Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 30 (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 30
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 30Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 30

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

Scans (7.79 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 30

(1961)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

[Nummer 5]

Onze Taal dertig jaar

Op 16 mei 1931, deze maand dus dertig jaar geleden, kwam in het Centraal Hotel, Stadhouderskade Amsterdam, een dertigtal personen bijeen ‘tot het voorbereiden der oprichting van een taalgenootschap’. De initiatiefnemer was wijlen de heer C.K. Elout, een bekend Amsterdams journalist die in enige artikelen in het Algemeen Handelsblad had gestreden ‘tegen de toenemende verontreiniging van onze taal, in de eerste plaats tegen het voortdurend in grooter mate binnendringen van germanismen’. Denk aan de jaren dertig: de snel groeiende politieke macht en druk van het Duitse Rijk die zich ook in ons land duidelijk merkbaar maakten! Elout was behalve een groot kenner van de Nederlandse geschiedenis en beschaving ook een idealist. Hij durfde te strijden voor zo iets abstracts als de ‘taalzuivering’ in een tijd dat er toch heus wel dringender problemen aan de orde waren. Toch had hij waarschijnlijk nooit succes kunnen boeken als hij niet in aanraking was gekomen met een Amsterdamse koopman, P.C. Smit jr., die een bijzonder fijn taalgevoel had en beschikte over een - voor een leek - grote kennis van de taalwetenschap. Smit heeft vrijwel al het werk op zich genomen: hij schreef de eerste jaargangen vol, zijn kantoor leek meer op het ‘hoofdkwartier’ van het maandblad dan op een handelskantoor.

Drie dingen werden in de eerste vergadering al direct ter discussie gesteld en ze zijn eigenlijk alle afgelopen dertig jaren even belangrijk gebleven. Ten eerste: de ‘gezagskwestie’. Elout betoogde met grote nadruk dat de leiding van het genootschap zou ‘staan of vallen’ met de deskundigheid. Het Genootschap wilde een genootschap van leken, van taalminnaars zijn. Het had geen behoefte aan een taalkundig vakblad; daarvan waren er immers genoeg en met wetenschappelijke artikelen over moderne taalverschijnselen of historische taalkunde zou men nooit een uitgebreide lezerskring kunnen opbouwen. Trouwens, het voornaamste was de praktijk en niet de theorie. Om begrijpelijk en verontschuldigbaar geliefhebber in taalzaken tegen te gaan wensten de stichters deskundige leiding van mensen die de Nederlandse taal als studievak beoefenden.

Het tweede punt was de kwestie waar aanvankelijk alles om draaide: de germanismen. Wie kon uitmaken of een woord als germanisme beschouwd moest worden of niet? Besloten werd de woorden waarover men twijfelde, voor te leggen aan de hoogleraren in het Nederlands en hun uitspraak (‘de meeste stemmen gelden’) zou de doorslag geven. Sommigen wilden veel verder gaan, ze wilden op intellectueel en cultureel gebied de wapens opnemen tegen alles was ‘Duits’ (1931!) was. Tekenend voor de stemming in die eerste vergadering was bijvoorbeeld een hartekreet van een der aanwezigen dat men tegenover een taal ‘die het woord rücksichtslos bezit’ geen égards mag hebben! (Misschien is er iemand ter vergadering geweest die opponeerde dat er ook een woord rücksichtsvoll bestond en dat het woord rücksicht in het Nederlands niet zo gemakkelijk te vertalen was..). Men zag echter in dat men politieke voorkeur en afkeur, hoe begrijpelijk ook, met alle mogelijke moeite buiten de discussies over taalzaken moest trachten te houden. Tegen de zin van Elout in besloot men zich niet te beperken tot de germanismen, maar de gehele taal in het werk van zuiveren en opbouwen te betrekken.

Ten slotte: moest het genootschap naar buiten optreden of niet? Moest men min of meer officiële terechtwijzigingen geven aan taalgebruikers die zich te buiten gingen aan grove veronachtzaming? Het genootschap

[pagina 34]
[p. 34]

begon bescheiden: men wilde vooral een groep vormen van mensen die onderling over de taal van gedachten wilden wisselen en geen organisatie die naar buiten, met kracht en recht van spreken, haar stem zou laten horen.

Zo kwam men tot de eerste formulering ‘dat thans is opgericht het Genootschap Onze Taal, welk genootschap ten doel heeft, in de eerste plaats door onderling verkeer, maar zoo mogelijk later ook naar buiten, de onzuiverheden in de Nederlandsche taal te bestrijden. welke bestrijding zich in het bijzonder - in dit tijdsgewricht - keert tegen het gebruik van germanismen.’ Het idee van Elout is vruchtbaar gebleken. Ondanks alle moeilijkheden die elke organisatievorm nu eenmaal met zich meebrengt, ondanks felle aanvallen van buiten, ondanks eigen fouten en tekortkomingen is het Genootschap niet alleen blijven bestaan, maar is het uitgegroeid op een wijze die de oprichters wellicht niet eens hadden durven voorspellen. Van de ‘werkers van het eerste uur’ is vorig jaar Ir. J. Duyvis, jarenlang voorzitter, tot erelid benoemd. Dit jaar is Ir. J. Smits afgetreden als secretaris. In hem verliezen we een toegewijde secretaris die met onverflauwde ijver en origineel initiatief het Genootschap van het begin af aan heeft gediend. Gelukkig blijft hij nog lid van het bestuur; een niet minder gelukkige omstandigheid is dat een bekwaam man als H. Baron van Lawick zijn plaats heeft ingenomen. Als bestuurslid is de heer S. Wehrens uit Amsterdam afgetreden; dertig jaar lang is hij lid van het bestuur geweest, wij zijn hem heel veel dank verschuldigd.

Van ‘officiële terechtwijzigingen’ is (gelukkig) niets gekomen. Wel heeft ons genootschap een zeker gezag verworven; het woord gezag klinkt wat te zwaar, te ambtelijk. Wij bedoelen eerder dat aan onze ‘geheel vrijblijvende’ adviezen een zeker gewicht wordt gehecht. Wie zou trouwens in zulke subtiele en dikwijls van particulier inzicht en smaak afhankelijke kwesties als taalzaken van echt gezag willen spreken? Van het begin af aan hebben wij ons toegelegd op ‘gedachtenwisseling’ en al te zwaarwichtige leerstelligheid hebben wij althans getracht te vermijden. Gehoorzaamheid aan de regel mag niet ontaarden in slavernij. Men moet niet de regel om de regel aanbidden: de taalgebruiker behoort een grote mate van vrijheid te hebben om, in overeenstemming met de aard van zijn onderwerp en van zijn publiek, te kunnen zeggen niet alleen wat maar ook hoe hij het wil.

Zoals wij al eens eerder hebben beweerd, geloven wij niet aan de uitspraak dat taalzuivering niet veel meer is dan een ‘instinctief verweer tegen onontkoombare vervlakkende uniformisering en nivellering’. Het zoeken naar normen, naar regels, taalverzorging dus, lijkt ons een natuurlijk gedrag van een taalgemeenschap. Wat wij spreken of schrijven, is voor een ander bestemd en in die verhouding tot een ander ligt reeds de mogelijkheid van een norm: wij willen laten zien dat we weten ‘hoe het eigenlijk hoort’. Dat in het werk van het speuren naar normen en het verspreiden ervan een spoor van romantische vaderlandslievendheid voorkomt, wie zal dit ontkennen? Ook die liefde tot de eigen taal - het trekken van grenzen met het andere, de aanhankelijkheid aan de traditie, de schroom om met het verleden te breken, zou tot dat natuurlijke gedrag van een taalgemeenschap kunnen behoren. Hoe dan ook, wij schamen ons er niet voor.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken