Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 52 (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 52
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 52Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 52

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.26 MB)

Scans (57.95 MB)

ebook (3.69 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 52

(1983)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Ons Taaltoernooi II

Over Ons Taaltoernooi hebt u in Onze Taal al het een en ander kunnen lezen. Zie bij voorbeeld in de vorige jaargang het februari/maart- en het septembernummer. Dit toernooi dat georganiseerd wordt op initiatief van de Shell en onder auspiciën van het Genootschap Onze Taal heeft als doel de jeugd te laten jong-leren met taal om zo belangstelling te wekken voor de zin en het nut, maar ook voor de vreugde van goed taalgebruik.

 

In oktober 1981 werd voor de eerste maal ‘Ons Taaltoernooi’ gehouden voor leerlingen van 3 mavo, 4 havo en 5 vwo van alle scholen voor voortgezet onderwijs in Den Haag, Rijswijk, Leidschendam, Voorburg en Wassenaar. Ook in 1982 vond een taaltoernooi plaats voor leerlingen van 3 mavo, 4 havo en 5 vwo uit Den Haag en omstreken. Iedere school kon per afdeling inschrijven met ten minste twee en ten hoogste vier deelnemers.

 

Het toernooi bestond uit twee hoofdonderdelen: een mondeling en een schriftelijk. Bij het mondelinge gedeelte konden de deelnemers kiezen uit een spraakwaterval, declamatie poëzie en declamatie proza; bij het schriftelijk gedeelte uit poëzie, schrijfopdracht en brief. Een jury van bekende Nederlanders (Josée Ruiter, actrice; Frits Spits, disc-jockey; Anton Koolhaas, schrijver) beoordeelde de prestaties van de scholieren. De jury werd geassisteerd door docenten Nederlands en door de eerste-prijswinnaars van 1981.

 

In totaal deden van 28 scholen 95 leerlingen mee aan Ons Taaltoernooi, waarvan 43 aan het schriftelijke en 52 aan het mondelinge gedeelte. Een feestelijke avond in de Schönbergzaal van het Koninklijk Conservatorium te Den Haag, met als presentator Dick Passchier, besloot het toernooi. De eerste-prijswinnaars van de mondelinge onderdelen mochten nogmaals optreden en cabaretgroep Purper verzorgde voor die avond een speciaal programma.

 

Hieronder staan de teksten van de eerste-prijswinnaars in de schriftelijke onderdelen. Voor het onderdeel poëzie werden twee eerste prijzen niet toegekend (mavo en havo). De jury vond het niveau te laag. Maar het gedicht van de buitenlandse scholier Shahid Hussain bewijst dat er ook in ons land aankomende dichters wonen. Bij de schrijfopdracht hebben alle eersteprijswinnaars als onderwerp gekozen het krantebericht: ‘Leswagen slaat op hol’. Nadere inlichtingen over Ons Taaltoernooi zijn te verkrijgen bij acta-organisatie, Populierendreef 155, 2272 rc Voorburg.



illustratie

De prijswinnaars

Poëzie 5 VWO eerste prijs
De roep

 
Laat heel laat op een avond
 
onder een omhulde maan,
 
waar de langgerekte schaduwen staan
 
klonk mijn stem heel donker:
 
 
 
‘Laat er in gevallen bladeren
 
leven zijn en dans!
 
leven in hun aderen...
 
leven: een weergaloze glans!
 
 
 
Waarin zij juichend, jubelend opengaan
 
als de voorjaarsbloemen in een wei.
 
Laat hen, tot maan en zon ondergaan
 
spelen met de winden, kinderlijk en blij...
 
 
 
Ik neem de bladeren in mijn handen
 
en werp ze hoog in de lucht.
 
Zij waaien niet... vallen met mijn handen
 
zwijgend in hun kille zucht’.
 
 
 
Shahid Hussain
 
S.G. ‘Johan de Witt’

Schrijfopdracht 3 MAVO eerste prijs
Mijn leven als rij-instructeur

Het was woensdag en vandaag had ik drie leerlingen. Ik was rij-instructeur en de derde leerling waar dit verhaal omgaat was een bejaarde.

 

Nadat ik hem had opgehaald uit het bejaardentehuis, ging ik met hem de stad in. Hij was erg zenuwachtig want dit was pas zijn vierde rit. Hij maakte erg veel fouten, bijvoorbeeld door op het gaspedaal te trappen als hij moest remmen, de koppeling te snel omhoog laten komen, niet in de spiegels kijken enzovoort; al die kleine dingetjes.

 

Na bijna een ongeluk te hebben gehad, want hij gaf geen voorrang, zei ik tegen hem: ‘Mijnheer, rijdt U maar terug naar huis want het uur is bijna om.’ Na bij het bejaardentehuis te zijn aangekomen sprong ik uit de auto om de ouwe man te gaan helpen.

 

Toen gebeurde er dat vreemde, de auto begon te rijden maar met de bejaarde er nog in. Ik begon achter de wagen te lopen en dat viel niet mee want de auto ging aardig hard. Door de achterruit zag ik dat mijn leerling in paniek was geraakt, dus ik begon naar hem te schreeuwen hoe hij de auto tot stoppen kon brengen. Ik riep: ‘Trap de koppeling in en trap op de rem.’ Maar wat ik verwachtte gebeurde ook: hij trapte in plaats van de rem het gaspedaal in en de wagen reed nog harder door. Ik riep toen: ‘Draai het contactsleuteltje om.’

Nadat ik dat had gezegd gingen de lichten aan, de ruitewissers gingen heen en weer, de toeter ging. Toen zag ik dat er wat ernstigs ging gebeuren, want daar kwam een bocht aan en ja hoor hij ramde een geparkeerde auto, hierna schoot hij door en kwam tot stilstand tegen een lichtmast.

 

Nadat ik bij hem was gekomen, hijgend van het lopen, wou ik vragen of er niks gebeurd was, maar toen klapte de bejaarde de deur open... Na bijgekomen te zijn van die klap, want hij was tegen mijn hoofd gekomen, zei de bejaarde leerling: ‘Ik ben okee...’ Tot mijn spijt moest ik in het ziekenhuis behandeld worden aan mijn hoofd.

 

Die avond kwam de bejaarde bij mij thuis met een bloemetje en excuses, die ik aanvaardde. Dit was een zeer onaangename dag in mijn leven als rijinstructeur.

 

P.S. De bejaarde had na dit geval gezien, dat hij maar beter kon stoppen. Dit tot ieders geluk.

 

Sander van Grol

Prof. Lorentzmavo

[pagina 26]
[p. 26]

Schrijfopdracht 4 HAVO eerste prijs
Opa neemt rijles

Meneer de Bruin barstte in een bulderend gelach uit en sloeg met zijn vlakke hand op tafel, zodat zijn bierglas vervaarlijk begon te trillen.

‘Meen je dat nou?’ vroeg hij.

‘Ja, natuurlijk’, antwoordde opa Boukema, een sigaartje opstekend.

De glimlach van de Bruin verstarde.

‘Luister naar me, Charl’, zei hij, ‘je bent daar te oud voor. Heus. Ik...’.

‘Ik blijf bij mijn besluit, Teun’, wierp opa hem tegen, ‘ik kan dat net zo goed als ieder ander.’

De kastelein kwam aangelopen.

‘Wat minder luidruchtig, jongens’, bromde hij, ‘niet iedereen hoeft jullie te horen.’

‘Weet jij wel wat hij wil, Gijs?!’ riep de Bruin, ‘hij wil autorijles nemen! Hij!’

De barman was weinig onder de indruk.

‘Nou, en? Wat zou dat? Iedereen mag dat toch doen als hij dat wil?’

‘Zo, nu hoor je 't ook eens van een ander’, zei opa triomfantelijk, ‘geef mij nog maar een pilsje, Gijs, m'n jong’.

De Bruin hief zijn armen ten hemel.

‘Opa, je bent al negenentachtig!’

‘Hoe hou ik het uit, hè’, glimlachte opa, aan zijn sigaar zuigend.

‘Kijk ik wil je vanzelfsprekend niet beledigen, opa’, weifelde de Bruin, ‘maar-ehnaarmate je ouder wordt, nemen je-eh-reflexen af’.

‘Oh ja?’ vroeg opa, ‘goh, da's interessant. Ga door’.

‘Wat ik hiermee wil zeggen, is, dat je capaciteiten eh, eveneens afnemen’.

 

De kastelein zette een pilsje voor opa op tafel.

‘Teun’, zei hij, ‘zanik niet. In plaats van dat je enthousiast bent dat opa zo'n initiatief neemt, ga je hem afkraken. Opa, laat u niet weerhouden door die zeurpiet, hoor!’

‘Wat dacht je?’ grinnikte de bejaarde, ‘over tien minuten heb ik mijn eerste les’.

‘Maar onze spelende kinderen!’ riep de Bruin, dramatisch voor zich uit starend, ‘mijn kroost!’

‘De eerste les vindt hoofdzakelijk plaats in het bos’, stelde opa de bezorgde postbode gerust, ‘vlak bij de grens’. ‘Hoe heet jouw rij-instructeur?’ vroeg de kastelein. ‘Jansen’ zei opa, ‘met één s’.

De Bruin fronste zijn wenkbrauwen.

‘Jansen? Hm, ik geloof dat ik die naam wel eens eerder heb gehoord... Op het journaal, geloof ik’.

‘Was dat niet bij de ombudsman?’ vroeg Gijs.

‘Ik weet het niet meer’.

‘Wat doet het er toe’, mompelde opa, zijn lippen afvegend, ‘ik ga’.

‘Charl’, smeekte de Bruin, ‘doe het niet. Je bent te oud. Je zult katjes, hondjes en kinderen doodrijden’.

‘Nonsens! Nimmer werd het blazoen der Boukema's bevlekt. Ik durf te wedden, Teun, om een krat bier, dat de politie tevreden zal zijn’.

‘Top! Vanavond zien we elkaar weer’.

Opa pakte zijn hoed en verliet het café, zijn hoofd vol optimistische gedachten.

 

De heer Jansen glimlachte joviaal.

‘Dag, opa!’ zei hij, ‘stap in’.

‘Wat een mooie auto’, mompelde Boukema, ‘is dit nu een Mercedes?’

‘Nee’, grinnikte Jansen, ‘dit is een Simca. Maar gaat u toch zitten’.

‘Meteen al achter het stuur?’ vroeg opa en begon vervolgens aan de stuurknuppel te rukken.

‘Niet doen, opa’, zei de rij-instructeur vlug, ‘eerst moet u starten’.

Even later zette de auto zich in beweging. ‘Hij slurpt wel benzine, hè?’ ‘Hoezo, opa?’ ‘Nou, dat staat toch op dat metertje?’

‘Nee, opa, dat is de snelheidsmeter. Rustig opa, niet te hard... U rijdt negentig, zachter!!’



illustratie

De Simca schoot vooruit en reed bijna op een overstekende kinderklas in.

Opa Boukema wilde op het rempedaal drukken, maar zijn voet duwde op het gaspedaal, zodat de snelheid enkel toenam. Op dat ogenblik weerklonken er politie-sirenes en door de achteruitkijkspiegel zag Jansen een witte auto naderen.

Hij slikte iets weg.

‘Verdorie, ze hebben me door’, gromde hij, ‘rij naar de grens, opa!’

‘Naar de grens?’ ‘Ja, naar Duitsland, snel!’ ‘Da's een end, hoor’, sputterde opa tegen. ‘Wat wilt u daar doen?’

De rij-instructeur probeerde met opa van plaats te wisselen en de Simca begon vervaarlijk heen en weer te slingeren. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ riep Boukema nadat hij zijn hoofd had gestoten, ‘ik eis een verklaring, jongmens!’

Jansen omklemde het stuur en gaf plank gas. Binnen de kortste keren had de auto de woonkern verlaten en reed hij door het bos naar de grens. De politie-auto volgde hardnekkig.

‘Hier begrijp ik nu niets van’, bromde opa, ‘eerst zegt u dat ik te hard rij dan neemt u zelf het stuur in handen en dan gaat u nog sneller!’

‘Mond dicht’, siste Jansen, ‘we moeten die kerels kwijt zien te raken’.

Uiteindelijk wist de rij-instructeur zijn achtervolgers van zich af te schudden.

‘Ik wil eruit’, zei opa, ‘en ik zeg mijn lessen af. Dit is geen manier van doen’.

‘Vooruit dan maar’, mompelde Jansen. De auto stopte op een helling. Vlug sprong de leraar eruit en wilde de deur van opa openen, toen er plotseling iets verschrikkelijks gebeurde.

De Simca rolde de helling af.

‘Asjemenou’, zei opa verbaasd en hij ging vlug achter het stuur zitten, ‘wat krijgen we nou?’ De motor sloeg aan.

‘Opa’, gilde Jansen, achter de auto aanrennend, ‘zet 'm in z'n twee! Of nee, rem! Ooh, mijn mooie madonna's...’

Opa Boukema drukte op enkele knoppen, waardoor de auto enkel sneller begon te rijden. Recht op een lichtmast af. Met een enorme klap kwam de Simca tot stilstand, juist toen de politiewagen weer verscheen. ‘D'r uit, opa!’ riep de rij-leraar, ‘vlug! Ik moet er vandoor!’ Zenuwachtig smeet opa het portier open.

‘Het spijt me, meneer Jansen’, zei hij, terwijl hij zich over de roerloze gestalte boog, ‘het was heus niet de bedoeling, dat ik u aan uw hoofd zou raken..’

Twee agenten kwamen aangerend. De één deed Jansen de handboeien om, de ander opende de kofferruimte van de Simca. Hij haalde er twee kunstig gesneden Mariabeelden uit. ‘We hebben 'm’, grinnikte hij, ‘hier is het bewijs!’

 

Teun's mond viel open. ‘Heb jij...’ vroeg hij. ‘Precies’, zei opa trots, ‘ik heb de politie geholpen bij het vangen van een sluw en doortrapt misdadiger! Want die meneer Jansen was niemand minder dan een dief, die antieke beelden uit kerken stal, ze in zijn auto laadde, ze over de grens bracht en ze daar voor een aardig bedrag verkocht’. ‘Hij gebruikte die autorijschool dus enkel als dekmantel?’ vroeg Gijs.

‘Precies. En Teun ik krijg van jou een krat bier!’ Meneer de Bruin keek opa verbaasd aan.

‘Maar opa’, zei hij ongelovig, ‘je hebt de maximum-snelheid overtreden, bijna wat schoolkinderen aangereden en de auto tegen een lichtmast geknald!’ ‘Inderdaad’, gaf opa toe, ‘maar de politie was toch tevreden over me!’

 

Caspar Wintermans

Aloysius College

Schrijfopdracht 5 VWO eerste prijs
Leswagen op hol

Zelfs de laatste bocht bezorgde meneer de Jong nog het gevoel in een stuntfilm beland te zijn. Op het laatste moment, en met een veel te hoge snelheid, sloeg meneer Gropius de Edith-Steinlaan in. Meneer de Jong

[pagina 27]
[p. 27]

vroeg Gropius maar niet eens meer te parkeren, ook al met het oog op zijn volgende leerling. Hij was al vijf minuten te laat.

Hoe Gropius het ooit in z'n hoofd had kunnen halen autorijlessen te gaan volgen, was meneer de Jong volslagen onduidelijk. Vierenzeventig jaar, en dan nog... In gedachten haalde de Jong zijn schouders op.

Meneer Gropius was niet ontevreden over de laatste bocht. Nou ja, hij had misschien iets te hard gereden, en okee, de bocht was wat ruim geweest, maar de Jong had niet ingegrepen. En dus was het zo erg nog niet. De hele ceremonie van het parkeren speelde hem door het hoofd. Dat was pas echt moeilijk.

De Edith-Steinlaan was een rustige, ietwat verlaten straat ver buiten het centrum. De bus stopte pas op de Hugo de Grootlaan, en nu mevrouw Gropius wat slecht ter been werd, was een autootje zo gek nog niet. Meneer Gropius had een rijschool gezocht en een hele goede gevonden. De Jong, een oude school met een solide reputatie.

 

‘Ja, laat u maar’, zei meneer de Jong vlug, voordat Gropius de kans kreeg met parkeren te beginnen. ‘Ik ben al wat aan de late kant. Zet u de veiligheidslichten maar aan’. Terwijl meneer de Jong uitstapte, zocht meneer Gropius naar een rood knopje, links van het stuur. Of was het een zwart hendeltje, recht onder het stuur? Meneer Gropius liep achter de auto langs om meneer de Jong met uitstappen te helpen. De kerel was nog slecht ter been ook. Achter de auto gekomen, keek meneer de Jong goed uit voor tegemoet komend verkeer. In dit soort stille straatjes reed iedereen als een Batman.

 

Op dat moment hoorde meneer de Jong een auto optrekken en werd zijn rechter onderbeen verwarmd. Het duurde een hele seconde voordat hij de situatie overzag. Daar ging Gropius, alleen met zijn splinternieuwe Alfa Romeo!

Wat hij precies gedaan had, wist meneer Gropius niet. Dat was ook de reden waarom hij de fout niet meer kon herstellen. Mijn God, dacht Gropius, wat nu? Hij werd nu echt wanhopig. Met de geestdrift van een nieuwsgierige kleuter begon hij op alle knopjes te drukken, aan alle hendeltjes te trekken en alle schuitjes heen en weer te halen. Alleen zijn voeten hield hij stil, al drong dat niet tot hem door. Meneer de Jong zette de achtervolging in. God zij dank reed de auto hooguit tien, vijftien kilometer en kon hij hem enigszins bijhouden. ‘Draai het sleuteltje om!’ riep hij naar Gropius. Uit het aanhoudende gezoem van de auto begreep de Jong dat het bericht niet doorgekomen was. Dit was te belachelijk om waar te zijn.

‘Ja, ja’, hij hoorde de Jong wel. Maar op dit moment had meneer Gropius wel wat anders aan zijn hoofd. Hoe kreeg hij dit verdomde apparaat tot stilstand? Een vloek ontsnapte aan zijn mond.

‘Trap in godsnaam op de rem!!’ brulde de Jong ‘DE REM!’ ‘Ach, verrek, ja!’ Dat was waar ook. Stom dat hij daar niet aan gedacht had. Onmiddellijk schoot meneer Gropius' voet op een pedaal. Een agressief geluid steeg op van onder de motorkap, en de auto vermeerderde snelheid. Meneer Gropius besefte dat hij een fout gemaakt had, maar vergat zijn voet van het noodlottige pedaal af te halen. De auto ging steeds sneller rijden. Rookwolken kwamen de uitlaatpijp uit en meneer de Jong begreep dat ook deze poging tevergeefs was geweest. Sterker nog, het had de toestand alleen nog maar verergerd. Hij versnelde zijn pas en zag met afgrijzen dat de auto nog maar een meter of vijfhonderd verwijderd was van het punt waarop de Edith-Steinlaan een scherpe bocht maakt.

 

Ook meneer Gropius had de bocht gezien, maar het kwam niet bij hem op te gaan sturen. Hij had het veel te druk met alle knopjes en hendeltjes.

Vreemd toch, dat linker pedaal reageerde niet. Ondanks dat bleef Gropius hem steeds weer indrukken. ‘Een spurt was het enige wat hem nog kon redden’, meneer de Jong spurtte op zijn Alfa Romeo af. Onder het rennen verbaasde hij zich over zijn eigen sportieve prestatie. Toch kon hij zijn hele lichaam en dan vooral zijn milt, voelen protesteren.



illustratie

Meneer Gropius werd nu toch echt een beetje bang. Hoe vaak zag je niet van die uitgebrande wrakken op 't journaal? Met een onbevredigend gevoel van martelaarschap kwam meneer de Jong steeds dichter bij de auto. Tot zijn schrik zag hij de Alfa Romeo (vijfenveertigduizend gulden en nog lang niet afbetaald) gaan slingeren. Met een vrolijk vaartje schampte de Alfa een geparkeerde Volvo, waarna hij frontaal een lantaarnpaal tegemoet reed. Beduusd keek meneer Gropius om zich heen. Na een paar tellen maakte een volkomen gekalmeerde bejaarde heer zijn veiligheidsgordel los en, zochten zijn handen de deurknop.

 

Angstig kwam meneer de Jong aanhollen. Stel je voor, hij kon wel total-loss zijn! Na een vluchtige blik naar de motorkap kon zijn vermoeden alleen nog maar gesterkt worden. Terwijl meneer de Jong zijn hoofd omdraaide naar meneer Gropius, opende deze met een opgeluchte zwier het portier. Toen hij uit wilde stappen, lag daar zowaar meneer de Jong op de grond.

 

En terwijl meneer Gropius de koddige gebeurtenissen van die dag smeuïg aan zijn vrouw opdiende, besloot meneer de Jong in het ziekenhuis één ding: die Gropius kwam zijn auto niet meer in.

 

Jan van der Erf

Segbroek College


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken