Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 39 (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 39
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 39Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 39

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (8.82 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 39

(1970)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hebben en zijn

Overgankelijke werkwoorden worden met hebben vervoegd in de bedrijvende vorm: ik heb mijn werk gemaakt.

 

Onovergankelijke werkwoorden worden in de bedrijvende vorm met hebben, soms met zijn vervoegd:

ik heb gewerkt, ik ben gekomen.

 

Men kan inderdaad zeggen: wij hebben gewandeld en wij zijn gewandeld. Wat is hier het verschil?

 

a.Werkwoorden die een toestand of handeling uitdrukken: hebben; hij heeft geslapen, hij heeft gehandeld;
b.Werkwoorden die een verandering van de ene in de andere toestand uitdrukken: zijn;
hij is gestorven (van levende tot dode toestand),
hij is gegroeid (van klein groter geworden);
c.Werkwoorden die een beweging, een verandering van plaats, uitdrukken: hebben of zijn. Hebben wanneer meer de beweging zelf is bedoeld, zijn wanneer meer aan het gevolg van de beweging wordt gedacht:
hij heeft de hele ochtend gefietst (hij heeft urenlang een trapbeweging gemaakt); hij is naar Brabant gefietst (hij is per fiets daar aangekomen).

Uit het gebruik wordt de regel gedestilleerd. Probeert men de regel toe te passen, vooral in ogenblikken van onzekerheid, dan voelt men pas hoe fijn geschakeerd dit hulpmiddel van de voltooide tijd is; soms zelfs zo fijn dat we nauwelijks een verschil merken. Dan zijn er in een taal altijd wel bijzondere gevallen te vinden waar de kant-en-klare regel niet zo precies op past of waarbij een nadere uitleg vereist is. Hier volgen een paar werkwoorden:

 

beginnen - als onovergankelijk werkwoord steeds zijn: hij is begonnen als timmerman; wij zijn aan onze thema begonnen; zij zijn begonnen met staken, - als overgankelijk werkwoord zijn zowel als hebben: ik ben dat werk met tegenzin begonnen; wat zijn we begonnen!
Volgen, navolgen - in letterlijke betekenis (achternalopen) zowel zijn als hebben: we hebben de ontsnapte lang gevolgd; de politie is hem precies gevolgd,
Het achtste grote
Taalcongres
van het Genootschap Onze Taal wordt gehouden in
Scheveningen
KURHAUS
Zaterdag 17 oktober 1970
*
Houdt u alvast die datum vrij?
[pagina 36]
[p. 36]
- in figuurlijke betekenis (luisteren naar, nadoen) steeds hebben: ik heb de spreker met grote aandacht gevolgd, ze hebben het verkeerde voorbeeld gevolgd.
opvolgen - in de betekenis ‘komen na iemand’ zowel zijn als hebben: Willem III heeft Willem II opgevolgd, wie is deze burgemeester opgevolgd?
- in de betekenis ‘gehoorzamen’ steeds hebben: jij hebt mijn bevel niet opgevolgd, ik heb zijn raad nauwkeurig opgevolgd.
vergeten - in de betekenis ‘iets verzuimen, verwaarlozen te doen’ steeds hebben: ik heb vergeten de brief te posten, had jij vergeten mij op te bellen?
- in de betekenis ‘iets niet meer weten’ steeds zijn: hij was dat adres vergeten, ik ben die naam totaal vergeten.
gaan, komen - steeds zijn: hij is gekomen, wij zijn gegaan. Men denkt bij deze werkwoorden nooit zozeer aan de beweging (die is trouwens niet nauwkeurig uitgedrukt!) maar aan de bereikte toestand. Men kan echter na een slingerbeweging waargenomen te hebben, gerust zeggen: dat ding heeft een kwartier op-en-neergegaan. Zeker hoort men als vervoeging van ‘schoolgaan’: we hebben samen schoolgegaan.
ontmoeten - bijna altijd hebben: we hebben hem ontmoet; nog maar weinig hoort men zijn: hij is zijn vrouw voor 't eerst bij haar thuis ontmoet.
naderen - andersom als bij ontmoeten. Meestal: hij is de oplossing genaderd, en veel minder: de troep had de stad reeds genaderd.
verblijven - algemeen met hebben: we hebben maar kort daar verbleven; blijven kent alleen maar zijn: we zijn maar kort daar gebleven.

 

Sommige lezers zullen het met de regel wel eens maar met de toepassing in de bovenstaande lijst niet eens zijn. Strikte scheidingslijnen zijn in deze grensgevallen ook niet te geven. Hoe meer men bij zichzelf probeert, des te onzekerder wordt men in zijn oordeel. Toch komt men er, dunkt ons, wel uit als men voor ogen houdt dat hebben meer doet denken aan de verrichte handeling, in de ruimste zin van het woord, en zijn meer aan de toestand die door de verrichte handeling is bereikt. Neem eens het werkwoord ‘verliezen’. Men hoort: ik heb mijn horloge in het zwembad verloren, maar ook: ‘ik weet niet hoe laat het is want ik ben mijn horloge verloren. Het eerste is de ‘handeling’: door een verzuim, een onoplettendheid, zorgeloosheid hebben wij het, zij het tegen onze wil, laten verdwijnen. Het tweede is de ‘toestand’, door die onoplettendheid bezitten wij het niet meer, is het weg.

 

De grenzen van handeling en toestand zijn niet altijd even scherp: het verschil tussen ‘vergeten hebben’ en ‘vergeten zijn’ is voor velen een aardig weetje en niet een bestaande mogelijkheid voor een bewuste keuze. Er heerst soms onvastheid in het gebruik van hebben en zijn. Die onvastheid is niet een teken van taalvervlakking, taalslordigheid of iets dergelijks maar is een gevolg van de taalhistorie. In het oudste Nederlands waren de verschillen al niet scherp. Prof. Kern gaat in zijn werk ‘De met het Participium Praeteriti omschreven werkwoordsvormen in het Nederlands’ (1912) op dit onderwerp in. Het blijkt dat de verbinding met zijn het oudst is. Die met hebben had een tegenwoordigetijdsbetekenis. In het Middeleeuws is ik heb jou bemind niet een droevige constatering van een mislukte liefde maar een echte liefdesverklaring: ik bemin je! We zien deze oude betekenis nog doorschemeren in het hedendaagse ik heb het op hem gemunt, want hij heeft het op mij begrepen zoals ik het op hem voorzien heb! En dit is geen gisteren maar nu.

 

Men noemt de aparte taaluitdrukking in het werkwoord voor de beschouwing van de handeling - is de handeling afgelopen, nog bezig, aan het begin? gebeurt zij meermalen of maar eens, heeft zij resultaat? - wel eens het aspect. Zo heeft ontbranden tegenover branden een aspect dat het begin uitdrukt. Het voortdurend doen (zij heeft de hele ochtend gefietst) is een duratief aspect. Wordt de overgang van de ene toestand in de andere toestand uitgedrukt, dan spreekt men over een mutatief aspect: hij is gestorven. Met perfectief aspect bedoelt men de weergave van de bereikte toestand: hij is naar huis gefietst. Met deze oppervlakkige kennis van de aspecten uitgerust, kan men de regel als volgt formuleren: bij onovergankelijke werkwoorden gebruikt men zijn, behalve bij het duratief aspect.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken