Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 67 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 67
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 67Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 67

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.74 MB)

Scans (228.33 MB)

ebook (14.90 MB)

XML (1.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 67

(1998)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

Reacties

■ Maliebaan
P. Will - oud-docent Nederlands, Ameide

Riemer Reinsma bespreekt in het septembernummer van Onze Taal de straatnaam Maliebaan. Hij zet onder meer uiteen dat malie naar een soort golfspel verwijst, en noemt als synoniem palimalie. Daaraan kan ik nog een variant toevoegen. Stede Ameide, dat ooit stadsrechten heeft verkregen ten tijde van Floris V, en thans niet meer is dan een mooi dorp op de grens van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, is een Paramasiebaan rijk. Het is nog altijd een lange, rechte weg, gelegen buiten de kern, waar ooit ‘gepalemalied’ werd.

De term palimalie is kennelijk verfomfaaid tot paramasie, maar een verklaring voor die verbastering heb ik niet bij de hand. Tot slot is het wel aardig op te merken dat in de volksmond die verbastering nog verder gaat: elke dorpsgenoot heeft het over de Pollie.

■ Decimaalteken
Bob H. Vos - Vaassen

In het decembernummer van Onze Taal pleit H.R. de Vries voor invoering van de punt in plaats van de komma als decimaalteken. Ik heb geen principiële bezwaren tegen een dergelijke verandering. De argumentatie van de heer De Vries is echter zwak. Zo geeft mijn onder Windows 95 draaiende Excel-programma standaard de komma als decimaalteken. Ik neem aan dat deze - als ik daar behoefte aan zou hebben - wel in een punt te veranderen is, maar de standaardinstelling is de komma.

Belangrijker is echter dat de wereld uit meer landen bestaat dan Nederland enerzijds en de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk anderzijds. Voorzover mij bekend wordt in vrijwel alle andere landen - en zeker binnen de EU - overal de komma als decimaalteken gebruikt.

■ Decimaalteken [2]
Ing. Hermann A.O. Wilms - Vorst-Brussel, België

H.R. de Vries legt de vinger duidelijk op een zere taalplek als hij het heeft over de opmars van de punt als decimaalteken in het cijferwerk van getallen, een opmars die door de sterk op het Engels geënte computertaal dik geruggensteund wordt, in het nadeel van de komma.

Wat echter niet uit de verf komt, is de vraag wie dat decimaalteken - komma of punt - ooit heeft ‘uitgevonden’. Antwoord: de ISO (International Standards Organization), opgericht in 1947, gevestigd in Genève en belast met het op internationaal vlak vastleggen van specificaties en meetmethoden voor allerlei technische, fysische en geografische grootheden en daarbij horende eenheden, inclusief hun symbolen en schrijfwijzen. ISO-normen zijn het resultaat van een hechte internationale samenwerking en worden door een grote meerderheid van landen wereldwijd onderschreven en toepasbaar gesteld. Het fameuze decimaalteken, onderwerp van De Vries' artikel, heeft ISO in de jaren vijftig al als volgt bepaald:

§ 3.3.2: the decimal sign is a comma on the line. If the magnitude of the number is less than unity, the decimal sign should be preceeded by a zero.

Duidelijk. Als je met een alcoholgehalte van meer dan 0,5 promille achter het stuur zit, dan ben je strafbaar. Niet als het gaat om .5 of 0.5 promille, puur naar de letter van de wet althans...

Maar de aansluitende voetnoot is de Angelsaksische adder onder het ISO-gras:

Note 17: in documents in the English language, a dot (een punt) is often used instead of a comma. If a dot is used, it should be used on the line. In accordance with an ISO Council decision, the decimal sign is a comma in ISO documents.

Zoals ook blijkt uit deze tekst was de invloed van de Angelsaksische landen bij die ISO-beslissingen destijds al groot; inmiddels is die invloed door de evolutie van de computertechniek alleen nog maar groter geworden.

 

In verband met de leesbaarheid van lange getallen vermeldt De Vries verder het gebruik van punten voor duizendtallen (in de V.S. en Groot-Brittannië zijn dat komma's en in Zwitserland zelfs afbreektekens). Maar ook op dit punt is de ISO-spelling anders:

§ 3.3.1: to facilitate the reading of numbers with many digits, these may be separated into suitable groups, preferably of three, counting from the decimal sign towards the left and the right; the groups should be separated by a small space, and never by a comma or a point, nor by other means.

Let wel: die norm werd vastgesteld toen er van tekstverwerkers en computers nog geen sprake was: in het tijdperk van de schrijfmachine was er een halve spatie beschikbaar.

Men moet wel beseffen dat deze regel geldt voor getallen, voor cijfers die een mathematische waarde hebben (bijv. π = 3,141 592 654, een begroting van NLG 244 750 000). Daar zijn Europees-continentale punten of Angelsaksische komma's niet volgens het ‘groene ISO-boekje’, en in feite uit den boze. De punt zou namelijk verwarring kunnen wekken: die is volgens dezelfde norm een wiskundig vermenigvuldigingsteken.

Nummers zijn getallen die geen wiskundige waarde hebben. Om de leesbaarheid van lange nummers (van bankrekeningen e.d.) gemakkelijk te houden, is het prima om wél punten te plaatsen om de drie of vier cijfers, en geen spaties.

■ Decimaalteken [3]
Ir. M.G. Herz - Eindhoven

H.R. de Vries wijst in zijn pleidooi voor de punt als decimaalteken onder meer op het spraakgebruik: ‘twee punt zeven graden onder nul’, ‘één punt zeven miljard’, enz. Erg overtuigend is dat niet, want we hebben het toch ook over ‘zoveel cijfers achter de komma’ of over ‘nul komma nul’?

■ Hanenwaken
Thomas Vos - Almelo

Naar aanleiding van het artikel van Louis Roth over het woord hanenwaken (Onze Taal oktober 1997) noemt S.H. Kielliger in het decembernummer het synoniem koewaake. Ik kan er daar nog een aan toevoegen. In de jaren twintig moest

[pagina 43]
[p. 43]

ik als jongetje van een jaar of tien bij verjaardagsvisites ‘veur dat 't volk kwam’ naar bed. De deur van de bedstee werd dan op een kier gezet, zodat ik de gesprekken kon volgen. Zo tegen een uur of elf, als het borreltje op tafel kwam, werd het pas echt interessant. Ik moest vechten tegen de slaap. Mijn pleegmoeder, die me door en door kende, zei daarom bij het naar de bedstee brengen: ‘Gauw goan sloapen eur en niet luigen te kraenenwaken!’

■ Spinde
Sandra Haller - Leiderdorp

Hans Heestermans behandelt in het decembernummer het vergeten woord spinde. Misschien is het woord in Nederland inderdaad verdwenen (ik kan dat niet beoordelen), maar het leeft nog voort bij onze Duitstalige buren. In het Nederlands etymologisch woordenboek van Jan de Vries lezen we dat het woord overgebracht werd naar de Brandenburgse Mark en zich van daaruit als kazernewoord naar Pommeren en Mecklenburg verbreidde. In Zwitserland wordt het nog vaak gebruikt (der of das Spind). Het is het kastje dat in de kazerne boven het bed hangt voor de persoonlijke zaken.

■ Spinde [2]
Bart Mesotten - Overijse, België

Het vergeten woord spinde (Onze Taal december) bestond ook in mijn dialect, het Diepenbeeks. Ook nu nog kennen de mensen het woord, ofschoon de zaak zelf misschien niet meer zo vaak voorkomt. Maar het was geen provisiekast, en ook geen koele kelder. In Diepenbeek was (is) een spinde een gelijkvloers vertrek naast de woonkamer. Op sommige plaatsen lag dat vertrekje twee of drie treden lager. Het was er altijd koel en fris. In de spinde werd de boter gemaakt. Er stond ook een toestel, een nogal zware machine, om de room af te scheiden van de melk. In de spin(de) werd ook gekarnd en men bewaarde er de zelfgemaakte boter en kaas, en allicht ook andere bederfelijke waren. In het Diepenbeeks bestaat het woord enkel uit de eerste lettergreep: spin. Het wordt uitgesproken als [speng].

■ Speculaas
H.P. Winkelman - Hoogeveen

De Taaladviesdienst verwijst in het decembernummer van Onze Taal voor de herkomst van speculaas wel naar de Latijnse woorden speculare (‘bespieden’) en speculatio (‘bespiegeling’), maar niet naar speculum (‘spiegel’), meervoud specula. Toch heeft dat woord mijns inziens goede papieren. Immers, speculaas werd vanouds voorgevormd op houten speculaasplanken, waarin de figuren in spiegelbeeld (dus in specula) waren uitgesneden. Het lag dus voor de hand de producten van deze specula speculazen of speculaasjes te noemen.

■ Verkoopbrief
Dr. A.A. de Boer - Bergen NH

In Onze Taal van december 1997 beschrijft prof. Gillaerts de wetenschappelijke grondslagen van een goede verkoopbrief: de AIDA-formule, de professionele vondst om een essentieel deel van de boodschap nog eens te herhalen in wat op het eerste gezicht een PS lijkt (uit onderzoek blijkt immers dat brieven van achteren naar voren worden gelezen!) en het dialoogkarakter volgens de theorie van Vögele.

Toch blijkt het systeem in de praktijk niet altijd te werken. Ik heb bij een groot plaatselijk bedrijf gevraagd naar fluisterende hakselaars, maar men had daar nooit van gehoord. Wat bleek? De brief van Bosch (of zo u wilt: van Paulus de Boschkabouter) was wel aangekomen, maar per abuis doorgestuurd naar het kleinzoontje van de bedrijfsleider.

■ Timponiemen
Ron Schiffelers en Harry Vaatstra - Stockholm, Zweden

Het artikeltje over timponiemen (woorden waarvan een buitenlands equivalent met dezelfde letters bestaat) in het decembernummer heeft er in ieder geval voor gezorgd dat wij ons niet verveeld hebben tijdens de kerstdagen. Voor ons beiden (Nederlanders, die al jaren in Zweden wonen) was het logisch om op zoek te gaan naar Zweeds-Nederlandse timponiemen. Vooraf zouden we gegokt hebben op zeker een honderdtal (er zijn immers nogal wat overeenkomsten tussen deze beide Germaanse talen), maar de score is blijven steken op een verrassend magere negen exemplaren.

Hier komen de negen Zweeds-Nederlandse timponiemen:

apa-aap
bana-baan
ense-eens
halvfet-halfvet
havre-haver
inte-niet
karta-kaart
lanterna-lantaren
mindre-minder

Hierbij moeten we nog opmerken dat we alleen niet-verbogen woorden hebben meegeteld die vetgedrukt in het woordenboek staan. Daardoor vielen alle gebiedende wijzen af: prata!-praat!, hatal!-haat! Ook mooie vondsten als konsthund-kunsthond en antastare-aantaster vielen dus buiten de boot.

■ Alleen Nederlands
Ir. L.P.M. Wensing - Rotterdam

Het jaaroverzicht in het decembernummer bevat de volgende zin: ‘De Vlaamse minister-president Van Den Brande kondigt aan dat zijn ambtenaren voortaan alleen Nederlands zullen gebruiken in vergaderingen van de Europese Unie.’

Toen ik dit las, vroeg ik mij af waarom die Vlaamse ambtenaren geen Nederlands zullen gebruiken buiten de vergaderingen van de Europese Unie. Bij een tweede lezing vermoedde ik dat bedoeld is dat die ambtenaren in de vergaderingen van de Europese Unie geen andere taal zullen gebruiken dan het Nederlands. Maar na lezing van de volgende zin (‘Hij dringt er bij de Nederlandse regering op aan eenzelfde beleid te voeren.’) dacht ik dat ook bedoeld kon zijn dat de Vlamingen in de vergaderingen van de Europese Unie de enigen zullen zijn die Nederlands gebruiken, tenzij de Nederlandse ambtenaren ook Nederlands gaan gebruiken. Er zijn dus drie mogelijkheden: alleen in de vergaderingen, alleen Nederlands en alleen Vlaamse ambtenaren.

■ Joden die Piet heten
F. Monsees-Barwegen - Bussum

In het oktobernummer vroeg C. Kostelijk zich af waarom er in de uitdrukking Er zijn meer joden die Piet heten juist sprake is van joden. Uit onderzoek is immers gebleken dat Piet geen joodse naam is - geen vóór- en geen achternaam.

[pagina 44]
[p. 44]

Van de genoemde uitdrukking heb ik nooit eerder gehoord, wel van Hoe kan een jood Piet heten?, in de betekenis ‘hoe is 't mogelijk?’ Dit sluit heel goed aan bij het resultaat van het onderzoek. Ik vermoed dan ook dat Hoe kan een jood Piet heten? de oorspronkelijke uitdrukking is.

■ Naampalindroom
F. Schenck - Brasschaat, België

Nu er in het oktober- en het decembernummer van Onze Taal sprake is geweest van typografische naampalindromen, herinner ik me van lang geleden (de jaren vijftig?) een juweel van een palindroom onder ogen gehad te hebben, dat niet alleen typografisch was, maar ook nog in andere opzichten merkwaardig.

Er was toen briefpapier in de handel met het watermerk MUTATUM, ik meen van de Amsterdamse papiergroothandel Proost. De bijzondere eigenschap van dit papier was dat als men een blad omdraaide, het watermerk ook van de andere kant volkomen leesbaar bleef, omdat iedere (hoofd)letter ervan symmetrisch is opgebouwd. Dat was handig bij het typen, want je hoefde er niet op te letten of het vel met de goede kant naar voren in de machine was gedraaid!

Daarenboven heeft de ontwerper van het merk wellicht nog aan een woordspeling gedacht. Het Latijnse mutare betekent ‘veranderen’. Omdraaien betekent ‘van kant veranderen’; als men een blad omkeert, blijft het volwaardig MUTATUM-papier. De bedoeling zou dan ook geweest kunnen zijn dat de omkeerbaarheid van het papier benadrukt werd.

■ Purismen
R.R. Waart - Amstelveen

Dat in elk geval sommige taalzuiveraars er kortzichtige en starre normen op na houden, lijkt mij genoegzaam aangetoond in een bijdrage van de heer M.C. Tideman in de rubriek ‘Reacties’ van het oktobernummer 1997. Tideman is weliswaar zo inschikkelijk om ‘onvermijdelijke leenwoorden’ te gedogen, maar op een onaangename en frikkerige wijze wordt ons vervolgens opgedragen alleen leenwoorden te gebruiken als er geen ‘gelijkwaardig Nederlands woord (equivalent is hier onnodig) voor bestaat’. Begrippen als onvermijdelijk en gelijkwaardig zijn hier niet op hun plaats: een term die onvermijdelijk schijnt, kan zó vervangen worden (als we computer niet aanvaardbaar achten, hadden we wel gekozen voor beschouwer, gegevensbewerker of iets van dien aard) en van gelijkwaardigheid is in taal bijkans nooit sprake. Wat men vaak buiten beschouwing blijkt te laten, zijn bijbetekenis en klank of welluidendheid. Geen enkel woord is equivalent aan een ander, omdat er naast een grondbetekenis méér aan vastzit. Interesse, bijvoorbeeld, mag dan wel vrijwel gelijk zijn aan belangstelling (beide woorden worden immers veelal door elkaar gebruikt, kennen evenveel lettergrepen, kunnen zich beroepen op een zekere individuele schone klank), helemaal gelijk zal het er niet aan worden. Substantief en zelfstandig naamwoord betekenen in wezen hetzelfde; maar wie daarentegen substantief verkiest (prefereert is nét even anders), trekt een ander register open.

Wat mij het meest belgt, is dat M.C. Tideman in zijn reactie schakering noemt als een ‘Nederlands’ alternatief voor nuance. Zijn lieden die zich in zekere zin beroemen op hun purisme dan te laks om zich ervan te vergewissen dat schakering, niettegenstaande de (min of meer) Nederlandse uitgang -ing, stamt van het Franse échiquer ‘geruit zijn als een schaakbord’ (Jan de Vries, Nederlands etymologisch woordenboek)? Schaak, Oudfrans eschac, zelf gaat terug op het Perzische s̆āh ‘koning’; nuance komt van het Franse nuer ‘schaduwen’ en gaat terug op het Latijnse nubes ‘wolk’. Schakering mag dan wel Nederlandser klinken en ogen dan nuance (misschien kan het ook bogen op een langere geschiedenis in onze taal), het blijft van oorsprong een bastaardwoord.

■ Huppelkut
Elly C. Hagemeijer - Amsterdam

Nogmaals over het woord huppelkut (in het juli/augustusnummer 1997), waar Henk Zwennes in het oktobernummer een reactie op gaf: Joop Koopman zou de geestelijke vader van dit woord zijn.

Dat lijkt mij echter zeer onwaarschijnlijk. Mijn vader en zijn broer kenden het woord reeds toen zij nog kinderen waren (vóór 1940). Zij zijn opgegroeid in de Transvaalbuurt in Amsterdam-Oost. Het woord werd soms ‘op straat’ gebruikt voor meisjes in het algemeen. Ook een generatiegenote van hen, opgegroeid in de Jordaan in Amsterdam, kende huppelkut toen al; het was een ander woord voor ‘hoer’.

■ Ongrammaticaal Engels?
Martha Heesen - Oegstgeest

Wat een wonderlijke redenering gebruikt N. Stienstra in haar artikel ‘Het “Onze Vader-Moeder”’ (in het decembernummer) om te laten zien dat (naar zij meent) men in het Engelse-taalgebied ‘meer hecht aan inclusief taalgebruik’, waar men ‘zijn toevlucht neemt tot constructies die strikt genomen ongrammaticaal zijn’. Als voorbeeld citeert zij een fragment uit Collins Cobuild English Language Dictionary, waarin het meervoudige they terugslaat op someone. Er kan geen sprake van zijn dat de samenstellers van de Collins dan maar voor deze ‘incorrecte’ constructie gekozen hebben uit vrees niet inclusief genoeg te zijn; er is niets ongrammaticaals aan. (Dat het in het Nederlands anders zit, maakt het Engels nog niet ongrammaticaal.) Je zegt in het Engels bijvoorbeeld: ‘Someone forgot their hat.’ ‘There's someone at the door; please tell them to go away.’ En uit een werk van Henry James, die je toch moeilijk van zoiets akeligs kunt betichten: ‘You can tell when a person speaks to you as if (...) they despised you.’

■ Triltintelen
Remco van Rijn - student Nederlands, Amsterdam

In het artikel ‘Optreuren met Aletrino’ (Onze Taal december) stelt Marc van Oostendorp dat Couperus werkwoorden als triltintelen niet verbuigt: ‘Hij voelde dat hij een vorm als jij triltintelt beter niet kon gebruiken omdat dit een onnatuurlijke vorm zou zijn.’ Als tegenvoorbeeld de openingszin van Couperus' roman De berg van licht uit 1905/1906:

In den zoelen nacht van nazomer triltintelden over Emessa aan wijd effen hemel van wolkenlooze nachtkleur de duizende en duizende kristallen sterren (...).

■ Buikspreken
J.M. Spier - Heiloo

Marc van Oostendorp schrijft in zijn artikel ‘Optreuren met Aletrino’ (in het decembernummer) dat je niet kunt zeggen: ‘ik buikspreek’ of ‘ik spreek buik’. Als (beslist onserieuze) reactie wil ik erop wijzen dat Daan Zonderland aantoonde dat buikspreken wel degelijk kan worden vervoegd. In zijn versje over de graaf in

[pagina 45]
[p. 45]

Jemeppe staat onder meer: ‘buik sprak hij (...) als hij behoefte voelde aan een intiem gesprek’. Zo lenig kan de taal dus zijn. En ook bijzonder fraai is de volgende parodie van Charivarius (uit 1921!) op ‘Rustig godslampte een ster’, in het tijdschrift Groot-Nederland:

Uitkomst-rijm

Juist voordat de Groene ter perse ging, bladerde Charivarius, die maar geen onderwerp voor een Rijm kon bedenken, Groot-Nederland 1921 door. Op blz. 403 las hij: ‘Rustig godslampte een ster.’ Rijm klaar.

 
De bleke maan godslampte door de kille
 
ruiten,
 
Ik handen in mijn zakte, pijpte in mijn
 
mond,
 
Zo ruizerijmerde ik zonder Rijm, naar bui-
 
ten,
 
‘Geen muz',’ helaasde ik, ‘die mij stof tot
 
dichten zond.’
 
 
 
Ik straatopte. Maar 't heeft mijn stem-
 
ming niet verbeterd;
 
Een enkeling klabakte voetstapsdreun-
 
gedruis...
 
't Was zestien graden onder nul ge-
 
thermometerd,
 
Een straatnimf gajemeede, 'k neende nors
 
naar huis.
 
 
 
Of ik al hevig kachelcokesde, 't mocht niet
 
baten,
 
Het warmekamerde, maar ach! mijn geest
 
bleef koud.
 
‘Moet g'ongeschrijfmachiend,’ zuchtt’ ik,
 
‘uw epos laten?
 
Hebt gij geiedereweekt, dat gij thans sta-
 
ken zoudt?’
 
 
 
Ik was geërgernist en had het uitgejam-
 
merd,
 
Waar 'k niet te goeder uur gereddingd uit
 
de brand.
 
Ja. Gij hadt zonder Rijm gegroeneamster-
 
dammerd,
 
Had ik niet net op tijd nog gegrootneder-
 
land.

■ Gemengd huwelijk
Edwin den Boer - Utrecht

Gemengd huwelijk (‘huwelijk tussen mensen van verschillende huidskleur of godsdienst’) is een verouderde uitdrukking, die misschien een tweede leven gaat krijgen in een nieuwe betekenis, namelijk ‘huwelijk tussen mensen van verschillend geslacht’. In Trouw van zaterdag 13 december 1997 verscheen een reportage van Sybilla Claus over het traditionele vrouwenhuwelijk in Kenia. Bij een vergelijking met het gewone huwelijk tussen man en vrouw schrijft ze: ‘Er is niet veel verschil met een gemengd huwelijk’ en ‘De rituelen zijn dezelfde als bij een gemengd huwelijk.’ Dit gebruik is dubbel politiek correct: het beschrijft de normaal geachte samenlevingsvorm als iets bijzonders en het verdringt een gangbare betekenis die naar racisme en religieuze intolerantie ruikt.

En toch maakt het een redelijk natuurlijke indruk, ook buiten de genoemde context. Ik heb nooit begrepen waarom huwelijken tussen mensen van verschillende huidskleur of godsdienst ‘gemengd’ worden genoemd. Alsof het heterohuwelijk bedoeld is om gelijksoortige mensen bij elkaar te brengen!

Henk Krol van De GAY Krant, die in Onze Taal van december de term homohuwelijk het ergste woord van het jaar noemt, zou dus het alternatief ongemengd huwelijk kunnen voorstellen. Wat men er ook inhoudelijk van denkt, het klinkt beter dan het geregistreerde partnerschap dat met ingang van het nieuwe jaar is ingevoerd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Bart Mesotten

  • H.P. Winkelman

  • A.A. de Boer

  • J.M. Spier

  • Edwin den Boer