Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 24 (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 24
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

Scans (5.48 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 24

(1955)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Nummer 1]

Dichters zonder lezers

U komt na een lange werkdag thuis. Uw vrije avond is begonnen: visites behoeven noch gemaakt, noch ontvangen te worden. U grijpt naar een boek. Tien tegen een, dat het een roman is. Heeft U een dichtbundel in Uw boekenverzameling? De avonturen van de held zijn spannend; die paar uurtjes leesmogelijkheid in een maand mogen niet opgeofferd worden aan de inspanning van zware, merendeels duistere verzen. Uw dochter op het Gymnasium heeft letterkundige belangstelling. Onlangs had U een boekje, dat zij gekocht had, in Uw handen. U bladerde nieuwsgierig: mijn zijdelingse mond zal woorden zeggen: dodenlied/stemband / ortolan / lievevrouwebedstro / tussen Scylla en Charybdis/liefste zo dwaas als liefste/lied om te leven of niet/lied.. Verder bent U niet gekomen. Vaag kwam een of andere regel uit de Gijsbreght in Uw herinnering boven. Ja, vroeger konden ze gedichten maken.. kom daar nu eens om!

De Nederlanders lezen geen gedichten: het is een uitspraak, die men van boekhandelaren, taalleraren en de dichters zelf menigmaal kan horen. Bertus Aafjes heeft eens er over geklaagd, dat 90% van alle lezers van gedichten ook makers van gedichten zijn. De taal verschijnt in het gedicht in haar schoonste vorm. Met ‘schoonste vorm’ bedoelen wij niet het resultaat van de vergoddelijking van het woord, zoals de Beweging van Tachtig die voorstond, maar veel meer de geladenheid en sterkte van taal, die het gedicht door zijn strakker ‘wetten’ in hoger mate biedt dan het proza. Het doodgewoonste woord kan in een gedicht onze gevoelens treffen. De dichter maakt de taal. Hij verstaat de kunst in woorden te kristalliseren al die diepe emoties, waaraan wij ten prooi kunnen zijn en die wij zelf niet kunnen uiten. Wij zoeken krampachtig naar woorden; als we niet tevreden willen zijn met een paar banale zinnen, zwijgen we, machteloos. In een goed gedicht worden de rijkste taalvermogens zicht-

Het Bestuur herinnert er aan, dat men uiterlijk einde Januari 1955 zijn contributie of abonnementsgeld voldaan moet hebben door overschrijving op postgiro-rekening 529740 ten name van de Ned. Uitg. Mij., wanneer men gedurende 1955 ons blad wenst te ontvangen. De contributie is voor leden het bedrag waartoe zij zich verbonden hebben (minimum f 2,50).
Het abonnementsgeld voor de lezers bedraagt f 2, -.
Ondernemingen en kantoren, waarvan het personeel een groepsabonnement heeft, zijn hun stambijdrage verschuldigd, plus f 1, - voor elk personeelslid dat zich voor het groepsabonnement heeft opgegeven.
Een aantal ‘lezers’ heeft, ondanks herhaalde aankondigingen in het maandblad, in 1954 inplaats van het met ingang van 1 Januari 1954 tot f 2, - verhoogde abonnementsgeld nog de oude bijdrage van f 1,50 of soms nog minder betaald. Ook zijn er gevallen, dat leden of lezers wel regelmatig de afleveringen van het maandblad ontvangen hebben, doch zelfs nu nog niet hun contributie of abonnementsgeld voldeden. Zij worden nu geschrapt, tenzij zij het achterstallige en voor 1955 verschuldigde alsnog betalen.
Het Bestuur heeft aan de Ned. Uitg. Mij. opdracht gegeven de afleveringen van Februari 1955 en de daarop volgende maanden niet te verzenden aan leden en lezers, totdat zij hun contributie of abonnementsgeld tot de juiste hoogte zal hebben ontvangen.
Het Bestuur vertrouwt op de medewerking van allen die ons maandblad op prijs stellen, opdat het zijn werk zonder verdere onnodige verliezen kan voortzetten. Voorts verzoekt het nog eens met nadruk, in geval van verhuizing of verandering van betaaladres, daarvan onmiddellijk kennis te geven aan de Ned. Uitg. Mij., Breestraat 117, te Leiden.
Voor de betaling van stambijdragen en deelnemersbijdragen van groepsabonnementen kan enig uitstel verleend worden, aangezien het Bestuur begrijpt, dat in die gevallen met het innen en overmaken van de verschuldigde bedragen enige tijd gemoeid is.
[pagina 2]
[p. 2]

baar. Wie nooit gedichten leest, doet zichzelf te kort. Nu is ‘de Nederlanders lezen geen gedichten’ een gevaarlijke algemeenheid. Wie zijn die ‘de’? Is er mee gezegd, dat juist de ‘Nederlanders’ zo zijn en niet bijv. de Fransen, de Engelsen, de Duitsers? U moet eens nagaan, hoeveel week- en maandbladen in Frankrijk op letterkundig gebied verschijnen, zegt de eerste. Weet U, dat U in Engeland in April al een kaartje moet bestellen voor een opvoering van Shakespeare in Augustus, zegt een tweede. Ik heb een doodeenvoudig Duits dienstmeisje gekend, die hele balladen van Schiller kon voordragen, zegt een derde. Wij kruipen bij dergelijke dodelijke argumenten in onze diepste schulp. Laten we ons maar niet gaan vergelijken met dat dichterlijke buitenland. Statistieken van het bierverbruik per hoofd in de Europese landen zijn mogelijk, statistieken van de versconsumptie lijken ons niet gemakkelijk samenstelbaar.

Dit ons, door alle kenners voor onpoëtisch versleten, volk heeft toch een uitgebreide lyriek, van de vroegste Middeleeuwen, toen de eenzame student op de kaft van zijn boek grabbelde ‘Hebban olla vogala nestas hagunnan’ tot onze eigen tijd aan toe, nu de ene bloemlezing van modernste dichters de andere afwisselt. Al bieden dan de gedichten uit oudere taalperioden te veel moeilijkheden, wij hebben op school toch ook de verzen uit de jongste tijd leren lezen? Hier, zal het koor van opvoeders antwoorden, ligt de oorzaak! Er is geen beschaafd land ter wereld, waar zo weinig lesuren voor de moedertaal zijn bestemd als in ons land. Wij hebben dit nooit kunnen controleren, maar moeten wel toegeven, dat het van een leraar bijv. in de HBS-B, die de toekomstige ingenieurs en artsen aflevert, te veel gevraagd is, als hij met zijn magere drie-uur-per-week zijn leerlingen behalve lezen, schrijven, spellen, spreken, ook nog het waarachtige waarderen van gedichten moet bijbrengen. Hadden de leraren meer tijd voor gedichten ter beschikking, dan zouden velen in hun latere leven niet het idee hebben, dat gedichten lezen een liefhebberij is voor half-garen.

Gedichten lezen betekent zich geestelijk inspannen. De zin is dermate geconcentreerd, het woord zo geladen met gevoelswaarde, de beeldspraak zo ondagelijks, dat de gemiddelde lezer het gauw opgeeft. Het werk van iedere dag is al inspannend genoeg. De zakenman, de arts, de ingenieur, de advocaat en zovele anderen, die in intellectuele beroepen werkzaam zijn en van wie uit hoofde van hun opleiding verwacht kan worden, dat zij deel hebben aan de letterkundige beschaving van ons volk, kunnen het zich niet veroorloven op de hoogte te blijven van de moderne poëzie. Zij hebben geen tijd. Men kan ook opwerpen, dat er geen behoefte aan poëzie is. Het leven is te luidruchtig geworden. De poëzie vraagt inkeer, beschouwing. Onze tijd vraagt actie: radio, film, televisie, sport, geld verdienen. Ondanks het feit, dat sommige dichtbundels, als Maria Lecina van Werumeus Buning, Parken en Woestijnen van Vasalis en Voetreis naar Rome van Aafjes, het tot een voor ons land zeer grote oplaag wisten te halen, is de poëzie, zoals Du Perron het zag, ‘een tijdverdrijf voor enkele fijne luiden’ gebleven. Het wil er bij ons niet in, dat dit in andere Europese landen minder het geval is. Dat een Duits dienstmeisje Das Lied von der Glocke kan opzeggen, maakt niet zo heel veel indruk op ons. Onze goede, vergrijsde tandarts kan nog alle bijvoegelijke naamwoorden opnoemen die in het Latijn de tweede naamval regeren en met de plaatsen langs de Transsiberische spoorweg komt hij ook heel ver.

 

De hedendaagse dichtkunst schept een merkwaardig gevaar. De moderne dichters registreren de nerveuze trillingen van onze tijd in hun verzen. Men zou verwachten, dat het lezende publiek oor heeft voor dit ritme. Integendeel, het wijst het af. Het grootste gedeelte van onze eigentijdse kunst is voor de meesten onverstaanbaar: de lezer heeft een tolk nodig om het vers te begrijpen en al zeggen de dichters nog zo luide, dat het vers niet geschreven wordt om het te laten verstaan, omdat onze tijd ook door niemand wordt verstaan, zij zullen alleen nog maar door gelijkgezinde mede-dichters gelezen worden. Natuurlijk is het bitter onrechtvaardig met een paar borreltafel-moppen de gehele moderne poëzie voor te stellen als een chaotisch gestamel zonder zin, gelijk het even onnozel is te zeggen, dat Picasso zich in niets van Jantje uit de kleuterschool onderscheidt, maar men kan van de lezer, die zich interesseert voor de ontwikkeling van de Nederlandse poëzie niet verwachten, dat hij een studie maakt van Eliot, Ezra Pound, Majakowskij, Michaux en anderen, die de moderne dichter gaarne aanhaalt ten bewijze van de stelling, dat onze Nederlandse poëzie zo hopeloos achter is geraakt. Het gedicht zal daardoor nòg meer dan vroeger een tijdverdrijf voor enkele zeer, zeer fijne luiden gaan worden. De lezer weet, dat de beeldspraak van 1955 niet die van 1855 kan zijn, zelfs niet die van 1945; hij weet, dat klanken en woorden een zelfstandig leven kunnen leiden; hij weet, dat het onderbewuste zieleleven in een vers klinkt; hij weet dat de deuntjes van Nicolaas Beets en de ‘schone’ sonnetten van Kloos in deze tijd van angst en dreiging en lelijkheid niet meer passen; desondanks faalt hij bij het lezen van moderne gedichten. Hij gooit het boek niet met een schaterlach in een hoek, maar legt het neer in het verlegen besef, dat hij tot deze hoogte of diepte nog niet geklommen of gedaald is en hij leest voortaan nooit meer een gedicht van de modernen. De moderne poëzie gebruikt graag het woord experimenteel. De dichters - wij bedoelen hen, die zich de vernieuwers voelen als de jonge mensen uit de jaren 1880-90 - experimenteren met woorden en klanken, zoals de wereld in talloze experimenten streeft naar een betere samenleving. Er zal zeker met deze dichterlijke experimenten veel gewonnen worden: er worden nieuwe gebieden van de taal ontdekt. De lezer zal ze ontdekken mèt de dichter. Wij vrezen echter, dat (voorlopig?) de weinigen die zich tot het lezen van gedichten aangetrokken gevoelen, voorgoed zullen worden afgestoten. Dat is voor onze beschaving een veeg teken. Dichters hebben lezers nodig,

[pagina 3]
[p. 3]

gewone lezers en niet alleen lezers die zelf ook gedichten schrijven.

De dichtkunst behoort een deel te worden van het dagelijkse geestelijke voedsel van de ‘intelligent but uninstructed reader’, zoals Madox Ford die noemde: de intelligente maar niet voor de dichtkunst opgeleide lezer. Dat is in het belang van onze taalbeschaving. Het experiment moge verder verwoed bedreven worden, als er maar niet te veel tijd over heen gaat, want dan is alles verloren. Wie nooit gedichten leest, doet zichzelf te kort. Ook de verzen van de jongste generatie moet men lezen. Zij heeft iets te zeggen, ook al kan zij ons weinig ‘schoonheid’ bieden. Maar zij moet kunnen klinken bij de lezer, anders is haar werk voor de nu levenden vergeefs, of het moest zijn, dat algemene aanvaarding of verwerping voor de kunstenaar in het geheel niet ter zake doet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken