Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 61 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 61
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 61Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 61

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.83 MB)

Scans (115.72 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (1.63 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 61

(1992)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 158]
[p. 158]

Vraag & antwoord
Taaladviesdienst

● Wat of dat?

? Steeds vaker hoor ik wat op plaatsen waar ik dat zou gebruiken en andersom. Kunt u de regels nog eens op een rijtje zetten?

 

! Dat gebruiken we uitsluitend als het betrekking heeft op een het-woord in het enkelvoud: het overleg dat volgende week plaatsvindt, begint om 10.00 uur.

 

Wat gebruiken we in de volgende drie gevallen:

1 na een onbepaald woord als iets, alles of enige:

Ik zoek iets wat in de keuken bruikbaar is.

2 als het terugslaat op een hele zin: Alle gangen van het etentje waren mislukt, wat mijn gasten beleefd ontkenden.

3 na een (zelfstandig gebruikte) overtreffende trap:

En dat was het ergste wat me is overkomen.

Maar: Dit is het mooiste boek dat ik heb gelezen.

 

Vooral 1 is een lastige twijfelcategorie. In een zin als ‘Nu herinner ik mij iets wat/dat van belang kan zijn’ is iets immers niet meer onbepaald. Dat pleit voor dat. Aan de andere kant is iets nog steeds een onbepaald voornaamwoord, en dat pleit voor wat.

Omdat uit de context niet altijd duidelijk is of we te maken hebben met iets bepaalds of iets onbepaalds, adviseren wij na een onbepaald voornaamwoord (iets, alles, enige) consequent gebruik te maken van wat.

● U hebt of u heeft?

? U hebt en u heeft: welke vorm verdient volgens u de voorkeur?

 

! Beide mogelijkheden zijn goed, maar wij geven de voorkeur aan u hebt.

Het voornaamwoord u (tweede persoon) was oorspronkelijk een derde persoon (de vorm is via de samentrekking U.E. en Uwé afgeleid van uwe edelheid). Daarbij hoorde een werkwoordsvorm voor de derde persoon: u heeft, u is, u kan en u zal. Tegenwoordig beschouwen we u echter als de beleefdheidsvorm van de tweede persoon je/jij. En dat pleit voor een werkwoordsvorm die daarmee in overeenstemming is: u hebt, u bent, u kunt en u zult.

Veel taalgebruikers voelen een subtiel stijlverschil tussen u zult/zal, u kunt/kan of u hebt/heeft: de ene vorm klinkt voor hen ‘beleefder’ dan de andere. De voorbeelden laten zien dat die beleefdere vorm zowel de werkwoordsvorm voor de tweede (u zult/kunt) als die voor de derde persoon (u heeft) kan zijn.

Probeer in uw keuze in elk geval consequent te zijn. Schrijf dus niet ‘Bent u geïnteresseerd of heeft u vragen?’ of ‘Als u belangstelling heeft, kunt u bellen’.

 

● Punt achter mr.

? Na afkortingen als mr en drs hoort mijns inziens géén punt, omdat de laatste letter ook de laatste letter van het volledige woord is. Mijn collega is het daar niet mee eens. Wie heeft er gelijk?

 

! Uw collega. De status van de laatste letter doet er niet toe: het is een afkorting en dat geven we aan met een punt. We schrijven dus zowel mr., ir. en drs. als prof. en ing.

Helaas houden enkele naslagwerken de verwarring in stand: Van Dale en Verschueren kiezen voor mr., evenals Correct Nederlands van het ANP, de Schrijfwijzer, de Leestekenwijzer en Prisma's Leestekens, maar Koenen laat de punt achterwege. Helaas adviseert ook het onlangs verschenen Stijlboek van de Volkskrant de puntloze vorm.

In de Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs staan alle academische titels genoteerd mét een punt, of het nu een afkorting of een verkorting betreft. Het overtuigendste argument vóór mr. vinden we in de enige officiële spellingnorm, het Groene Boekje: dat geeft op bladzijde LXIX onder regel 5 voor het gebruik van hoofdletters het voorbeeld Aan de Hooggeleerde Heer Prof. Dr. X, waarin dr. vergelijkbaar is met mr. (in beide woorden is de r de laatste letter van het woord) en toch van een punt voorzien is.

De conventie voor hoofdlettergebruik is inmiddels veranderd: titels worden doorgaans niet met hoofdletter geschreven.

● Pleonasme/tautologie

? In mijn streven het beestje bij de naam te noemen stuit ik nogal eens op het begrippenpaar pleonasme en tautologie.

Wat is wat?

 

! Een pleonasme is een woordgroep waarin een deel van de betekenis wordt herhaald. Zo zijn in de woordgroep Tot later uitstellen de woorden tot later overbodig, omdat de betekenis daarvan al vervat is in die van het werkwoord uitstellen. De woorden met de overeenkomstige betekenis behoren niet tot dezelfde woordsoort: alleen de bepaling tot later is weglaatbaar in de zin. Andere voorbeelden zijn: ouderloze wezen, weer hervatten en opzettelijke brandstichting.

Van een tautologie spreken we als de volledige betekenis van een woord of woordgroep wordt herhaald in een synoniem of een vergelijkbare woordgroep. Een van beide kan worden weggelaten. Voorbeelden van tautologie zijn: gratis en voor niets, hoe je het ook wendt of keert, in staat zijn iets te kunnen en maar/echter.

Pleonasmen en tautologieën zijn beproefde stijlfiguren om de bedoeling of gevoelswaarde van een uiting te versterken. Maar geregeld worden ze

[pagina 159]
[p. 159]

echter ook vaak uit nonchalance of uit slordigheid gebruikt; dan kunt u ze in dat geval liever maar beter als ontsierende stijlfouten zien.

● Kunsthal opent

? In NRC Handelsblad las ik de volgende zin, die mijns inziens wringt: ‘Op 31 oktober opent aan de Rotterdamse Westzeedijk de Kunsthal.’ Ik zou eerder voor een formulering met worden hebben gekozen. Hebben we hier te maken met Engelse invloed?

 

! Dit is inderdaad een anglicisme. In het Nederlands is openen een verplicht overgankelijk werkwoord, dat wil zeggen dat het een lijdend voorwerp vereist: goed zijn zinnen als ‘A opent B’ of ‘B wordt geopend (door A)’, maar onmogelijk is ‘B opent’, omdat B zichzelf nu eenmaal niet kan openen. Het Engels daarentegen gebruikt het werkwoord to open ook zonder lijdend voorwerp (onovergankelijk), in de betekenis ‘opengaan’.

Iedere koppenmaker houdt van beknoptheid en sommige van hen zullen dit verleidelijke anglicisme dus met open armen verwelkomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken