Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 53 (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 53
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 53Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 53

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 53

(1984)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vervolg Congres

konden doen zoals in ‘Radiolawaaipapagaai’. Ook voor de andere kinderen werd de traditionele benadering overboord gezet.

‘We dachten: als we nu eens die interviews vervangen door sketches en dan de taal gebruiken die kinderen op het schoolplein hanteren. Gekke typetjes zoals in de Dik-voor-mekaar-show.’

Hier werd dus gekozen voor een ‘plat’ taalgebruik van een spreker, behorend tot de eigen taalkring.

‘Het gekke is dat de kinderen allemachtig veel wisten na afloop! De leerkrachten waren wel een beetje boos. Ze zeiden: “Door dit slechte voorbeeld gaan de kinderen het ook doen!”

Elke onderwijzer werd gek van ‘wat-is-er-joh?’ en ‘Nee-nou-wordt-ie-mooi!’ maar de taalserie van André van Duin, ‘Het Taalmagazijn’ had ook andere effecten.
Voor pubers werd het programma ‘13-Speciaal’ ontworpen dat later meegroeide van ‘Praatpaal 15’ naar ‘Praatpaal’. In dit programma wordt informatie gegeven over onderwerpen uit de leef- en denkwereld van de jongeren. Door interviews met leeftijdgenoten werden identificatiemogelijkheden geschapen. Deze opzet werd geïllustreerd aan de hand van een fragment uit een uitzending.

Aan het einde van zijn lezing benadrukte de heer Klap nogmaals dat de radio een gewoon gebruiksmedium is geworden waarbij in elk programma, afhankelijk van doelstellingen en doelgroep, een eigen aanpak èn een eigen taalgebruik is vereist.

 

Als laatste spreker over het thema ‘taal voor de jeugd’ trad op mevrouw A. Freeman-Smulders, schoolbibliotheekconsulente, met een lezing over Taalervaring en boekentaal.

Veel kinderen kennen lezen niet als vrijetijdsbesteding. Er is een grote maar vaak vergeten groep die thuis niet met boeken wordt geconfronteerd. De taal van die kinderen

‘heeft betrekking op de situatie waarin zij verkeren; handelt over concrete zaken, voorwerpen, plannen, herinneringen. De omgeving deelt deze ervaring. Wat gezegd wordt, hoeft dus niet expliciet te zijn: de omstandigheden waaronder gesproken wordt, helpen de betekenis te duiden.’

Hierdoor ontstaan problemen bij het lezen van boeken en bij het begrijpen van schooltaal.

‘Boekentaal hangt niet samen met de situatie waarin gelezen wordt: de tekst blijft dezelfde, de omgeving geeft geen verheldering. Is er geen voorkennis dan is de tekst het enige hulpmiddel om de tekst te begrijpen.’

Vervolgens ging mevrouw Freeman in op onderzoek naar het leesgedrag van 15-16 jarigen en de vaak opvallende verschillen tussen geroutineerde en ongeroutineerde lezers.

‘Geroutineerde lezers lezen interpreterend, zoeken naar een verborgen mening, leggen een relatie tussen de inhoud en hun eigen leven. Ongeroutineerde lezers herinneren zich alleen de beschreven feiten en gebeurtenissen, zien lezen als iets wat voor school moet gebeuren en niet als van belang voor henzelf. Bij geroutineerde lezers leidt lezen tot zelfstandig doordenken: bij ongeroutineerde lezers is sprake van alleen waarnemen.’

Bij ongeroutineerde lezers blijft helaas een enorme kloof bestaan tussen eigen expressief en persoonsgericht taalgebruik en de boekentaal.

[pagina 41]
[p. 41]

Taal van de jeugd

Na de koffiemaaltijd kwam het thema ‘taal van de jeugd’ aan de orde. Mevrouw G. van Straelen-van Rintel, voorzitter van de Vereniging Algemeen Nederlands, afdeling Brussel, opende de rij met de lezing: De taal van de Nederlandssprekende jeugd in de Brusselse agglomeratie.

Het woord ‘Nederlandssprekende’ in de titel werd als volgt toegelicht.

‘De standaardtaal in Vlaanderen is wezenlijk dezelfde als deze in Nederland. Vanzelfsprekend zijn er fonetische en syntactische nuances, specifiek Vlaamse woordkeuzen, typische spreekwoorden en gezegden, afwijkende zinsconstructies... een volstrekte éénvormigheid is echter nodig noch wenselijk, wel een wederzijdse bevruchtende samenspraak die alleen taalverrijkend op ons beider cultuurbezit kan inwerken.’

Gelukkig bestaat het Vlaamse minderwaardigheidscomplex niet meer.

‘Het dialectspreken in eigen kring is nog steeds algemeen in zwang in alle lagen van ons volk; alleen betekent dit bij ons niet dat de dialectspreker zowel maatschappelijk als geestelijk ver beneden de bovenlaag zou zijn opgegroeid. Wij willen in de grond onze sappige dialecten niet kwijt; wij wensen onze eigen streektaal in een aantal situaties verder te gebruiken omdat ze een eigen sociale of communicatieve functie heeft. Wij zijn er ons echter wel van bewust dat we een overkoepelende eenheidstaal nodig hebben en dat we ons deze zo goed mogelijk moeten eigen maken.’

Door het onderwijs is de taalbeheersing in de laatste decennia aanzienlijk verbeterd. Mevrouw Van Straelen gaf een verslag van een uitgebreid onderzoek naar de taalvaardigheid in 1965 en in 1980. De verschillen waren opvallend. In Brussel is veel aandacht besteed aan onderwijs in verbale expressie, onder andere in de vorm van schooltoneel- en poëziewedstrijden. Dit bleek ook overduidelijk uit de declamaties die na afloop van de lezing ten gehore werden gebracht door Sandra Fol en Marijse Lammertijn. Het onderwijs in ‘Noord-Nederland’ zou hiervan kunnen leren.

 

Daarna ging Jan Sturm, waarnemend voorzitter van de Adviescommissie voor de Leerplanontwikkeling Moedertaal, in op het taalonderwijs met een lezing onder de titel Leren door praten; over leerlingen, taal en school.

Vele volwassenen zijn niet op de hoogte van de manier waarop schoolkinderen praten, maar nog minder realiseren zij zich hoe kinderen leren door praten.

Tijdens deze lezing werd commentaar gegeven op enkele gespreksprotocollen over het discussiethema: ‘Het nut van het leger’. Bij wijze van voorbeeld hier een kort fragment.

Nico

Wij gaan... discussiëren over het voor en tegen van het leger. Nou ja, wie wil het woord hebben?

Erik

Nou... ik ben dus van mening dat het leger gewoon nodig is in... de huidige maatschappij. Ik... de... de westerse maatschappij die moet toch... ergens beschermd worden tegen invloeden van buiten af. Hier ... doel ik voornamelijk mee op het, op de, op het oostblok.

Arno

Nou daar ben ik tegen, want ik denk als... een leger is eigenlijk een middel tot agressiviteit en als je nou... het leger kan op een heel gemakkelijke manier misbruikt worden en als nou elke Europese staat of elke staat in de wereld eigenlijk, als je nou geleidelijk alle legers in zou gaan krimpen, dat is volgens mij eigenlijk dé manier om... dan heb je geen legers nodig om te beschermen, want wie moet aanvallen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken