Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 32 (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 32
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 32Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 32

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

Scans (8.09 MB)

ebook (3.44 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 32

(1963)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De leraar met het grote grijze oog

Ook dit voorjaar, toen de vogels af en aan vlogen in de bomen op de speelplaats, hebben ontelbare Nederlandse hbs'ers en gymnasiasten zich in hun zondagse kleren aan speciale tafeltjes te schrijven gezet. Twee en een half uur kregen zij toegemeten voor een examenopstel.

Nederlandse kinderen schrijven examenopstellen op notariële foliovellen. Is het soms het vele wit dat hen opjaagt om vooral veel tekst te produceren? Een beknopt opstel is een zeldzaamheid tussen het examenwerk.

Maar naast die gelijkmatigheid in volume beginnen zich andere punten van overeenkomst te repeteren, ongeacht de keuze van de titel, namelijk bepaalde stijlvormen en een structuurverschijnsel van zeer bedenkelijk gehalte. Het lijkt of de losse praattoon de laatste jaren de overhand gaat krijgen. Dit zou een winstpunt kunnen betekenen, indien dit betekende soepelheid die stijfheid overwint, en een gezonde, eerlijke woordenkeus die boekentaal en stadhuiswoorden verdrijft. Maar de gesignaleerde vlotheid en woordenrijkdom schijnt juist geen enkele waarde toe te voegen, integendeel.

Leest men een vrij willekeurig gekozen examenopstel hardop voor, dan hóórt men opeens de bron: de prietpratende heren van een televisieforum.... ‘Het is immers zó dat inderdaad in het vlak van neemt u nou eens inderdaad toch wil ik erop wijzen inderdaad dus kunnen we tenslotte zeggen dat hoewel zeer zeker inderdaad....’ De opstelmakers schrijven: ‘Het onderwerp dat ik hier wil behandelen is inderdaad van het grootste belang...’ (De overtreffende trap is inder-

[pagina 55]
[p. 55]

daad het zachtste voedsel dat de microfoon kan verwerken.); ‘Nemen we de Middeleeuwen (willekeurig te vervangen door: de reclame, de oecumenische beweging, Europa, de aardgasbel, de opvoeding thuis, de oorlog) dan zien we....’ ‘Inderdaad, dit is zeer zeker het geval, maar we dienen (naar believen toevoegen: tenslotte) ook te bedenken...’ en wat dan volgt is nimmer denkwerk.

De vlotheid en bespraaktheid blijken te berusten op een gedachteloos invoeren van allerlei zinswendingen en formules die tot niets verplichten en waarvan de enige rechtvaardiging is... dat anderen ze ook zo vlot en zinloos aan elkaar doorgeven bij een publieke discussie. Gebakken wind is het, meer niet.

De structuur van een niet gering aantal opstellen vertoont een verwant verschijnsel uit dezelfde bron. Wat men te zeggen heeft, wordt niet geboden in een doordachte betoogtrant. Niet zelden ontbreekt iedere logische voortgang. Men vult slechts de geboden tijd (en foliovellen) met zoveel mogelijk woorden om te demonstreren dat men iets weet te berde te brengen over het aangeroerde onderwerp.

Begrijpelijk is het, dat de man die onder hete lampen voor een televisiecamera zit en een vraag krijgt toegespeeld, maar één obsessie kent: praten, woorden zeggen, desnoods freewheelend met lange tiraden om bedenktijd te winnen, bedenktijd die hij namelijk onder geen beding mag vinden in een moment van zwijgen. Zijn praatvaardigheid heeft bij de kijkers reeds daarom betekenis omdat ze wordt uitgezonden; de vlotheid staat voorop in de waardering van de kijkers en vermoedelijk ook in de zelfwaardering van de sprekers. De studiolampen spuiten licht op de vertoning, de show, maar zijn onmachtig om denkkracht, denktucht en de architectuur van een betoog te doen uitschijnen.

De jonge kijker, niet toegerust met een geoefend onderscheidingsvermogen, is te imponeren met de vlotheid alleen. Hij ziet talloze onderwerpen, even gevarieerd als zijn opsteltitels, in vlotte prietpraat afdoen door een groepje heren dat met opzet zo heterogeen mogelijk is samengesteld, maar ook zo dat de kans op een rechtlijnig samenhangend betoog bij voorbaat is uitgesloten. Wat vermag de leraar nog in die situatie met de paar uur die hij kan besteden aan de behandeling van opstellen? De leerlingen hebben er voor dat onderdeel van hun vorming een leraar bijgekregen, een leraar thuis, met één groot grijs oog.

J.B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken