Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 27 (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 27
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (6.90 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 27

(1958)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

[Nummer 3]

Nieuwe heren, nieuwe wetten?

OPROEP TOT DE JAARLIJKSE LEDENVERGADERING
Deze zal gehouden worden op zaterdag 26 april e.k., des namiddags te 3.30 uur, in café-restaurant Den Hout, Bezuidenhout 11-13 te 's-Gravenhage. Aan de orde zijn de jaarlijkse mededelingen en verslagen. Daarna zal de redacteur een voordracht houden over ‘Vreemde woorden in het Nederlands’.

De krantenlezer moet zich sinds enige maanden wel in een wonderlijke wereld van de toekomst verplaatst voelen. In allerlei populaire artikelen krijgt hij visioenen te lezen over de zegeningen van de kernenergie, de automatisering en de ruimtevaart. Al lezende wordt hij vervuld van een diepe bewondering voor de mensen die zo ver in hun wetenschap gevorderd zijn dat hij hun veroveringen met de vage herinnering aan zijn schoolkennis van dertig, veertig jaar geleden op geen stukken na meer kan volgen. Inderdaad, de verandering en de winst in de natuurwetenschappen gaan stormachtig verder. Wat een ontdekkingen, wat een mogelijkheden. Is het zo vreemd dat er miljoenen worden uitgegeven voor dit onderzoek?

 

Tegenover de natuurwetenschap staat de geesteswetenschap en daarbij behoort de taalkunde thuis. Van de veranderingen in de taalkunde weet de krantenlezer zo goed als niets. Dat niet alleen, er is nog iets merkwaardigs. Vindt hij het heel normaal dat de leerboeken in de verschillende natuurwetenschappen een geheel andere inhoud hebben dan die uit zijn jeugd van veertig, vijftig jaar geleden, hij verzet zich hevig als hij merkt dat het taalboekje van nu niet meer dezelfde regels geeft als hij moeizaam in zijn schooljaren geleerd heeft. Als hij een goed stilist is en zijn kleinzoon een kromschrijver, o wee, dan hebben die nieuwe taalboekjes het gedaan, want wij hebben vroeger goed onderwijs gehad en tegenwoordig mag alles: naamvallen bestaan niet meer, de hoge heren hebben de geslachten afgeschaft, strenge zinsontleding is er niet meer bij, de spelling is een onleerbare ratjetoe, groter als wordt goed gerekend, de heren worden verzocht is normaal... geen wonder, verzucht hij, dat ze tegenwoordig niet meer kunnen schrijven.

 

Hoe komt het dat we de mannen in de witte jassen het onmiddellijk vergeven als ze hun theorieën van eergisteren overmorgen ter zijde gaan schuiven, terwijl we van de taalkundigen verwachten dat ze museumsuppoosten zijn? Museumsuppoosten die nauwgezet ervoor waken dat alles op de plaats blijft waar het al honderden jaren staat... Het antwoord is niet moeilijk. We menen dat we van onze eigen taal genoeg weten om er het leven mee door te komen; we denken, spreken, ja dromen zelfs in die taal. We hebben in onze jonge jaren de regels van het spel geleerd, thuis en op school; onze onvoldoendes zijn we vergeten, we zijn nu sterk in de leer en ergeren ons aan de fouten van een ander. De gehele geestelijke erfenis van onze voorouders ligt in de door ons geleerde regels, voor het stellen en voor het spellen, vastgelegd en een aanval daarop levert een pijnlijke breuk in de heilige traditie op. Nog veel erger: de technicus heeft ons in een ruime eeuw in staat gesteld ons voort te bewegen sneller dan het geluid; de resultaten van zijn werk zijn voor iedereen zichtbaar, maar de taalkundige heeft de goede, oude spraakkunst alleen maar bedorven.

Leken die belangstelling hebben voor taalkwesties en die hun best doen zo goed mogelijk hun taal te gebruiken, ondervinden dikwijls een teleurstelling als

[pagina 10]
[p. 10]

ze moderne taalkundigen horen spreken of hun geschriften lezen. Zo kan de taalkundige op goede gronden betogen dat in onze taal geen ‘koppelwerkwoord’ bestaat. Daarmee gaat voor de leek iets vertrouwds en iets dierbaars uit zijn jeugd weg. Het rijtje van de negen: zijn, worden, schijnen, lijken enz. zit nog muurvast in zijn geheugen en nu blijkt ineens dat zijn inspanning vergeefs is geweest. Maar het Latijn dan, het Frans? Zo luidt zijn tegenstand. Hij vergeet dat hij het over het Nederlands heeft.

Het zou ons veel te ver voeren dit warnet van wantrouwen tegenover de nieuwe taalkunde te ontwarren. In hoofdzaak zit ons ons onderwijs van vroeger dwars. Heerst er niet de mening dat het ouderwetse taalonderwijs ons goed schrijven leerde en dat al dat nieuwe normloze gedoe de schuld ervan is dat de jonge generatie niet meer kan schrijven? Het is heel erg jammer dat deze opvatting bij zovelen gemeengoed is geworden. Eigenlijk zouden wij er blij om moeten zijn dat al die bijgelovigheden en al die folklore in letter en klank langzaam worden opgeruimd. Maar de mens geeft niet graag een stuk traditie prijs en hij staat gauw klaar degene die iets durft aanvallen van zijn persoonlijke taalopvattingen, van cultuurschennis te betichten.

In een voordracht heeft onlangs prof. dr. E.M. Uhlenbeck gezegd: ‘Zolang wetenschappelijk onderzoek van Neerlandici niet uitgewerkt heeft in detail en aan de hand van een grote hoeveelheid Nederlands taalmateriaal welke wetmatigheden, welke syntactische structuren in het alledaagse Nederlandse taalgebruik aanwezig zijn, zolang kan de Nederlandse leraar weinig doen’. Hiermee raakt prof. Uhlenbeck de kern van het probleem aan: er is nog te weinig bekend! Bladert men eens in taalkundige vaktijdschriften, dan ziet men hoe gering het aantal onderzoekingen over de beschaafde, gesproken omgangstaal is, in vergelijking met het aantal artikelen over teksten van honderden jaren geleden. Natuurlijk willen wij niet beweren dat deze laatste soort onbelangrijk is, verre van dat, maar wij vinden het van meer praktisch nut voor de gewone taalgebruiker nu eens te weten welke plaats de veel gehoorde maar nooit geschreven constructie ‘die jongen kun je mee praten’ in ons taalsysteem heeft. Dat die constructie dagelijks gebruikt wordt, ook door keurig en correct sprekende mensen, is een onbetwistbaar feit. Geen mens die zo iets durft schrijven, geen schoolspraakkunst die daarop ingaat. Het is vrij gemakkelijk een taalzuiveringsboekje samen te stellen waarin we opnemen: schrijf niet: de jongen kun je niet op vertrouwen, maar: op die jongen kun je niet vertrouwen. In een onlangs verschenen taalkundig werk heeft een onderzoeker maar liefst dertig bladzijden aan dit type gewijd. Uit zijn nauwgezet en objectief onderzoek blijkt dat men zo'n zinnetje niet verontwaardigd mag wegblazen als slordig, onzuiver, onlogisch, praterig Nederlands maar dat het in uitwendige en inwendige bouw onderworpen is aan een stel zeer ingewikkelde regels.

Hoe dieper men gaat in het onderzoek van de levende taal, des te meer ontdekt men hoe verfijnd het systeem van de taal is. Wat weten we er nog maar weinig van! De theorieën over de kernenergie zijn tot in vlotte jongensboeken gepopulariseerd, de nieuwe taalkundige theorieën blijven voor de belangstellende leek voorlopig een gesloten boek. De weinige onderzoekers schrijven hun wetenschappelijke vaktaal in hun vaktijdschriften. Het grote publiek komt er zo goed als niets van te weten en juist dit publiek heeft zo'n dringende behoefte aan voorlichting daar het iedere dag weer voor moeilijkheden in het taalgebruik komt te staan.

Kijkt u eens in uw eigen boekenkast of in die van uw vrienden. Staat erin een Nederlandse spraakkunst? U vindt bij uw buurman een linguafooncursus Frans, bij uw vriend die naar Zanzibar vertrekt een boekje Teach Yourself Swahili, bij uw neef een flinke turf over Engelse handelscorrespondentie, maar bij géén van hen een Nederlandse spraakkunst. Ja, wel een woordenboek, want met puzzels is nog wel eens iets te verdienen. Kent u eigenlijk een goede Nederlandse spraakkunst? Die schoolboekjes zijn allang tot stof vergaan. In uw herinnering ziet u nog de inktvlekken erop, die dictees met d en dt, die invuloefeningen waaraan u zo'n hekel had...

Er wordt ons uiteraard nogal eens gevraagd een paar titels te noemen van een Nederlandse spraakkunst. Het antwoord daarop behoeven wij nooit schuldig te blijven, want er bestaan er genoeg. Te weinig zijn er echter die aan de schoolse sfeer en aan de klassieke Latijnse indeling kunnen ontkomen. Wij missen eigenlijk een handig, prettig boekje, een soort Spraakkunst voor Volwassenen. Het is symptomatisch voor de stand van zaken. Het is nu eenmaal veiliger op grond van oude teksten vast te stellen welke regels er gelden voor het gebruik van ‘welker, welks, welken’ dan het gevaar te lopen te worden uitgekreten voor taalschender, daar men de waarde van het negentiende-eeuwse verbod van ‘om’ (hij weigert om te schrijven) op goede gronden in twijfel trekt.

Nieuwe heren, nieuwe wetten..? Het betekent voor ons waarachtig een offer aan te nemen dat sommige regels uit onze jeugd geen enkele geldigheid blijken te bezitten. Het betekent voor ons een stuk objectiviteit en zelfbeheersing als wij de schuld van achteruitgang in taalcultuur niet aan de moderne taalkundigen geven. Taalkunde is hun vak, zeker niet minder moeilijk dan kernenergie of ruimtevaart. Zij moeten zich beroepen op de feiten. Het gebruik zegt wat goed of slecht is in een taal. Zij moeten de durf hebben voor hun mening uit te komen en niet het publiek naar de mond te praten.

Het is te hopen dat vele jonge taalkundigen zich aangetrokken voelen tot het onderzoek van onze levende taal, de taal van nu, van ons. Een grote achterstand moet nog ingelopen worden. We moeten nog veel meer weten over de beschaafde, gesproken taal en vooral over de verhouding van ‘wat je zegt’ en ‘wat je schrijft’. Een enkeling kan zo'n werk nooit tot stand brengen; er moet opheldering komen over talloze punten, er moet moeizaam detailonderzoek verricht worden.

De leden van ons Genootschap kunnen daarbij helpen. Zij staan dagelijks voor de moeilijkheden in de prak-

[pagina 11]
[p. 11]

tijk. Stuur ons zoveel materiaal als u wilt. Stuur ons vragen over wat goed en fout is. Maak de gevallen van twijfel bekend. De taalkundigen zitten te veel met hun neus op de schrijftafel, zij weten te weinig van wat de taalgebruiker aan werkelijk lastige gevallen ontmoet. Wij willen uw vragen graag bekend maken en doorgeven. Ook uw bezwaren tegen... nieuwe wetten. Wij achten het verkeerd als de ene kant van de tafel mag decreteren en de andere kant moet slikken.

Op die manier is het mogelijk dat de nieuwe heren hun voeling met de werkelijkheid niet verliezen. Wij zouden het van onze huisarts niet prettig vinden als hij zich wel beroemde op de juiste diagnose maar vergat ons een tabletje te geven. In zaken van taal moet men opgevoed worden, kan een bepaalde politiek bedreven worden. Met ingewikkelde termen van ijle wetenschap alléén komen we er niet. Het zou noodlottig zijn als het publiek in de waan bleef verkeren dat ‘alles mag’. Wat on-Nederlands is, mag namelijk nooit. Het is de taak van de moderne taalkundigen ons te leren welke de wetten van het taalgebruik zijn. De theorieën van de studeerkamer zijn nodig, maar zonder wetten, zwart op wit, liefst zonder uitzonderingen, kunnen we het niet stellen... of ze nu van oude dan wel van nieuwe heren komen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken