‘Monsignore’ bij de pelgrims, de pastoor van het pietluttige geboortedorp van de toenmalige paus, Monsignore Pacchiani Geremia. Bij zijn naam klonk er geen handgeklap; de parochianen van dit onooglijk dorpje waren die titel reeds lang gewoon. Dan stapten we in het vliegtuig en ik poogde met handen en voeten diets te maken dat ik maar een simpele pastoor was. Maar zij antwoordden met ‘si, si, monsignore’ en de echte monsignore raadde mij aan het spel maar verder te spelen. Ik legde er mij dan maar ootmoedig bij neer. Wij landden te Amman in Jordanië en reden per auto naar Jeruzalem, waar wij in de Casa Nuova van de Paters Minderbroeders zouden logeren. Daar nam ik ook inlichtingen wie de ‘grote baas’ van het Heilig Land was en waar hij verbleef. Het was ook een Italiaanse minderbroeder: een grote vent, maar begrijpend en goedhartig. Men zou er mij heenleiden. Op 11 september trok ik naar pater Ignacio Mancini, de overste van de Custodie van het Heilig Land. Ik mocht dadelijk binnen. Ik zag een forse man, met een kop als
een krentenbrood waarop de smakelijkheid en de goedhartigheid stond te lezen. Hij sprak Frans, maar toch had ik wel wat moeite om klaar uit te leggen wat ik nu van hem verlangde. Ik sprak over Reynaert en
Le Roman de Renart, die ook in het Italiaans bestond en dan verder over ‘pénitence’ en ‘rémission’ terwijl ik hem wees naar het papier waarop ik alles neergeschreven had en dat hij maar moest ondertekenen. Ik weet niet of hij het allemaal zo goed begreep. Maar hij knikte vriendelijk en zei: ‘Je comprends. Vous faire plaisir?’ Ik was echt verbouwereerd en kon enkel snel ja knikken. Père Mancini zette