Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tabu. Jaargang 25 (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tabu. Jaargang 25
Afbeelding van Tabu. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van Tabu. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tabu. Jaargang 25

(1995)– [tijdschrift] Tabu–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 171]
[p. 171]

Een gat in partikelwerkwoorden
Dany Jaspers en Guido Vanden Wyngaerd

Waarom zijn er geen partikelwerkwoorden met naar? Waarom hebben we wel oplossen, overtuigen en aanraden, maar niet naargaan of naarrijden? In beide gevallen hebben we immers te maken met de combinatie van een prepositie en een werkwoord; naar is een bona fide prepositie, dus waarom zou er dit gat zijn in de partikelwerkwoorden? Als we gaan kijken naar de preposities die in partikelwerkwoorden kunnen voorkomen, dan valt meteen een omvangrijke klasse af, nl. van preposities die geen R-pronomen toestaan (bv. aangaande, sinds, via, volgens, etc.). Deze kunnen geen van alle voorkomen als onderdeel van een partikelwerkwoord. Dat kan echter niet de verklaring zijn voor het niet-voorkomen van naar in partikelwerkwoorden, want naar komt wél voor met R-pronomina:

(1) a. Ze luisterde naar de nieuwe CD van The Scene.
  b. Ze luisterde ernaar.

Toch is er iets bijzonders aan de hand met naar: als naar vergezeld gaat van een plaatsaanduidend R-pronomen, dan verandert het van vorm: naar het feest wordt erheen of ernaartoe. Naar hoort aldus thuis in de klasse waarin ook met, tot en van zitten:

(2) naar het feest erheen/ernaartoe
  met het mes ermee
  tot niets (leiden) nergens toe (leiden)
  van het Concertgebouw (komen) ervandaan (komen)
  van de ladder (springen) eraf (springen)

Opvallend is nu dat preposities alleen kunnen voorkomen in partikelwerkwoorden indien ze de vorm aannemen van de rechterkolom, bv. wel meespelen en toelaten, maar niet *metspelen of *totlaten. Verder mag de prepositie in de rechterkolom niet samengesteld zijn, bv. wel afzien, maar niet *vandaankomen of *naartoerijden. Het niet voorkomen van naar in partikelwerkwoorden illustreert de genoemde beperkingen: met naar in de rechterkolom correspondeert heen of naartoe, en we treffen inderdaad heen aan in partikelwerkwoorden (heengaan, heenlopen), maar niet naartoe want dat is samengesteld.

De vormveranderingen in de preposities in (2) zijn in de literatuur aangegrepen om te betogen dat, zelfs in gevallen waar ogenschijnlijk geen R-pronomen aanwezig is, er toch één is, zij het dan als lege operator. Dit is bv. het geval in easy-to-please zinnen als dat meisje is mooi om mee/*met uit te gaan, wat op grond van de vorm van de prepositie (en de mogelijkheid van P-stranding überhaupt) een representatie krijgt als in (3) (cf. Bennis en Wehrmann 1987).

[pagina 172]
[p. 172]

(3) Dat meisjei is mooi Opi om mee ti uit te gaan.

Deze redenering toepassend op partikelwerkwoorden concluderen we dat ook daar sprake is van een lege operator. Beschouw het volgende voorbeeldenpaar:

(4) a. dat hij tot de menigte sprak.
  b. dat hij de menigte toesprak.

Schematisch is de structuur van (4) als volgt weer te geven:

(5) a V [P NP]
  b NPi [Opi P ti ]j V tj

We nemen aan dat in (5b) de PP verplaatst is naar een positie links van V, en dat intern aan de PP de operator naar links is verplaatst, waarbij de P strandt. De hier voorgestelde analyse wijkt af van een lange traditie in de generatieve grammatica, volgens dewelke partikels intransitieve preposities zijn (bv. Emonds 1972, Van Riemsdijk 1978); volgens deze analyse is in (4a) de menigte weliswaar ontegenzeggelijk het object is van de P, maar niet in de constructie met het partikelwerkwoord in (4b). De meningen verschillen over wat de menigte dan wel is (bv. het subject van een Small Clause waarvan het partikel het predikaat is, of het objekt van het complexe predikaat dat ontstaat door P, al dan niet in het lexicon, aan V te adjungeren), maar dat doet hier niet ter zake. Een aantrekkelijk aspect van de intransitieve P-analyse bestaat erin dat ze geen problemen heeft met het ter linkerzijde van de P voorkomen van de NP de menigte in (4b): bij verplaatsing vanuit de complementspositie van de P kan in die positie normaal gezien immers slechts een R-pronomen optreden in het Nederlands, wat de menigte overduidelijk niet is.

 

Er is echter een prijs te betalen. Men kan zich de vraag stellen waarom partikels nooit een intern argument zouden mogen hebben. In het bijzonder in een geval als (4b) is de overeenkomst met (4a) opvallend. In de hier voorgestelde analyse (5b) heeft de P van een partikelwerkwoord wel degelijk een object. In het algemeen is de stelling dat preposities uitzonderingsloos een intern argument hebben, of ze nu voorkomen in partikelwerkwoorden of daarbuiten, niet veraf meer. De parallel met recente voorstellen aangaande de argumentsstructuur van werkwoorden (bv. Hale and Keyser 1993, Hoekstra 1995), volgens dewelke alle werkwoorden een intern argument hebben, is dan ook licht te trekken.

 

Niet alleen wat betreft de aanwezigheid van een lege operator, maar ook in semantisch opzicht kan een analogie gemaakt worden met easy-to-please constructies: in beide gevallen is er sprake van wat we predikaatsversmelting zouden kunnen noemen. In John is easy to please is het bv. duidelijk dat John niet het subject is van het matrixpredikaat easy (vgl. John is easy), maar van het complexe

[pagina 173]
[p. 173]

predikaat easy-to-please. Zo is ook in de menigte toespreken de NP de menigte niet het objekt van het matrixpredikaat, noch van de prepositie, maar wel van het complexe predikaat gevormd door de PP en de V samen. De analogie kan nog een stap verder geduwd worden door aan te nemen dat de constituent tussen vierkante haken in (5b) zelf ook nog een PRO subjekt bevat, dat gecontroleerd wordt door het externe argument van toespreken. Gevraagd naar de motivatie van de verplaatsing van de PP naar links in (5b), kunnen we speculeren dat het noodzakelijk is voor dit type predikaatsversmelting dat één van de twee predikaten een adjunctsstatus heeft, die de PP verwerft door adjunctie aan de linkerzijde van VP. Het adjacentie-effect tussen P en V volgt verder uit het verbod op dubbele adjunctie (Kayne 1994).

 

In (5b) vindt geen (hoofd-)incorporatie plaats. Een tweede type van predikaatsversmelting leidt wel tot incorporatie via hoofdverplaatsing. Dit type treffen we aan in werkwoorden met niet-scheidbare partikels (bv. ondergraven), waar een dieperliggende P aan de hogere V adjungeert (cf. Vanden Wyngaerd 1995).

Bibliografie

Bennis, Hans en Pim Wehrmann (1987): ‘Adverbial arguments.’ In: Frits Beukema & Peter Coopmans (red.): Linguistics in the Netherlands 1987. Dordrecht: Foris.
Emonds, Joseph (1972): ‘Evidence that indirect object movement is a structure preserving rule.’ In: Foundations of Language 8, 546-561.
Hale, Ken en Samuel Keyser (1993): ‘On argument structure and the lexical expression of syntactic relations.’ In: Ken Hale & Samuel Keyser (red.): The View from Building 20. Cambridge, Mass.: MIT Press.
Hoekstra, Teun (1995): ‘Categories and arguments.’ ms., Universiteit Leiden.
Kayne, Richard (1994): The Antisymmetry of Syntax. Cambridge, Mass.: MIT Press.
Riemsdijk, Henk van (1978): A case study in syntactic markedness. Lisse: Peter de Ridder.
Wyngaerd, Guido Vanden (1994): ‘Partikelwerkwoorden in het Nederlands.’ In: Tabu 24, 141-148.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Dany Jaspers

  • Guido J. Vanden Wyngaerd


taalkunde

  • Vormen (morfologie)

  • Betekenis (semantiek)