Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 43 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 43
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 43Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 43

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.86 MB)

Scans (10.93 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 43

(1974)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit de gedachtenwisseling

Vraag. Vroeger werd uit de moderne en klassieke talen nauwkeurig in goed Nederlands vertaald. Leraren in andere talen hadden zo een actief aandeel in het onderwijs in de moedertaal. Moet een mindere aandacht voor een goede vertaling een belangrijk verlies genoemd worden of is dat teveel gezegd?

Antwoord (N). Ik zou er graag op willen antwoorden dat de geringere aandacht voor goede vertalingen op zichzelf zeker als een verlies beschouwd kan worden, maar dat het ten aanzien van het moedertaalonderwijs toch maar indirect een verlies genoemd kan worden. Ik zou het ook anders kunnen zeggen: het zou naar mijn gevoel te gek zijn om het onderwijs in de moderne vreemde talen te gebruiken als iets dat in de eerste plaats of voor een belangrijk deel gericht zou moeten zijn op het moedertaalonderwijs. De moderne vreemde talen nebben hun eigen problemen, bijvoorbeeld: problemen van spreekvaardigheid en luistervaardigheid en men wendt daarbij een beetje af van de vertaalvaardigheid. Dat heeft zonder twijfel wel enige, overigens moeilijk meetbare, gevolgen voor de beheersing van een moedertaalonderwijs, Ik geef de docenten in de moderne vreemde talen groot gelijk als ze zeggen dat is het probleem van de leraren Nederlands, dat is niet ons probleem, laat ons onze tijd en werkkracht benutten op de wijze die wij het meest nuttig vinden.

 

Vraag. Is bij het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs de achteruitgang van de studie in de klassieke talen Grieks en Latijn op school en de vermindering van het vreemdetalenonderwijs goed of kwaad voor het Nederlandse onderwijs?

 

Antwoord (N). Die achteruitgang van de klassieke talen is numeriek nog niet zo verschrikkelijk duidelijk. Het aantal leerlingen dat zich met de klassieke talen bezig houdt, zal niet kleiner zijn (procentsgewijs misschien wel) dan het aantal dat zich daar vroeger mee bezighield. Het is wel zo dat de intensiteit van dat onderwijs in de klassieke talen, de diepte die men ermee bereikt, vergeleken met de oude gymnasium-alpha-opleiding wat geringer is. Verder geldt hier eigenlijk hetzelfde antwoord dat ik zoëven gegeven heb ten aanzien van het vertalen. In algemene zin kan men natuurlijk het verminderen van de kennis van Latijn en Grieks als een verlies beschouwen, maar in hoeverre dat een verlies voor het moedertaalonderwijs op zichzelf betekent, is toch maar eigenlijk moeilijk uit te maken. Het is zeker waar dat kennis van de klassieke talen voor bepaalde aspecten voor de studie van het Nederlands van belang zijn, maar de gewone gebruiker kan heel goed Nederlands leren beheersen zonder dat hij van de klassieke talen veel kennis heeft.

 

Vraag. Ik heb begrepen dat bij het lesgeven de klemtoon gelegd wordt op het streven naar spreekvaardigheid en het goed kunnen luisteren; daar heb ik alle begrip voor, Mijn vraag is: hoe is het nu gesteld met het onderricht in de spraakkunst? Mijn ervaring bij het lezen en corrigeren van artikelen heeft mij geleerd dat het daar droevig mee is gesteld.

Antwoord (N). Het antwoord op die vraag is eigenlijk door de heer Batelaan gegeven die zo tussen neus en lippen door gezegd heeft: dat spraakkunstonderwijs gaat waarschijnlijk helemaal verdwijnen. Ik vind dat nogal boud gesproken, ik zou graag willen dat hij het tweede stukje van de vraag voor zijn rekening nam. In ieder geval, het spraakkunstonderwijs neemt duidelijk in intensiteit af. Ik zei u al: vroeger kwam je niet op een VHMO school als je de bijwoordelijke bepalingen niet beheerste.

[pagina 19]
[p. 19]

Ik vraag me aan de andere kant toch ook af hoever je nu bent als je die techniek werkelijk helemaal je eigen hebt gemaakt, en wat die nu precies betekent voor het zelf in de praktijk met taal bezig zijn. Het aantal keren dat je in de klas taalkundige problemen of kwesties met een tekst herleiden kunt tot vragen als: wat is het onderwerp, wat is het lijdend voorwerp, maar zie je niet dat het een bijvoegelijke bijzin is of waarom staat het in de lijdende vorm, is toch niet zo heel talrijk.

 

Antwoord (B). Het traditionele grammaticaonderwijs, onderwijs in zinsontleding e.d. zal waarschijnlijk uit de school gaan verdwijnen. Ik heb gezegd dat die leraar Nederlands wellicht andere middelen kan vinden om zijn leerlingen te laten nadenken over taal. En het is erg moeilijk om daarvoor een verantwoord programma op te stellen.

 

Vraag. Vroeger werd er vrij veel uit het hoofd geleerd. Leraren en onderwijzers gaven de kinderen gedichten en dergelijke op om ze uit het hoofd te leren. Dat gebeurt vrijwel niet meer. Waarom niet? Is uit het hoofd leren schadelijk voor de taalbeheersing?

 

Antwoord (D). Ik geloof niet dat het uitgangspunt waar is. Ik heb mijn dochter niet bij me, maar die zou u geweldige stukken poëzie en proza, ze zit in de eerste klas van de basisschool, ze zou u geweldig kunnen vermaken met hele andere gedichten en verhalen dan ik vroeger geleerd heb. Het gebeurt nog wel degelijk. Het is niet schadelijk.

 

Vraag. Wat is nu eigenlijk het absoluut nieuwe in de taalmethode van het basisonderwijs van de laatste tien twintig jaar? Had Jan Ligthart niet al die nieuwe principes?

 

Antwoord (D). Ja, dat is zo. De wereld van Ot en Sien is echter niet meer onze wereld. Maar ik denk wel dat er zo'n wereld weer zal moeten worden gemaakt om kinderen in te laten geloven en in te laten leven. We kunnen niet zo maar Ligthart overnemen, maar zijn ideeën, zijn nog springlevend, vind ik.

 

Vraag. Wat doet men op de basisschool of het middelbaar onderwijs aan uitspraakoefening? Wordt een zogenaamde beschaafde uitspraak nagestreefd? Het gaat hierbij meer om het zg. plat in de steden dan om het dialect van de provincies. Dat laatste vindt men wel mooi.

 

Antwoord (D). Dat vind ik een moeilijk probleem. Voor mij geldt dat in de basisschool alles gericht moet worden op communiceren, dat hebt u kunnen horen. En dat moet van binnenuit gebeuren. Als een Nijmeegs kind Nijmeegs tegen de onderwijzer praat, dan hoeft die onderwijzer niet Nijmeegs terug te praten als hij dat niet kan en niet kent. Hij mag wel als hij het goed kan, dus als hij zo beter kan communiceren ... Ik vind wel dat kinderen in de basisschool zich bewust moeten worden van hun dialectische en in sommige gevallen platte uitspraak. Ze moeten weten welk effect hun spreken op anderen kan hebben.

 

Vraag. Bent u het met mij eens dat er op de basisschool onevenredig veel tijd wordt besteed aan het aanleren van de werkwoordsvormen en dat het resultaat van al die inspanning vaak beneden verwachting blijft? Bent u het ook met me eens dat radicale spellingvereenvoudiging veel van deze moeilijkheden zou kunnen doen verdwijnen?

 

Antwoord (D). Ik verwijs u naar de publikaties van dr. I. van der Velde; hij noemt spellingvereenvoudiging een onderwijskundige en sociale noodzakelijkheid. Ik ben het eens met de vragensteller. Ik geloof dat er inderdaad te veel aandacht aan correctheidsaspecten gegeven wordt. Ik ben niet bereid om zo dadelijk van u te horen dat ik tegen correctheid ben want dat ben ik niet, maar ik denk wel dat we in het basisonderwijs te veel het rode potlood hebben gehanteerd. Ik geloof dat er een soort van omkering zou moeten ontstaan waardoor er eindelijk eens aan de leerling getoond wordt wat er goed is in zijn taalgebruik. Dat de spelling daarin een rol speelt van belang, dat geef ik natuurlijk toe. Spelling moet efficiënt geoefend worden.

 

Vraag. Zou het een belangrijke hulp bij uw streven kunnen zijn om jonge ouders uit de minder ontwikkelde milieus voor cursussen tot taalverbetering uit te nodigen?

 

Antwoord (V). Ik schrik wat van zo'n vraag omdat ik er niet goed raad mee weet ... Ik ben er namelijk van overtuigd dat er veel geïnteresseerde ouders komen als we dit soort cursussen inrichten. Dat is onze ervaring tot nu duidelijk geweest met dit soort activiteiten. Ik vraag me in hoge mate af wat we in die cursussen voor die ouders moeten stoppen. Vooral de relatie tussen wat je aan theorie op een cursus krijgt en wat je daarmee dagelijks kunt doen, is heel lastig te leggen. Ik ben daarom bang dat deze cursussen meer verwachtingen scheppen dan er waargemaakt kunnen worden. In ons eigen werk zijn we veel meer gericht in plaats van op cursussen, op een ter plaatse hulp bieden, adviseren, aanreiken van nieuwe middelen.

 

Vraag. Hoe moet ik mijn taaloefeningen met kleuters voorstellen? Kunnen kleuters systematisch woorden leren?

 

Antwoord (V). Inderdaad, dat kunnen ze erg goed; inderdaad, ze kunnen heel goed systematisch woorden leren, als je dat met ze zou doen. Het is alleen de vraag of je het wilt.

 

Vraag. In uw betoog lijkt het er op dat de Neerlandicus alle vakken mee moet nemen in zijn vak in het VBO. Alles van ontwikkelingshulp, milieuvervuiling, democratisering etc. komt al aan de orde in vele vakken. Vijf en zes gymnasium zeggen soms al heel plastisch: de milieuvervuiling komt je neus in maar onderhand ook je strot uit. Mogen ze a.u.b. ook nog ruimte overhouden, gesymboliseerde werkelijkheid die dichtkunst is in hoge concentratie te leren kennen en waarderen? Die behoefte is voor een bepaalde groep zeer reëel.

 

Antwoord (N). Ik wil daar graag in die zin op antwoorden dat ik geprobeerd heb nadrukkelijk te pleiten voor het handhaven van juist die literaire vorming in het V.W.O. en H.A.V.O. Ik wil echter wijzen naar het voorbeeld van de H.A.V.O.-examens van dit jaar, waarin een tekst over de verantwoordelijkheid van de kunstenaar blijkbaar toch voor velen als erg moeilijk benaderbaar werd beschouwd.

[pagina 20]
[p. 20]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken