Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 24 (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 24
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

Scans (5.48 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 24

(1955)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

Tien jaar na de bevrijding

Dit zal noodig zijn: dat wij allen, in eendrachtige samenwerking, trachten die waarden te behouden, die, buiten onze wil, ons niet ontvallen kunnen - waarden, die niet in geld zijn uit te drukken, maar zonder welke een volk niet kan voortbestaan.
Onze Taal, mei 1940.

In de eerste helft van deze maand zijn in ons land vele diep doorvoelde woorden bij het tiende herdenken van de bevrijding gesproken. Het is onze bedoeling niet daaraan iets nieuws toe te voegen. Zelden is in het Nederlands de blijdschap na de bevrijding zo schoon bezongen als in het gedicht van Bloem, dat wij U op de eerste bladzijde van dit nummer aanbieden. Ieder heeft in deze dagen met dankbaarheid aan de meimaand van tien jaar geleden gedacht; iedereen heeft weer, al is het maar een kort ogenblik te midden van de heilloze jacht naar geld en de nooit minder wordende sleur van alledaagse zorgen, de gelukkige waarheid doorleefd van te mogen behoren tot een vrij volk en te mogen wonen in een vrij land. Een vrij volk, een vrij land, een vrije taal. Na de storm van mei 1940 schreef P.C. Smit, de toenmalige redacteur van O.T. en de onvergetelijke werker voor ons Genootschap, dat wij die waarden moesten behouden ‘zonder welke een volk niet kan bestaan’. Bijna vierhonderd bladzijden heeft Smit tijdens de oorlog in O.T. volgeschreven, vrijwel geheel alleen. Ondanks tegenwerking van de bezetter - het ging immers fel tegen de germanismen! - ondanks nijpende papierschaarste, ondanks eigen zeer zwakke gezondheid, werkte Smit onverstoorbaar verder. Hij heeft er voor gezorgd, dat gedurende die vijf jaren geen enkele maand O.T. ontbrak, zelfs niet in de hongerwinter. Smit was volkomen onbaatzuchtig. Hij werkte louter uit liefde. Als hij een postzegel kon uitsparen door het nummer zelf weg te brengen, deed hij dat. In de oorlog groeide de belangstelling voor Onze Taal. Alleen de taal immers, het enige kenmerk van onze vrijheid, was nog over. Telde het Genootschap bij de oprichting enige tientallen leden, aan het einde van de oorlog waren het er vele honderden. Dit is het werk geweest van Smit. Bij de bevrijding in 1945 kon hij schrijven, dat er onnoemelijk veel gebroken was, ‘maar ongebroken is onze wil dat bezit te beschermen, welks waarde niet in geld is uit te drukken, maar zonder hetwelk een volk niet kan bestaan’. Te kort heeft Smit de vrijheid gekend. Nog geen drie jaar later stierf hij.

Onze Taal heeft nu enige duizenden lezers. Het is een klein blad - een groot mensenkenner heeft eens gezegd, dat alle bladen klein moesten zijn, dan worden ze tenminste gelezen.. - maar het heeft toegewijde lezers. Geen dag gaat voorbij, of de post brengt de redactie een aantal opmerkingen, aanmerkingen, vragen en soms een enkele toejuiching. Dat is een gezond verschijnsel. Het is goed van de taal te houden, beter is het regelmatig elke maand een taal-inenting te krijgen, ook al roept men wel eens au! of al deugt de entstof niet altijd. Natuurlijk neemt men woorden van andere talen over, vooral nu ons land sterk internationaal gebonden wordt. Dit is altijd zo geweest en het Nederlands is er rijker door geworden. Het overnemen van buitenlands taalgoed kan echter dermate toenemen, dat het eigene dreigt te verstikken. Tegen het klakkeloos napraten en het verkeerd vertalen kwam verzet en daartegen is nog steeds verzet. De germanismen zijn niet uitgestorven, zoals men dat voorspelde kort na de oorlog. Integendeel: ze steken hun weerzinwekkende kop weer op. Het schriftelijke en mondelinge contact met Duitsland is hersteld. De toeristen gaan de grens over, van links naar rechts en van rechts naar links. Dagbladschrijvers, vertalers, technici, correspondenten verbreiden het valse Nederlands. meestal onbewust, in de gauwigheid van hun dagelijkse taak; het moet af: de zetter wacht, de drukker wacht, de lezer wacht.. Engelse en half-Engelse woorden daveren in alle rangen en standen van de bevolking. Het lijkt een wanhopige taak voor ons en, heel eerlijk gezegd, we hebben wel eens tegen de verleiding moeten vechten de bijl met een boze klap neer te smijten.

Vijfduizend lezers van Onze Taal, het lijkt een groot getal, in werkelijkheid is het een zeer klein getal. Er zijn een vijftien miljoen Nederlands-sprekenden. Dat wil dus, ruwweg becijferd, zeggen ongeveer een op de tweeduizend volwassenen, of anders uitgedrukt: dat betekent, dat in een stad van 200.000 inwoners er slechts honderd aanhangers van Onze Taal te vinden zijn. Wat vermag dit luttele aantal? Twee grote problemen houden het bestuur van ons Genootschap voortdurend bezig:

1.Hoe kan het Nederlandse volk een diepere taalbeschaving worden bijgebracht?
2.Hoe kan het werk van Onze Taal meer onder de bevolking verbreid worden?

Er zijn er, die bij de eerste vraag onmiddellijk klaar staan met het antwoord: beter onderwijs! Wij geloven, dat deze antwoorders hun snelheid wat moeten matigen. Zonder het geweldige belang van goed taalonderwijs te onderschatten, zouden wij de hoofdoorzaak van het slechte taalgebruik, ook en vooral van hen, van wie men het qua opleiding en functie niet zou verwachten, in de tijd ná het lagere en middelbare onderwijs willen zoeken. In die tijd immers rijpt de mens als taalgebruiker, dàn moet hij door en in de beroepservaring belangstelling en verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van de taal gaan krijgen. Hij kan dat onmogelijk hebben, ‘als de jongenskiel nog om de schouders glijdt’. Voor de scholieren van de middelbare school is het Nederlands meestal niet meer of minder dan alle andere vakken. Na de school komt het er pas voorgoed op aan. Daarom zouden wij alle grote of

[pagina 19]
[p. 19]

kleine Nederlandse bedrijven, ondernemingen en ambtelijke instellingen willen bereiken. Gelukkig hebben wij bij ons werk de onwaardeerbare grote steun van enige Nederlandse bedrijven ondervonden en wij ondervinden die nog steeds. Hun voorbeeld moet echter gevolgd worden. Positieve taalbeschaving en dan van de verantwoordelijke personen, die in het openbare taalleven de ‘sleutelposities’ bezet houden. Wat geeft het, of hier en daar iemand meewarig glimlacht om de fashion tips for gentlemen, als de kledingindustrie zelf geen vin verroert om haar reclame in een verstaanbare taal te zetten? Wat geeft het, of iemand ergens in een krant een rode streep onder het zoveelste germanisme zet, als de dagbladschrijvers zelf niet beseffen, welke taalverantwoordelijkheid ze dienen te hebben? Wat geeft het, of er mooie lijsten zijn, die de techniek ont-duitsen, als de voorstellen voorstellen blijven?

Bij de beantwoording van de tweede vraag komt onwillekeurig bij ons op het spreekwoord: onbekend maakt onbemind. Ons is het vaak overkomen, dat iemand wel belangstelling had voor de taal, maar niets van Onze Taal afwist. Men, de grote, vage, ongrijpbare men, kent Onze Taal niet. In de kiosken is wel Confidenties, maandblad voor sterke liefdesverhalen, verkrijgbaar maar Onze Taal niet. Ja, sterker nog: in de grootste kiosk van de hoofdstad en de hofstad is wel het Franse Vie et Langage te vinden maar Onze Taal niet. Er is ook nog een heel gering percentage van mensen, die zo wel eens van ons werk gehoord hebben, maar dan in de geest van ‘o ja, die grappenmakers die alle vreemde woorden willen afschaffen’ of van ‘zijn dat niet die lui die alles beter weten en zelf daarbij de grootste fouten maken?’ of van ‘ongevaarlijke maniakken die de stijve boord uit Jacob van Lennep zijn tijd willen invoeren’. Wij hebben dergelijke opvattingen wellicht aan ons zelf te wijten. Heus, we zijn niet onfeilbaar en we hebben ons zelf nog nooit de tien voor Nederlands gegeven. Wie weet is de invloed van dat percentage omgekeerd evenredig aan de grootte. Nu is ook in die kring in de laatste jaren een kentering te bespeuren, maar moeilijk, o zo moeilijk is het een ingeroest vooroordeel af te slijpen. Het feit blijft bestaan, dat we te weinig bekend zijn. Al hebben wij (nog?) geen lust om met een vliegtuigje, waarachter ‘schrijf je moerstaal’ wappert, boven een propvol Olympisch Stadion te vliegen of boven het Scheveningse strand op een hete Zondagmiddag, een beetje luider aan de weg timmeren mogen wij wel, want, onder ons gezwegen, ‘onbekend maakt onbemind’ is wel onze eigen schuld. Van tijd tot tijd gaven wij onze leden de raad een paar nieuwe leden aan te werven, een enkele keer kwam er een bescheiden advertentietje in een bescheiden krantje, maar meer hebben we ook niet gedaan. Kortom, wij hebben wel een grote mond gehad in ons blad, maar aan de openbare weg hebben we met een hamer van vilt getimmerd en dat nog niet eens tot we buiten adem waren.

 

Het bestuur van het Genootschap acht nu de tijd rijp om naar buiten op te treden. In het tiende jaar na de bevrijding, aan de vooravond van het vijf en twintigjarig bestaan van Onze Taal. Het zal dit doen, niet om ‘zieltjes te winnen’, maar om de grote zaak zelve: een vrije taal van een vrij volk in een vrij land. Wij propageren geen ideaal, waarvoor wij ons behoeven te schamen. Het is geen schande voor zijn taal op te komen. Wij streven geen winstgevend doel na. Niemand wordt van ons werk rijker. Onze kas wordt 'er door alleen maar armer. Ware het niet, dat Smit in de jaren voor de oorlog zulk een handige en zuinige geldbewaarder was geweest, wij hadden al lang moeten ophouden, want dat er de laatste jaren geld bij moet, is U toch bekend. Al is er een mogelijkheid in de toekomst onze geldelijke basis steviger te maken, helemaal zeker van de verwezenlijking dier mogelijkheid is het bestuur niet.

 

Op Zaterdag 15 October van dit jaar zal in het Instituut voor de Tropen te Amsterdam door ons Genootschap een Taalcongres georganiseerd worden. Die dag zal heten:

Taaldag: Congres voor verantwoord Taalgebruik.

Wij zullen uitnodigen onze leden en verder vooral die Nederlanders buiten ons Genootschap die, uit hoofde van hun beroep of hun ambt, geacht kunnen worden een grote invloed op ons volk te hebben. Wij denken aan de handel, de nijverheid, de overheid, de banken, de pers, de radio, de voorlichtingsdiensten. Wij willen met de personen uit deze en nog vele andere kringen overleggen, hoe wij het grote beschavingsgoed, dat wij in onze moedertaal bezitten, zuiver kunnen bewaren en verder tot ontwikkeling kunnen brengen. Het zal, bij ons weten, de eerste keer in Nederland zijn, dat een dergelijke dag wordt gehouden. De Vlamingen zijn ons op dat punt ver voor. Daar immers was en is een taalstrijd, maar mogen wij in ons land ook niet langzamerhand van een taalstrijd gaan spreken? Op die dag zullen er een viertal korte inleidingen gehouden worden:

Prof. W. Krul, uit Delft, zal spreken over Taal en Techniek,
Prof. G. van Es, uit Groningen, zal de spanning tussen Voorschrift en Werkelijkheid behandelen,
Dr. J. Leenen, uit Brussel, zal de toekomst van onze taal in België schetsen,
Prof. G. Stuiveling, uit Amsterdam, zal het belang van een Verantwoord Taalgebruik uiteenzetten.

Wij nodigen U uit nu reeds in Uw eigen omgeving de aandacht op deze betoging voor de Nederlandse Taal te vestigen. Deze eerste taaldag moet het begin worden van een traditie. Dan is ons volk er misschien van te overtuigen, welke beschavingsbelangen op het spel staan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken