben. Ook hier vindt dus ‘compensatie’ plaats, maar compensatie niet van elke transactie afzonderlijk, doch van een groep van transacties.

 

‘Wat is de betekenis van overlappen in de uitdrukking: een periode en een tijdvak, die elkaar overlappen?’

Da.

§§ - Over elkaar vallen. De termijnen 1-20 November en 15-30 November overlappen elkaar, en wel gedurende het tijdvak van 15-20 November. Bij het dekken van een dak zal men er niet mede kunnen volstaan de banen asphaltpapier koud naast elkaar te leggen, maar men zal rekenen op een paar cm ‘overlap’. ‘De schootsvelden der drie schietgaten overlapten elkaar’.

 

‘“Begeleidingsnota” drukt een uitgever boven een factuur. Is dit goed Nederlands? Mij dunkt het moet zijn: geleidenota.’

Vi.

§§ - Dat dunkt ons ook; of anders: gelei-. Geleibiljet, -brief, -draad, -schip, -vloot, enz. Geleiding- als eerste lid van een samenstelling komt weinig voor; geleidingsvermogen, maar dat is vermogen om te geleiden. Niet: strekkende ten geleide. Hoe komt men aan dat ‘begeleidings-’? Zelfs het Duitsch schrikt er voor terug en geeft de voorkeur aan Begleit-.

 

‘Ik ontving van een leverancier een “opstelling”, waarmee hij blijkbaar bedoelt een rekening, waarop hij de facturen vermeldt die ik in een bepaalde periode van hem ontving en die het totaal verschuldigde bedrag aangeeft. Is dit goed Nederlands?’

Vi.

§§ - ‘Opstelling’ in den zin: recapitulatie, samenvatting, overzicht, dunkt ons geen Nederlandsch. Maar als wij niet oppassen wordt het nog eens Nederlandsch, ‘door het gebruik geijkt’!

 

‘Hoe is men eigenlijk gekomen aan de uitdrukking: Een lijk afleggen?’

Lo.

§§ - ‘Af’ wordt hier gebezigd in den zin van verwijdering in 't algemeen, en dus ‘afleggen’ in den zin van: iets van iets anders afnemen en elders neerleggen.

Met ‘een lijk afleggen’ bedoelen wij: het met het doodsgewaad bekleeden, hetgeen gewoonlijk gepaard gaat met het afnemen van het bed of den stoel, en het nederleggen op een daartoe bestemd leger.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken