Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 67 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 67
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 67Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 67

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.74 MB)

Scans (228.33 MB)

ebook (14.90 MB)

XML (1.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 67

(1998)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

?Vraag en antwoord!
Taaladviesdienst

● Taaltest congres

? Tijdens het congres heb ik meegedaan aan de taaltest van de Taaladviesdienst. Bij elke (ware) uitspraak over een taalkwestie moest ik uit drie argumenten het juiste argument kiezen. Ik ben benieuwd of ik mijn test foutloos heb gemaakt.

 

! Helaas, u was een van de 153 deelnemers die een of meer fouten hebben gemaakt. Dertig congresgangers leverden de test foutloos in; tien van hen ontvingen als beloning een Taalalmanak.

U had, met vele anderen, bij de opgave ‘Toe-eigenen wordt in de nieuwe spelling met een koppelteken geschreven, omdat:...’ gekozen voor het argument ‘... in de nieuwe spelling het trema afgeschaft is’, en dat is niet juist. Het goede antwoord is: ‘... (omdat) het hier niet gaat om een afleiding maar om een samenstelling.’ Het trema wordt immers nog wél geschreven in bijvoorbeeld beëindigen en weeïg. Dit zijn afleidingen, woorden die met een voor- of achtervoegsel (be-, ge-, -ig, enz.), dat niet zelfstandig kan voorkomen, van een ander woord zijn afgeleid. In afleidingen gebruiken we (als dat nodig is omdat er klinkers botsen) een trema. In samenstellingen schrijven we in dergelijke gevallen nu het trema niet meer. Het kenmerk van samenstellingen als toe-eigenen en zo-even is dat beide delen ook los in dezelfde betekenis kunnen voorkomen.

Er was nog een kwestie waar velen over struikelden. De opgave was: ‘In de zin “Ik heb even jouw pen geleend,” zei Rob, “want die van mij deed het niet” staat de eerste komma vóór het aanhalingsteken, omdat...’. Het juiste antwoord is: ‘... de komma ook in het citaat zou staan als dit niet onderbroken werd door zei Rob.’ In de zin ‘Ik heb even jouw pen geleend, want die van mij deed het niet’ staat immers een komma. Als we van deze zin een citaat maken dat we onderbreken door zei Rob, behoort de komma tot het citaat en komt hij dus binnen de aanhalingstekens te staan. Velen kozen voor het argument ‘... (omdat) het citaat onderbroken wordt door zei Rob,’ maar dat is niet juist. In de zin ‘“Ik heb even de pen geleend”, zei Rob, “die op je bureau lag”’ wordt het citaat ook onderbroken door zei Rob, maar komt de komma wél na het aanhalingsteken te staan. In de zin ‘Ik heb even de pen geleend die op je bureau lag’ staat geen komma; in de geciteerde zin behoort de komma dan ook niet tot het citaat.

Pappenheimers
?Waar komt de uitdrukking ik ken mijn pappenheimers vandaan?

! Deze uitdrukking, die ‘ik weet wat voor vlees ik in de kuip heb’ betekent, is volgens (onder andere) Nederlandse spreekwoorden en gezegden van F.A. Stoett ontleend aan een toneelstuk van Schiller (1759-1805), Wallensteins Tod (1800). Wallenstein zegt daarin: ‘Daran erkenn” ich meine Pappenheimer.’ Dit was een uitroep van vreugde: de soldaten uit het regiment van graaf Pappenheim hadden Wallenstein verteld dat zij hem niet voor een landverrader hielden en hem trouw zouden blijven, hoewel andere regimenten hem afvielen.

Tegenwoordig gebruiken we de uitdrukking vaak ironisch. Wie als antwoord op de vraag ‘De kinderen zullen de afwas toch wel hebben gedaan?’ het antwoord ‘Nou... ik ken mijn pappenheimers’ krijgt, weet dat de kans groot is dat de afwas niet gedaan is.

Hoofdbreken(s)
? Wat is juist: Dat kostte mij heel wat hoofdbreken of Dat kostte mij heel wat hoofdbrekens?

! Beide zinnen zijn goed. Van Dale (1995) geeft bij het zelfstandig naamwoord het hoofdbreken (‘zware overpeinzing’, ‘geestelijke inspanning’, meervoud: hoofdbrekens) de voorbeeldzin: ‘Het kostte heel wat hoofdbreken(s) eer het zover was’. De andere woordenboeken geven deze keuzemogelijkheid ook, maar het woordenboek van Kramers (1996) vermeldt bij het zelfstandig naamwoord het hoofdbreken (geen meervoud) ‘veelal tweede naamval: “Dat heeft heel wat hoofdbrekens gekost”.’ Volgens Kramers staat hier zoiets als ‘Dat heeft heel wat uren van hoofdbreken gekost’; hoofdbrekens is dan geen meervoud, maar een tweede naamval ofwel ‘genitief’.

In Buigingsverschijnselen van het Nederlands (1948) merkt P. Gerlach Royen op dat zowel heel wat hoofdbreken als heel wat hoofdbrekens voorkomt. Hij ziet hoofdbreken niet als een zelfstandig naamwoord maar als een onbepaalde wijs, een heel werkwoord dat als zelfstandig naamwoord gebruikt wordt. Hij noemt nog meer voorbeelden, zoals na wat wachtens, na veel biddens en smekens en een uur gaans. Maar Gerlach Royen vraagt zich af of in een zin als ‘Dat kost de commissie hoofdbrekens genoeg’ de s nog wel als genitief-s gezien moet worden: ‘Wat immers historisch van genitieve oorsprong is (...) kan door reïnterpretatie of herijking zijn genitiefkarakter verliezen, dat wil zeggen zich grammatisch wijzigen.’ Velen zullen de -s in veel hoofdbrekens tegenwoordig als meervouds-s opvatten, net als Van Dale (1995) en Verschueren (1996), en niet als genitief-s.

Dat hoofdbrekens (nog) niet voor iedereen ‘gewoon’ een meervoud is, blijkt uit het artikel over deze kwestie in de novemberaflevering van 1997 van Nederlands van Nu, het blad van onze Vlaamse zustervereniging Vereniging Algemeen Nederlands. Dr. Frans Debrabandere schrijft hierin dat hij bijvoorbeeld de meeste hoofdbrekens niet uit zijn pen kan krijgen. Ook wij hebben moeite met zinnen als ‘Na langdurige hoofdbrekens besloot ik de baan te weigeren.’

● Erop afkomen/eropaf komen
? Het Groene Boekje vermeldt eropaf (aaneen). Wat is nu juist: eropaf komen of erop afkomen?

! Erop afkomen is juist. Afkomen (op) (‘naar iets toegaan’, ‘erdoor aangelokt worden’) is een samengesteld werkwoord; het wordt in alle woordenboeken aaneengeschreven. Omdat af bij komen hoort, mogen we het niet aan erop vast schrijven in erop afkomen. Juist is daarom ook: ‘Zij kwamen erop af als vliegen op een pot stroop’; af is ook hier niet vrij om zich te binden aan erop.

Eropaf komt ook aaneen voor, vandaar dat het Groene Boekje het opneemt. In bijvoorbeeld ‘Hij schreeuwde: “Eropaf!”’ schrijven we eropaf aaneen. In deze zin komt geen werkwoord voor waarmee af een geheel vormt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken