Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tabu. Jaargang 21 (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tabu. Jaargang 21
Afbeelding van Tabu. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van Tabu. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tabu. Jaargang 21

(1991)– [tijdschrift] Tabu–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Nummer 1]

Afasie van Broca en de vorm van het werkwoord
Roelien Bastiaanse, Roel Jonkers & Rick Ruhland

1 Inleiding

Er worden veel uitspraken gedaan over het werkwoordgebruik van Brocapatiënten, maar helaas is er weinig onderzoek verricht naar de psycholinguïstische aspecten ervan.

Een van de weinigen die het werkwoordgebruik van dit type afasiepatiënt wel op basis van een psycholinguïstische theorie poogt te verklaren is Lapointe (1985). Op basis van traditionele linguïstische beschrijvingen heeft hij een gemarkeerdheidshiërarchie voor werkwoordsvormen opgesteld. Zijn hypothese luidt dat Brocapatiënten een zeer sterke voorkeur vertonen voor de minst gemarkeerde vormen. Analyse van het werkwoordgebruik van twee engels- en twee italiaanstalige Brocapatiënten lijkt deze hypothese te ondersteunen.

Lapointe claimt dat zijn theorie universele geldigheid heeft. Deze claim was voor ons aanleiding een verkennend onderzoek te verrichten naar het gebruik van werkwoordsvormen bij twee Nederlandstalige Brocapatiënten.

De werkwoordsvormen die beide Brocapatiënten in hun spontane taal gebruiken, zijn volgens Lapointe's gemarkeerdheidshiërarchie geanalyseerd. De resultaten zijn niet overeenkomstig de voorspellingen van Lapointe, reden voor ons om een alternatieve, taak-onafhankelijke gemarkeerdheidshiërarchie op te stellenGa naar eind0..

1.1 Algemene definitie van Broca-afasie

Afasie is een taalstoornis die kan optreden ten gevolge van een hersenbeschadiging, bijvoorbeeld een C.V.A. of een contusio cerebriGa naar eind1..

Afhankelijk van de plaats van het letsel kunnen verschillende functies van taal aangetast zijn (bijv. lexicaal-semantisch of morfosyntactisch niveau), hoewel meestal alle taalniveaus in min of meerdere mate zijn gestoord. Als er sprake is van een stoornis in alle taalniveaus spreekt men van een ‘gemengde afasie’.

Een zuiver en veel beschreven type afasie is ‘afasie van Broca’. Deze afasie wordt gekenmerkt door agrammatisch taalgebruik, ook wel ‘telegramstijl’ genoemd. De patiënt spreekt in korte zinnen, die voornamelijk uit inhoudswoorden bestaan. Het taalbegrip is relatief intact. De articulatie is meestal gestoord, waardoor er fonematisch parafasieënGa naar eind2. voorkomen. Een voorbeeld van het spontane taalgebruik van een van de patiënten uit onderstaand onderzoek:

[pagina 2]
[p. 2]
Heb je plannen voor Sinterklaas? ja nee plannen niet niet sinterklaas eh winkelsbusiness mij portemonnee altijd leeg toekomst nee verleden Je viert geen Sinterklaas? nee absoluut Daar doe je helemaal niets aan? in de pan lekkers hapjes lekker (...) En met Kerst en Oud en Nieuw, ga je dan nog wat doen? lekkers eten cadeautjes Kerstmis lootjes trekken allemaal cadeautjes halen tientje tientje de man.

1.2 Linguïstische definitie van Broca-afasie

Bovenstaande definitie is algemeen en voor linguïsten weinig bruikbaar. Wat bedoelt men met ‘het taalbegrip is relatief intact’ en wat houdt het in dat een patiënt voornamelijk in inhoudswoorden spreekt?

Naar afasie van Broca is veel onderzoek gedaan, de laatste jaren ook door linguïsten. Linguïstisch gezien kan Broca afasie als volgt omschreven worden. Het mondelinge taalgebruik wordt gekenmerkt door één-, twee-, en drie-woord-uitingen. Langere uitingen komen incidenteel wel voor, maar dat zijn veelal stereotiepe uitdrukkingen (zoals ‘ik weet het niet’, ‘hoe heet het ook alweer?’). Grammaticale relaties worden niet uitgedrukt, toch is de woordvolgorde niet willekeurig. De uitingen zijn syntactisch gezien eenvoudig van structuur en bevatten meestal alleen het subject en een deel van het predicaat. Sommige Brocapatiënten gebruiken NP's met een determinator en een nomen, andere gebruiken NP's met alleen een nomen. Adjectieven en adverbia met adjectief-valentie komen wel voor, evenals adverbia van tijd. Preposities met een lexicale functie worden meestal wel gerealiseerd, maar veel preposities met een syntactische of gesubcategoriseerde functieGa naar eind3. worden weggelaten of verkeerd gebruikt. Het verbum wordt veelal niet vervoegd of het wordt weggelaten.

Morfologische verbuigingen en uitgangen worden eveneens weggelaten of verkeerd gebruikt (zie bijv. Kerschensteiner, Poeck, Huber, Stachowiak & Weniger, 1978).

De zelfstandige woorden die gebruikt worden (zoals verba, nomina en adjectieven) zijn vaak weinig specifiek en hoogfrequent. Er bestaan woordvindingsmoeilijkheden voor meer specifieke woorden (Kerschensteiner e.a., 1978).

Dysarthrie en verbale apraxie (beide articulatiestoornissen) komen vaak voor. Het corticale gebied dat verantwoordelijk is voor articulatie bevindt zich vlak naast het gebied van Broca. Door deze anatomische oorzaak zal er vaak een articulatiestoornis optreden bij een afasie van Broca, maar dit hoeft niet altijd te gebeuren (zie Vermeulen & Bastiaanse, 1984).

De morfosyntactische problemen, zoals boven beschreven, uiten zich niet alleen in het spreken; het schrijven is op dezelfde wijze, maar vaak nog ernstiger gestoord.

De stoornis in het taalbegrip is vergelijkbaar met die in de expressie, hoewel er onderzoekers zijn die menen dat er Brocapatiënten zijn bij wie het taalbegrip volledig intact is (bijv. Miceli, Mazzucchi, Menn & Goodglass,

[pagina 3]
[p. 3]

1983). Bij een van onze patiënten kon evenmin een taalbegripsstoornis geconstateerd worden.

Een taalbegripsstoornis bij Brocapatiënten is nooit zeer ernstigGa naar eind4.. In een gesprek over alledaagse onderwerpen zal een dergelijke stoornis dan ook meestal niet aan het licht komen. Maar op een taalbegripstest, zoals de Test for Reception of Grammar (T.R.O.G., Bishop, 1982), waarbij het verwerken van morfosyntactische informatie cruciaal is voor het begrijpen van de zin, vertoont de Brocapatiënt vrijwel altijd een stoornis: passieve zinnen (zoals ‘de koe wordt door de man geduwd’) of zinnen met inbeddingen (zoals ‘het boek waar het potlood op ligt, is rood’) worden bijvoorbeeld niet goed begrepen. Het begrijpend lezen is vergelijkbaar, maar vaak nog ernstiger gestoord.

2 Het werkwoordgebruik bij Brocapatiënten

Er is de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar het vermogen van Brocapatiënten om werkwoorden op te roepen (Kohn, Lorch & Pearson, 1989; Miceli, Silveri, Villa & Caramazza, 1984; Basso, Razzano, Faglioni & Zanobio, 1990; Zingeser & Berndt, 1990, Bastiaanse, te verschijnen) maar het werkwoordgebruik in de spontane taal is nooit specifiek onderzocht. Het werkwoordgebruik van Brocapatiënten is wel in algemene termen beschreven. Zo schrijven Kolk en Van Grunsven dat Brocapatiënten de neiging hebben het werkwoord weg te laten of te nominaliseren (Kolk & Van Grunsven, 1985). Tot welke vorm genominaliseerd wordt, wordt echter niet aangegeven (d.w.z. wordt ‘praten’ genominaliseerd tot ‘gepraat’ of tot ‘het praten’Ga naar eind5.).

Met deze theorie over nominalisatie van het werkwoord is Lapointe (1985) het niet eens. Volgens hem is er geen sprake van nominalisatie, maar kiest een Brocapatiënt voor een ‘eenvoudiger’ vorm van het werkwoord. Dit zal vaak het participium of de infinitief zijn. Zijn verklaring hiervoor luidt alsvolgt: V-groepen drukken een geheel van semantische begrippen uit. Deze begrippen bestaan uit een of meer basisbegrippen. Als basisbegrippen beschouwt hij attitude, voice, aspect, tense en agreement. Deze basisbegrippen vallen uiteen in twee klassen: discourse location (tense en agreement) en nondiscourse location (attitude, voice en aspect).

Zich baserend op traditionele beschrijvingen zoals die van Kurylowics (1964), stelt Lapointe een gemarkeerdheidshiërarchie op voor deze begrippen. In Tabel 1 (zie volgende pagina) is deze hiërarchie weergegeven. De meest linkse vorm is steeds de minst gemarkeerde. Op basis van deze semantische begrippen kunnen de verschillende werkwoordsvormen geordend worden in termen van gemarkeerdheid.

Tabel 2 geeft de complexiteit van werkwoordsvormen in het Engels weer. Bovenaan elke kolom staat steeds de basisvorm. De vormen daaronder zijn afgeleid van deze basisvormen. De vormen zijn geordend op grond van de semantische begrippen ‘aspect’, ‘voice’ en ‘attitude’.

[pagina 4]
[p. 4]

Tabel 1: Complexiteit van semantische begrippen (volgens Lapointe, 1985, blz. 118)

ATTITUDE indicatief < niet indicatief (modaal, subjunctief, imperatief)
VOICE actief < passief < causatief
ASPECT niet specifiek < duratief < punctueel, completief
TENSE presens < preteritum, futurum < complex < niet finiet
AGREEMENT subject < direkt object <... / enkelvoud < meervoud < duaal <... / 3e persoon < 2e persoon < 1e persoon

Tabel 2: Gedeelte van de complexiteitshiërarchie in het Engels (volgens Lapointe, 1985, blz. 122). V+ed′ = participium perfectum; V+ed″ = participium passivum. ‘Aux’ duidt op een lexicaal niet gerealiseerde vorm.

V Aux V+ing Aux V+ed″ Aux being V+ed″
V+s is V+ing is V+ed″ is being V+ed″
V+ed are V+ing are V+ed″ are being V+ed″
Aux V+ed′ . . .
has V+ed′ be V+ing be V+ed″ be being V+ing"
have V+ed′ Aux been V+ing Aux been V+ed″ Aux been being V+ed″
had V+ed′ has been V+ing has been V+ed″ has been being V+ed″

Volgens Lapointe zullen Brocapatiënten een zeer sterke voorkeur vertonen voor de vier vormen in de linker bovenhoek, de minst gemarkeerde vormen. Als een Engels- of Nederlandstalige Brocapatiënt de minst gemarkeerde vorm gebruikt (Vbarestem respectievelijk Vinf), zou men dat ook kunnen beschouwen als een niet vervoegde lexicale vorm of een nominalisatie, zoals sommige onderzoekers doen (bijvoorbeeld Goodglass & Geschwind, 1976). Volgens Lapointe is dit onjuist. In het Engels (en ook in het Nederlands) vallen de niet vervoegde en de minst gemarkeerde vorm samen. Er zijn echter ook talen waarin de niet vervoegde vorm niet voor kàn komen, omdat deze vorm simpelweg niet fonologisch te realiseren is, zoals bijvoorbeeld in het Hebreeuws. In deze talen kiest de Brocapatiënt voor een fout vervoegde vorm (die in de theorie van Lapointe tot een van de minst gemarkeerde vormen zou moeten behoren).Ga naar eind6.

Naast deze minst gemarkeerde vorm zal een Brocapatiënt ook drie andere weinig gemarkeerde vormen gebruiken; voor het Engels zijn dit ‘V+s’, ‘V+ing’ en ‘is V+ing’, voor het Italiaans het participium preteritum, de 3e persoon enkelvoud presens en perfectum.

Analyse van het werkwoordgebruik, van twee engelstalige Brocapatiënten (uitgelokt met behulp van een zinsconstructietest) en twee italiaanstalige

[pagina 5]
[p. 5]

patiënten (o.a. navertellen van een verhaaltje) toont aan dat dit inderdaad de meest voorkomende vormen zijn. Om dit fenomeen te verklaren, gebruikt Lapointe het zinsproduktiemodel van Garrett (1975).



illustratie

Bij het produceren van zinnen wordt deze figuur van boven naar beneden doorlopen. In de syntactische processor (SP) bevinden zich twee opslagplaatsen: een voor het selecteren van lexicale categorieën (bijvoorbeeld V) en een met functiewoorden (bijvoorbeeld Aux). Voor het vinden van bepaalde elementen uit de twee genoemde opslagplaatsen is een bepaalde hoeveelheid energie nodig. Lapointe veronderstelt dat agrammatici over onvoldoende energie beschikken om de juiste vormen te selecteren. De hypothese luidt: hoe gemarkeerder de werkwoordsvorm is, hoe meer energie het kost om deze te produceren. Voor de produktie van werkwoordsvormen heeft dit als consequentie dat alleen die vormen worden gerealiseerd die linksboven in Tabel 2 staan. Voor andere vormen is simpelweg niet genoeg energie aanwezig. Mocht er bij het produceren, door gebrek aan energie, gekozen moeten worden tussen een V-fragment en een Aux, dan krijgt het V-fragment prioriteit en daardoor wordt dus in zeer veel gevallen bij agrammatici de Aux weggelaten.

[pagina 6]
[p. 6]

Aan de hand van Tabel 2 van Lapointe is in Tabel 3 een voorbeeld voor het Nederlands uitgewerkt. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat het gerundium (hij is aan het Vinf) nauwelijks voorkomt.

Tabel 3: Gedeelte van de complexiteitshiërarchie in het Nederlands, voor een transitief werkwoord met een zwakke flectie van het imperfectum (bijv. ‘maken’). V = stam, geVd/t = participium perfectum, geVd/t' = participium passivum. ‘Aux’ duidt op een lexicaal niet gerealiseerde vorm.

V+en Aux geVd/t Aux geVd/t' Aux geVd/t'
V+t(3) heeft geVd/t wordt geVd/t' is geVd/t'
V+t(2) hebt geVd/t wordt geVd/t' bent geVd/t'
V heb geVd/t word geVd/t' ben geVd/t'
V+en(3) hebben geVd/t worden geVd/t' zijn geVd/t'
V+en(2) hebben geVd/t worden geVd/t' zijn geVd/t'
V+en(1) hebben geVd/t worden geVd/t' zijn geVd/t'

De eerste kolom heeft betrekking op de indicatieve, actieve, duratieve begrippen, de tweede kolom op indicatieve, actieve, completieve begrippen, de derde kolom bevat de passieve duratieve begrippen en de laatste kolom de passieve completieve begrippen.

In de volgende paragraaf zal Tabel 3 worden getoetst aan de hand van het spontane-taalgebruik van twee Nederlandstalige Brocapatiënten. Volgens de theorie van Lapointe zouden Brocapatiënten een duidelijke voorkeur vertonen voor de vier werkwoordsvormen uit de linker bovenhoek (de infinitief, de 3e persoon enkelvoud presens, het participium preteritum en de 3e persoon enkelvoud perfectum).

3 Materiaal en methoden

3.1 Proefpersonen

Patiënt 1 is een 42-jarige vrouw, gehuwd en moeder van twee kinderen (een zoon van 16 en een dochter van 13).

Zij is ten tijde van het onderzoek vijftien maanden afatisch. De afasie is ontstaan ten gevolge van een C.V.A.

Op het moment van onderzoek waren er geen neuropsychologische uitvalsverschijnselen meer te constateren, behalve een iets beperkte capaciteit van het verbale geheugen. Er bestaat een hemiplegieGa naar eind7. rechts.

Taalbegripsstoornissen op woord- en zinsniveau en woordvindingsproblemen waren niet aantoonbaar. Er zijn zeer lichte, nauwelijks waarneembare, articulatieproblemen, een vrij ernstige agrafieGa naar eind8. en een matige alexieGa naar eind9..

[pagina 7]
[p. 7]

Patiënt 2 is een 36-jarige man, gehuwd en vader van één kind (een zoon van 4).

Ten tijde van het onderzoek is hij 9 maanden afatisch ten gevolge van een C.V.A., dat tijdens een craniotomieGa naar eind10. is ontstaan.

Op het moment van onderzoek waren er nauwelijks neuropsychologische uitvalsverschijnselen te constateren.

Er bestaat een hemiplegie rechts. Het zinsbegrip (zowel auditief als visueel) is gestoord, er zijn lichte woordvindingsproblemen en de articulatie is licht tot matig gestoord. Er is sprake van een matige agrafie en een lichte alexie.

3.2 Materiaal en analysemethode

Voor de analyse van de werkwoordsvormen werd gebruik gemaakt van een sample spontane taal. Aan de hand van enkele standaardvragen (zoals ‘Kunt u vertellen wat uw problemen met spreken zijn?’, ‘Kunt u iets vertellen over uw huis?’) is een gesprek gevoerd. Dit gesprek is op geluidsband opgenomen en naderhand getranscribeerd (zie Appendix).

Alle werkwoordsvormen zijn genoteerd en vervolgens benoemd in de termen van Lapointe (1985). Dit leverde de nodige problemen op, omdat Lapointe in zijn opsomming niet volledig is. Zo plaatst hij de modale vormen niet in zijn model. Afasiepatiënten in het algemeen - niet alleen Brocapatiënten - maken nogal al eens gebruik van de constructie Vmodaal + infinitief. Volgens Lapointe zijn modale werkwoordsconstructies gemarkeerder dan indicatieve vormen (zie Tabel 1). Dit impliceert dat modale constructies bij Brocapatiënten niet voor zouden komen. Wij hebben dergelijke constructies als aparte categorie opgenomen.

Een ander probleem vormden de onregelmatige verledentijdsvormen. Lapointe geeft in zijn artikel expliciet aan dat hij afziet van deze groep (p. 115). Dit lijkt niet terecht, omdat juist de meer frequente werkwoorden, ook in het Engels, een onregelmatige verledentijdsvorm hebben (weten, zien, denken). Het is bekend dat afasiepatiënten vooral hoogfrequente woorden gebruiken en deze onregelmatige vormen komen veelvuldig voor bij afasiepatiënten. Bij het analyseren is geen onderscheid gemaakt tussen sterke, zwakke en onregelmatige V-vormen.

Een ander probleem vormt het koppelwerkwoord: Lapointe geeft in zijn model geen verantwoording van bijvoorbeeld ‘zijn’ als koppelwerkwoord. Een van de twee patiënten gebruikte veelvuldig de zin ‘hoe heet die?’ ‘Heten’ is een koppelwerkwoordGa naar eind11. en is net als de overige koppelwerkwoorden bij de analyse buiten beschouwing gelaten.

4 Resultaten

In Tabel 4 zijn de resultaten van de analyse weergegeven.

[pagina 8]
[p. 8]

Tabel 4: Gebruikte werkwoordsconstructies door de twee Nederlandstalige Brocapatiënten. Mod = modaal werkwoord.

PATIENT 1 PATIENT 2
V 11    
V+en inf 9 V+eninf 13
V+t (3) 5 V+t (3)Ga naar voetnoot* 4
Aux geVd/t 3 Aux geVd/t 4
Mod + V+en 2    
V+de/te (1) 1    
hebben(1) geVd/t 1    
V+en(1) 1    
    V+de/te(3) 2
    worden geVd/t 1
    Mod + geVd/t 1

Voor patiënt 1 valt 51,5% van de gebruikte werkwoordsvormen in de door Lapointe voorspelde categorieën, voor patiënt 2 is dat 72%, (84% als de drie maal 1e/3e persoon enkelvoud presens als 3e persoon gerekend wordt). Als de modale constructies buiten beschouwing worden gelaten bedragen deze percentages 54.8 resp. 75% (87.5% als de drie maal 1e/3e persoon als de 3e persoon wordt gerekend).

5 Discussie

Het opvallendst van de analyse van de gebruikte werkwoordsvormen is dat patiënt 1, tegen de voorspelling van Lapointe in, veelvuldig de 1e persoon enkelvoud presens gebruikt. Volgens Lapointe is deze vorm gemarkeerder dan de 3e en zelfs de 2e persoon enkelvoud. Zowel in het Nederlands als in het Engels komt de 1e persoon enkelvoud presens qua vorm overeen met de stam van het werkwoord, die in het Engels zelfs gelijk is aan de infinitief.

Uit Tabel 4 blijkt dat patiënt 1 een grotere variatie in werkwoordsvormen heeft dan patiënt 2. Zoals ook duidelijk moge zijn uit het spontane taalgebruik van beide patiënten, is patiënt 1 veel beter in staat zich verbaal uit te drukken. Bij patiënt 1 is er dan ook sprake van een milde vorm van Broca-afasie, die zich voornamelijk uit in de spontane taal. Patiënt 2 lijdt aan een matig ernstige vorm van Broca-afasie, die zich zowel in het spreken als in het begrijpen van gesproken taal uit.

Lapointe merkt in zijn conclusie op (blz. 152):

(...) if we can find mild agrammatics who are capable of producing V forms corresponding to cells that are not in the upper lefthand corner of the fragment
[pagina 9]
[p. 9]
store at least occasionally in spontaneous speech (...), then we should expect to discover an increase in the use of V forms corresponding to non-upper-lefthand cells.

Patiënt 1 lijkt een dergelijke ‘mild agrammatic’ te zijn.

Bij patiënt 2 is drie van de vier keer uit de context niet duidelijk of hij de 1e of 3e persoon enkelvoud presens gebruikt. Het gaat hier om de constructie ‘kan niet’. Dit zou een substitutie kunnen zijn van ‘kan ik niet’ of van ‘dat kan niet’. Volgens Lapointe zou bij substitutie altijd gekozen worden uit de vier minst gemarkeerde vormen. Of dat in dit geval waar is, valt te betwijfelen. In alle drie de gevallen gaat het om uitspraken die de fysieke onmogelijkheden van de patiënt betreffen, hetgeen erop zou kunnen duiden dat het om een 1e persoon gaat. Patiënt 2 gebruikt twee maal de 3e persoon imperfectum. Ook dit is niet in overeenstemming met de hypothese van Lapointe, die stelt dat het imperfectum een duidelijk gemarkeerde vorm is. Gezien de rest van de spontane taal van patiënt 2, lijkt de veronderstelling gerechtvaardigd dat deze twee vormen (beide ‘begon’) echolalisch zijn, dat wil zeggen gebaseerd zijn op wat de proefleider zojuist heeft gezegd.

Onduidelijk is waarom Lapointe veronderstelt dat de 1e persoon enkelvoud gemarkeerder is dan de 3e persoon. Het klopt weliswaar met zijn data, maar een reden wordt in het artikel niet gegeven.

We kunnen ons voorstellen dat de gevonden verschillen te verklaren zijn uit het feit dat de data op verschillende manieren verzameld zijn. Lapointe heeft taalgebruik geanalyseerd dat voor de engelstalige patiënten ontlokt was door middel van een zinsconstructietest, en voor de Italiaanse patiënten bestond uit o.a. spontane taal en het navertellen van een verhaaltje. Bij een zinsconstructietest en navertellen zal de patiënt de neiging hebben om in de 3e persoon te praten. Omdat alle plaatjes, voor zover na te gaan actiewerkwoorden betroffen, wordt de V-ing vorm uitgelokt. Wij hebben spontanetaalsamples gebruikt. De patiënten werd gevraagd iets over zichzelf te vertellen. Het is niet verwonderlijk dat dit het gebruik van de 1e persoon uitlokt.

Een model als dat van Lapointe, dat enige universele geldigheid pretendeert, zou niet afhankelijk mogen zijn van de taak die de proefpersonen moeten verrichten.

Op basis van de gevonden resultaten bij de Nederlandstalige Brocapatiënten stellen we dan ook voor de gemarkeerdheidshiërarchie als volgt aan te passen cq. te vereenvoudigen (Tabel 5, zie volgende pagina).

De vormen V+en, V(+/-t), AUX geVd/t en heb/heeft geVd/t zouden dan het meest gebruikt moeten worden door Brocapatiënten. Het blijkt dan de twee Nederlandstalige patiënten beide in 84% van de gevallen dat zij een werkwoord gebruiken, inderdaad een van deze vier vormen kiezen.

Een restrictie zoals Lapointe die maakt voor ernst van de afasie (zie boven) hoeft niet gemaakt te worden als Tabel 5 gebruikt wordt: beide

[pagina 10]
[p. 10]

patiënten gebruiken dan eenzelfde percentage werkwoordsvormen uit de linker bovenhoek.

Tabel 5: Voorgestelde taakonafhankelijke complexiteitshiërarchie van werkwoordsvormen in het Nederlands.

V+eninf Aux geVd/t Aux geVd/t Aux geVd/t
v(+t/en) heb(+t) } geVd/t word(+t/en) geVd/t ben(+t) } geVd/t
  heeft } geVd/t   is } geVd/t
  hebben } geVd/t     zijn } geVd/t

De uitzonderingen (volgens Lapointe) die patiënt 1 produceert (behalve de modale constructies) bevinden zich in de twee linker, kolommen. De uitzonderingen die patiënt 2 produceert (de twee passieve constructies), bevinden zich echter in de rechter kolommen. Gezien het feit dat deze patiënt lijdt aan een vrij ernstige vorm van agrammatisme, kan gesteld worden dat deze twee constructies in tegenspraak zijn met wat op grond van de theorie van Lapointe verwacht mag worden.

Desondanks is er voldoende aanleiding het model van Lapointe en het door ons voor het Nederlands voorgestelde model te toetsen aan de taaldata van een grotere groep afasiepatiënten op verschillende testonderdelen. Hierbij hoeft men zich niet te beperken tot Broca-afasie: het lijkt interessant te onderzoeken of de hiërarchie in de complexiteit van werkwoordsvormen ook bij andere afasietypen terug te vinden is.Ga naar eind12.

[pagina 12]
[p. 12]

Bibliografie

Basso, A., Razzano, C., Faglioni, P. & Zanobio, M.E. (1990): ‘Confrontation naming, picture description and action naming in aphasic patients.’ In: Aphasiology 4, 185-195.
Bastiaanse, R. (t.v.): ‘Naming of instrumental verbs in aphasia: An explorative study.’ In: Clinical Linguistics & Phonetics.
Bishop, D. (1982): Test for reception of grammar. Manchester: Medical research council.
Garrett, M.F. (1975): ‘The analysis of sentence production.’ In: Bower, G. (Ed.): Psychology of Learning and Motivation. New York: Academic Press. Vol. 9.
Goodglass, H. & Geschwind, N. (1976): ‘Language disorders (aphasia).’ In: Carterette, E. & Friedman, M. (eds.): Handbook of perception. New York: Academic Press. Vol. 7.
Grodzinsky, Y., Swinney, D & Zurif, E. (1985): ‘Agrammatism: Structural deficit and antecedent processing disruptions.’ In: M-L. Kean (ed.): Agrammatism. Orlando: Academic Press, 65-81.
Kerschensteiner, M., Poeck, K., Huber, W. Stachowiak, F.-J. & Weniger, D. (1978): ‘Die Broca-Aphasie: Klinisches Bild und Ueberlegungen zur neurolinguistischen Struktur.’ In: J. Neurol. 217, 223-242.
Kohn, S.E., Lorch, M.P. & Pearson, D.M. (1989): ‘Verb finding in aphasia.’ In: Cortex 25, 57-69.
Kolk, H.H.J., Grunsven, M.J.F. van & Keyser, A. (1985): ‘On parallelism between production and comprehension in agrammatism.’ In: Kean, M.-L.: Agrammatism. Orlando: Academic Press, 165-206.
Kurylowicz, J. (1964): The inflectional categories of Indo-European. Heidelberg: Carl Winter Universitätverlag.
Lapointe, S.G., (1985): ‘A theory of verb form use in the speech of agrammatic aphasics.’ In: Brain and Language 24, 100-155.
Miceli, G., Mazzucchi, A., Menn, L. & Goodglass, H. (1983): ‘Contrasting cases of Italian agrammatic aphasia without comprehension disorder.’ In: Brain and Language 19, 65-97.
Miceli, G., Silveri, M.C., Villa, G. & Caramazza, A. (1984): ‘On the basis for the agrammatics' difficulty in producing main verbs.’ In: Cortex 20, 207-220.
Vermeulen, J. & Bastiaanse, R. (1984): Stoornissen in de spontane taal bij afasiepatiënten: Een faktoranalytisch onderzoek. Rapport voor de Stichting Afasie Nederland.
Zingeser, L.B. & Berndt, R.S. (1990): ‘Retrieval of nouns and verbs in agrammatism and anomia.’ In: Brain and Language 39, 14-32.
Zonneveld, R. van (1990): ‘Syntactic development in the universal grammar perspective.’ In: Bok-Bennema, R. & Coopmans, P. (eds.): Linguistics in the Netherlands 7. Dordrecht: Foris Publications.
[pagina 13]
[p. 13]

Appendix

Spontane taal Patiënt 1

Kun je vertellen waar je nu problemen mee hebt?

ehm praten probleem ja maar moeilijke zinnetjes vormen makkelijk als nee makkelijk als

eerst niet eh moeilijke woordjes eh te denken ja schiet mij niet gauw te binnen

Je hebt moeite met het vinden van het woord

jaja

Maar je hebt ook moeite, begreep ik, met het maken van zinnetjes?

ja het schiet mij niet op moment als ik schrijf eh gaat zo eh langzaam eh nee

Als je schrijft?

ja voor de tijd wist ik wel opschrijven eh ik schrijf op niks herinnert mij

Ja maar als je per se wilt kun je wel in goede zinnen spreken

ja

Waarom doe je dat dan niet?

eh te vlug om te praten

Hoe bedoel je, te vlug?

eh ik te vlug om te praten eh kan ik niet eh zoeken naar woorden

Jaja, als je in zinnen praat, kun je niet zoeken naar de woorden

nee

En het zoeken naar woorden is ook moeilijk?

ja

Daarom praat je in korte zinnetjes?

je, de het en laat ik weg laat ik zomaar eh

Maar doe je dat expres?

nee, o god, nee

Dat gaat vanzelf?

je ho ik hoor altijd wat ik zegt zinnetjes vlot hoor ik eh en, de hoor ik eh altijd eh wat ik verkeerd zegt

Dat hoor je wel

jaja

Goed, iets anders, binnenkort is het Sinterklaas en Kerstmis

jaja

heb je plannen?

ja nee plannen niet niet Sinterklaas winkelsbusiness mij portemonnee altijd leeg toekomst nee verleden eh

Je viert geen Sinterklaas?

nee absoluut

Daar doe je helemaal niets aan?

in de pan lekkers hapjes lekker

Maar geen cadeautjes?

nee nee

En met Kerst en Oud en Nieuw, ga je dan nog wat doen?

eh lekkers eten cadeautjes Kerstmis lootjes trekken allemaal eh cadeautjes halen tientje tientje de man

En je gaat niet weg?

weet ik niet

Weet je niet

nee wij hebben huis verkocht ons huis nieuwe ongeveer maart eh eh we centen sparen

Ja, dat kan ik me voorstellen. Waar heb je een huis gekocht?

In G., M-straat, centrum van G., hartje in G. ah mooie plaats, poeh

Waar woon je nu ook weer?

G

Je woont al in G.?

Ja rand van G., D. op aan

Dat huis dat je gekocht hebt, hoe ziet dat er uit?

nieuwbouw premie A mooi huis oh meid

[pagina 14]
[p. 14]

Vertel eens

ja mooi huis prachtig van buiten ramen hartstikke mooi huis

En hoe groot is het?

eh kamerrrr eh negentig meter nee

Nee, dat lijkt me erg groot

nee negen meter alle drempels weg oh lekker

En hoe hoog is het, hoeveel verdiepingen heeft het?

eh drie ... begane grond eerst slaapkekamers twee douche

Drie verdiepingen, boven twee slaapkamers?

ja en een zolder een slaapkamer Reinier ruzie om ik wil op zolder Renate nee ik wil op zolder

En wie gaat er nou op zolder?

Reinier

Dat is de oudste ook hè?

jaja

En heb je zelf een slaapkamer beneden?

nee boven ik kan wel op de trappen lopen

En zit er ook een tuin bij?

ah grote grote achter het huis vijftien meter breedte zeventien nee zeven meter

dat is mooi

ja mooi

En is het net nieuw?

ja nou gebouwd

Dus er staat nog helemaal niets in de tuin. begrijp ik?

nee nou pannen op dak

Maar je krijgt dus een kale tuin?

ja eh ach toekomst eh wel bomen appelbomen ah lekker perebomen peren

Ja, je wilt er wel bomen inzetten

ja bloeit mooi oh prachtig nou bomen kleine bomen

En je gaat er in mei naar toe?

nee eh ongeveer maart nieuwe huis opgeleverd hartstikke mooi

Ben je wel blij om

oh mooi

Je wilde graag verhuizen?

ja

Wat voor huis had je?

oud huis ongeveer na de nee oorlog gebouwd rijtjeshuis

Spontane taal patiënt 2

Kunt U mij vertellen hoe uw problemen met spreken zijn begonnen?

Eh ... het ziekenhuis eh .. toen der tijd eh ... juni juni 89 eh ... spreken begon eh 1 jaar eh .. spreken begon het ziekenhuis eh

Dat is in het ziekenhuis begonnen?

ja

En gaat het nou steeds een beetje beter?

langzaam

Kunt u vertellen wat er zo moeilijk is aan het spreken?

eh op in tussen heel moeilijk

Wat zegt u?

op in tussen

kleine woordjes

kleinere woordjes

Dat is moeilijk

ja

En zijn er verder nog dingen die u er moeilijk aan vindt aan het praten?

Eh rekenen ja ja 1 plus 2 is 3

[pagina 15]
[p. 15]

ja

8 plus 8 is 16

ja nou heel iets anders. In welke plaats woont u?

Oldenzaal

Oldenzaal. Kunt u mij iets over uw huis vertellen?

Heel groot huis

Een heel groot huis

ja eh .. 88 gebouwd eh .. kan niet boven thuis

Dat gaat niet

nee

U kunt nog geen trap lopen?

nee

Maar stel dat je door de voordeur naar binnen komt bij u thuis, hoe ziet het er dan uit?

eh ... planken eh ... in de erker ja eh eh groot huis eh de kamer van van esse Jesse eh .. plat nee nee nee nee hier

Een schuin dak

schuin dak ja eh ...

Maar beneden hoe ziet het er beneden uit?

eh eethoek in de erker eethoek de tafel eh ... eh ... schuiven schuiven schuifdeuren eh eh... hier eh de keuken eh ... helemaal dicht

die is helemaal dicht

ja eh .. skuur eh ... heel grote tuin eh ja eh ze zes eh vier eh twee zes vierkante meter eh eh eh eheh eh ... hoe heet ie de straat de straat

de straatnaam?

Madelief eh madelief

Madelievenstraat

ja eh ... genoeg

genoeg ja. Nou wou ik nog een ding aan u vragen. Heeft u ook hobby's?

eh .. tafeltennis ja kwik

U speelde ook bij een vereniging?

ja kan niet

Heeft u nog niet gedaan?

jawel jawel

U heeft het wel weer gedaan?

nee kan niet

En had u verder nog hobby's?

eh .. orte orthopedagoog

Dat was uw werk hè

Ja

ja

eh ... opvoedink eh .. ke ke kinderen laag loog kinderen laag hoog

Uit alle lagen van de bevolking?

ja ja ja

En wat deed u daar dan mee?

eh .. gesprek techsniek technieks eh eh ... eh ... eh ...

U hield gesprekken met ze?

ja

En wat voor kinderen waren dat? Hoe kwamen die bij u?

moeilijk opgoed voedbaar

jaja.

 

Nou u heeft het te druk gehad vandaag?

ja

Wat heeft u allemaal gedaan?

eh schijven eh de school .. eh eh lopen .. eh nee ...

U heeft ook gelopen?

ja

Hoe gaat dat?

[pagina 16]
[p. 16]

goed .. ja goed

Nou moet u eens vertellen, bent u het afgelopen weekend naar huis geweest?

ja ja

Wat heeft u in 't weekend allemaal gedaan?

eh .. de eh .. in huis eh de .. naar de Chinees .. Oldenzaal .. is lekker

U bent uit eten geweest?

ja ja

Ja ja

ja

Was dat voor 't eerst weer?

nee

Nee u gaat wel vaker uit eten?

ja

Wat heeft u nog meer gedaan?

eh ... schreven eh oefenen eh .. schrijven s. eh zondag nog steeds opnieuw schrijven

U had veel huiswerk meegekregen?

nee nee nee ik zelf eh eh ... eh op school wat niet mee eh .. 1 plus is 2 eh .. 1 plus 2 is 3 dat af as dat af eh .. afasie .. mee moeilijk

Dat rekenen

dat rekenen

ja

de school ja

Dus u heeft het hele weekend zitten rekenen?

ja

En eh u vertelde de vorige keer u heeft ook kinderen hè?

nee één kind

Kunt u daar iets over vertellen?

vijf jaar Jesse eh Jesse eh ..

Jesse

eh ... de school eh in Enschede gestoch .. gezocht worden .. hoe heet die .. 't .. be be .. och hoe heet die stoornilisse ... Jesse stornese in de hersencellen eh .. moet gezocht worden in hoe heet die in Enschede

Een speciale school?

ja ja ja ...

Heeft u bijvoorbeeld nog naar de televisie gekeken?

ja voetbal ja .. de naar de film .. eh nee nee nee naar de televisie gekeken

Vindt u het leuk om naar de televisie te kijken?

nee

Maar zijn er programma's die u wel leuk vindt? Nou, sport dus ..

ja

Zijn er nog meer programma's waar u graag naar kijkt?

eh eh .. hoe heet die .. veer na kijken (puber)(?) veel gekeken .. gepraat eh .. naar de televi visie gepraat eh ..

U bedoelt actualiteitenrubrieken

ja

Dat is ook wel een heel moeilijk woord hè?

 

Wat heeft u allemaal gedaan met Pasen?

eh slapen

Vier dagen lang?

eh nee

We beginnen bij vrijdag, Goede Vrijdag, was u toen thuis?

ja

Wat heeft u toen gedaan?

eh ... naar de televisie kijken

Waar heeft u naar gekeken?

fillem eh

U heeft naar een film gekeken?

[pagina 17]
[p. 17]

Ja

En zaterdag?

eh met Jesse in bed .. ehm ja

Jesse was ziek

nee hoesten met Jesse .. hoesten eh ..

En de paasdagen zelf hebt u toen nog iets leuks gedaan? ehm .. meziek eh samen (...) eh ..

Enschede .. naar de muziek eh Enschede

U bent naar het concertgebouw..

nee eh .. Enschede eh ..(...)

Maar heeft u daar zelf muziek gemaakt?

nee.

Bij mensen thuis?

Pasen..eieren zoeken .. eh Jesse en Judie (en ...) zoeken

Dat was ook in Enschede?

nee

 

cursief: proefleider

vet: werkwoordsvormen

eind0.
De auteurs danken Ron van Zonneveld en Liesbeth Laport voor hun waardevolle opmerkingen bij een eerdere versie van dit artikel.

eind1.
C.V.A. is de afkorting van ‘cerebro vasculair accident’, een beschadiging van bloedvaten in de hersenen. Deze beschadiging, ook wel ‘lesie’ genoemd, is het gevolg van een bloeding, trombose of een embolie. Een contusio cerebri (hersenkneuzing) is een hersenbeschadiging ten gevolge van een trauma (bijv. een verkeersongeluk of een val van grote hoogte).
eind2.
Een parafasie is een al dan niet bestaand woord dat gebruikt wordt in plaats van het bedoelde woord. Een fonematisch parafasie is een parafasie ten gevolge van een klankverwisseling (bijv. ‘sloet’ voor ‘stoel’, ‘pijt’ voor ‘pijp’. De oorzaak voor het gebruik van fonematische parafasieën kan verschillen: soms treden ze op doordat de patiënt de juiste klankstructuur van een woord niet kan vinden (de oorzaak is dan fonologisch), soms doordat er een articulatiestoornis bestaat (de oorzaak is dan fonetisch). Lang niet altijd is de oorzaak eenduidig vast te stellen, vandaar dat de vrij algemene term ‘fonematische parafasie’ gebruikt wordt.

eind3.
Preposities kunnen verschillende functies hebben. Naast een lexicale functie (zoals aan in ‘de jas hangt aan de deur’), kan een prepositie een syntactische functie hebben (zoals aan in ‘de man geeft bloemen aan de vrouw’) of gesubcategoriseerd zijn aan het werkwoord (zoals aan in ‘de man twijfelt aan zijn verstand’).
eind4.
Een taalbegripsstoornis bij Brocapatiënten is per definitie niet ernstig: als er sprake is van een ernstige taalbegripsstoornis is er geen sprake van Broca-afasie, maar van een ‘globale afasie’.

eind5.
Omdat Brocapatiënten het lidwoord vaak weglaten is ook niet duidelijk of bijvoorbeeld ‘praten’ een genominaliseerde vorm is, of een onverbogen werkwoordsvorm. Op dit laatste gaan Kolk, Van Grunsven & Keyser (1985) niet in. Hetzelfde geldt voor het Engels. Brocapatiënten gebruiken vaak de Vbare stem of de V+ing vorm. Sommige onderzoekers menen dat dit een nominalisatie is (bijv. Goodglass & Geschwind, 1976), andere benoemen deze vorm als verbum (bijv. Lapointe, 1985).

eind6.
Veel woorden in het Hebreeuws zijn slechts gerelateerd door de consonanten, dat wil zeggen dat er geen lineaire string van elementen die overeenkomen bestaat. De vocalen die tussen de consonanten voorkomen zijn deel van de morfologie. Een niet vervoegd lexicaal item heeft bijvoorbeeld de vorm prefix-CVCVC-suffix, waarbij de consonanten lexicaal gerepresenteerd zijn. De affixen en vocalen worden afhankelijk van de semantische begrippen ingevuld. Een onvervoegde lexicale vorm is dus niet uitspreekbaar, omdat alleen de consonanten ingevuld zijn. De fouten die Brocapatiënten maken kunnen dan ook geen onvervoegde, maar slechts verkeerd vervoegde vormen zijn (niet-bestaande vervoegingen worden door Brocapatiënten niet gebruikt, aldus Grodzinsky, Swinney & Zurif, 1985)

eind7.
Een hemiplegie is een halfzijdige verlamming. Een dergelijke verlamming is vaak aanwezig bij afasiepatiënten, omdat het corticale gebied dat verantwoordelijk is voor de motoriek van de rechter hersenhelft in de buurt ligt van de gebieden die betrokken zijn bij taalgebruik.
eind8.
Agrafie is een verworven stoornis in het schrijven.
eind9.
Alexie is een verworven stoornis in het lezen.
eind10.
Craniotomie is een operatieve ingreep waarbij de schedel geopend wordt. Patiënt 2 werd geopereerd op verdenking van een hersentumor. Tijdens de operatie trad een bloeding op, met als gevolg neurologische uitvalsverschijnselen, waaronder afasie. Een tumor werd overigens niet gevonden.

eind11.
Op de discussie of ‘heten’ in dergelijke zinnen als koppelwerkwoord moet worden beschouwd, wordt in dit artikel niet ingegaan.

voetnoot*
Van drie van deze vormen is niet duidelijk of de 1e of 3e persoon gebruikt is (‘kan niet’, zie tekst).

eind12.
Opvallend is dat de door Brocapatiënten meest gebruikte werkwoordsvormen, die vormen zijn die door kinderen het eerst verworven worden (Van Zonneveld, 1990). Het lijkt interessant ook taaldata van kinderen in een vervolgonderzoek te betrekken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Roelien Bastiaanse

  • Roel Jonkers

  • Rick Ruhland


taalkunde

  • Sociolinguïstiek

  • Klanken (fonologie)