Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tiecelijn. Jaargang 4 (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tiecelijn. Jaargang 4
Afbeelding van Tiecelijn. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Tiecelijn. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tiecelijn. Jaargang 4

(1991)– [tijdschrift] Tiecelijn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

Uit boek en tijdschrift

Ed. E. Verzandvoort, The History of Reynard the Fox (The tormenting of Tibert). Zuilichem, The Catharijne Press, 1991.



illustratie

Het immense aantal Reynaertboeken is sedert de laatste Tiecelijn weer met één eenheid gestegen. Het gaat echter niet om een gewoon boek, maar om een echt juweeltje. Daarvoor zorgde de Catharijne Press, een uitgeverij die gespecialiseerd is in miniatuurboekjes.

Je legt het nieuwe Reynaertboekje probleemloos in een handpalm. Het weegt slechts enkele grammen en is slechts 66 × 50 mm groot. Om de technische fiche te vervolledigen kunnen we nog vermelden dat het boekje gezet is in een ‘5 point Trinité Nr. 2’ en dat het gedrukt werd door Joh. Enschedé en Zonen in Haarlem op 90 mg. Hahnemühle Ingres’. Het boekje is gebonden in een ‘vosbruine’ stofband met een geappliqueerd titelschildje. De teksten werden gedrukt in tweekleurendruk.

 

Wanneer je het boekje behoedzaam openplooit, zie je tegenover de titelpagina (de lust bekruipt me om steeds maar diminutieven te gebruiken) een houtsnede van Pam Rueter, een vijfentachtigjarige priester van de Vrij Katholieke Kerk, maar vooral een gewaardeerd ex-libris-tekenaar en graficus, die de (ingekleefde) illustratieblaadjes signeerde en nummerde van 1 tot 175. Eerder dan deze scène te beschrijven, drukken we ze hier af. Natuurlijk op ware grootte! Dat het boekje met de nodige zin voor humor werd gemaakt, is ook op te maken uit de opdracht, nl. aan ‘our dear cat Katrijn who fortunately cannot read’.

Zoals deze weinig aan duidelijkheid overlatende houtsnede illustreert, gaat de inhoud van het boek over de scène uit het Reynaertverhaal waarin de pastoor wordt gecastreerd. Ook de verdere ontwikkeling van diezelfde scène in de latere Engelse Reynardtraditie komt aan bod. Erwin Verzandvoort had geen beter fragment kunnen kiezen. In een gezien de omstandigheden vrij ‘lijvige’ ‘Introduction’ verantwoordt hij de keuze van de vier opgenomen fragmenten en geeft hij een prima inleiding betreffende de werkzaamheden van William Caxton, die in 1481 de eerste Engelse Reynaertvertaling creëerde op basis van de in 1479 door Gerard Leeu gedrukte bewerking van Reynaerts historie.

De lezer moet zelf de evolutie ontdekken in drie Engelse fragmenten: het eerste uit Caxtons editie van 1481, het tweede uit een editie van Dobson in 1728 en een derde

[pagina 49]
[p. 49]

(Roscoe) dateert van 1873. Tot slot wordt nog een fragment uit G. Leeu's drukje ter illustratie toegevoegd.

Wie het boek De gecastreerde neus van Jan Goossens las, kan de evolutie doorheen de drukjes wellicht voorspellen. De castratiescène wordt korter en korter en steeds onschuldiger. Het boekje van Verzandvoort interpreteert niet expliciet, maar vormt vanwege de prachtige illustratie en de accentuering van de ‘papescène’ in de Engelse Reynaerttraditie een aanvulling op het werk van Goossens, waarin de Engelse traditie nauwelijks ter sprake kwam.

The History of Reynard the Fox is verrassend en ludiek en voor alles een echt verzamelaarsitem. Reynaertverzamelaars en verzamelaars van miniatuurboekjes zullen zich dit juweeltje moeten aanschaffen. De Catharijne Press is met deze Reynard aan zijn negende uitgave toe, maar in de catalogus kan men nog honderden andere miniatuurboekjes aantreffen -een nieuwe wereld voor wie met deze tak van boekdrukkunst niet vertrouwd is. Juwelen zijn niet steeds goedkoop, en dat is dit boekje ook niet. Maar alles is relatief: dit boekje is een echt kleinood. De vijftien luxe-edities (genummerd van I-XV) zijn reeds allen bij nieuwe eigenaars. De standaardeditie van 175 genummerde exemplaren is hopelijk nog niet uitverkocht. U betaalt er 150 HF (ca. 2700 BF) voor. Inlichtingen (en eventueel een prachtig aankondigingsblaadje) kan u krijgen bij The Catharijne Press, Waaldijk 6 te 5305 CE Zuilichem in Nederland (tel. 04187-2733).

 

Rik VAN DAELE

A. Bouwman, Reinaert en Renart. Het dierenepos ‘Van den vos Reynaerde’ vergeleken met de Oudfranse ‘Roman de Renart. Amsterdam, Prometheus, 1991. ca. 608 p. 1500 BF. (ISBN 90-5333-037-2)

Samenvatting

In de dertiende eeuw zette Willem Die Madocke maecte de eerste branche van de Oudfranse Roman de Renart (Li plaid) over in het Diets en creëerde daarmee Van den vos Reynaerde. Het Vlaamse dierenepos vertoont op tal van punten inhoudelijke en tekstuele overeenkomsten met Li plaid. Niettemin bewerkte Willem zijn bron zeer vrij. Deze dissertatie bestudeert de Reynaert als overzetting en aanpassing van Li plaid. Door het bewerkingsgedrag in kaart te brengen, probeert zij zicht te krijgen op de literaire opvattingen en compositietechniek van de Middelnederlandse dichter. Tegelijkertijd vormen haar bevindingen, idealiter, een bijdrage tot de interpretatie van de Reynaert en in laatste instantie tot de kennis van de bewerkingstechniek in het algemeen.

 

Hoofdstuk 1 is gewijd aan het grondtekstonderzoek. Van branche I van de Roman de Renart zijn dertien complete redacties overgeleverd: A B C D F G H I L M N O a. De varianten in deze redacties staan in twee groepen tegenover elkaar: BH/ADFGN; de overige redacties behoren wisselend tot een van beide groepen. De meest dominante

[pagina 50]
[p. 50]

dichotomie is BH/ACDFGILMNOa. Meestal betreft deze dichotomie varianten op versniveau. De passage over Renarts veroordeling en begenadiging bevat echter aanzienlijke plotverschillen en de versificatie is geheel afwijkend.

De Reynaert nu vertoont overeenkomst met lezingen van de ‘BH’-groep en tevens lezingen met de groep ‘ADFGN’. Hoe is dit te verklaren? Het lijkt onwaarschijnlijk dat de grondtekst een oudere versie van ‘BH’ is. Dat de grondtekst een àndere versie van branche I is, die ‘BH’ en ‘ADFGN’ op een tot nu toe onbekende wijze contamineert, ligt evenmin voor de hand. Dit doet veronderstellen dat er voor de Reynaert vermoedelijk sprake is van twéé grondteksten. Willem moet de beschikking hebben gehad over twéé redacties van branche I: over een redactie van het type ‘BH’ en een redactie van het type ‘ADFGN’. Alleen zo is het te verklaren dat we in de verdietsing van beide versies van Renarts veroordeling en begenadiging sporen aantreffen, nààst de overeenkomsten op redactioneel niveau met ‘BH’ en ‘ADFGN’.

 

Hoofdstuk 2 is een commentaar, waarin het Middelnederlandse gedicht van begin tot eind met zijn Oudfranse voorbeeld wordt vergeleken. Toevoegingen, weglatingen, omzettingen en andere wijzigingen worden geïnventariseerd en geïnterpreteerd. Een dergelijke systematische bestudering van de verschillen is nog nauwelijks verricht voor de Reynaert. Wel heeft men in het verleden de overeenkomsten met branche I bestudeerd om te bepalen in hoeverre de Reynaert schatplichtig is aan de Oudfranse traditie. Deze onderzoekingen beperken zich evenwel tot het gemeenschappelijke, terwijl het toch de verschillen zijn waardoor het eigen karakter van de Reynaert kenbaar is. Bovendien is de vraag naar het waarom van de verschillen essentieel voor een juist begrip van de patronen die achter de concrete veranderingen schuil kunnen gaan.

De te vergelijken teksten zijn onderverdeeld in zes corresponderende episoden: Hofdag, Eerste indaging, Tweede indaging, Derde indaging, Veroordeling en verzoening, Pelgrimage en vlucht. Deze episoden alsmede de proloog zijn verder onderverdeeld in genummerde segmenten. Bijlage 1 bevat de teksten van branche I en de Reynaert in een synoptische editie.

 

Hoofdstuk 3 is gewijd aan het gemeenschappelijke van de afwijkingen, van waaruit het bewerkingsgedrag van de Middelnederlandse auteur geschetst wordt.

De Reynaertdichter vertelt het Oudfranse verhaal over Renarts proces grotendeels in eigen woorden en wijzigt de handeling op talrijke plaatsen meer of minder ingrijpend: verhaalgegevens uit branche I worden geschrapt of verplaatst; nieuwe worden toegevoegd. Daarnaast treft nog een ander compositorisch aspect: Willem ‘transplanteert’ regelmatig verhaalgegevens uit andere bronnen in zijn eigen tekst. Willem heeft hoogstwaarschijnlijk ontleend aan branches la, VI, VIII en X van de Roman de Renart, vermoedelijk aan branches III en V, misschien aan lb, Va en XV. Overeenkomsten in de bewoording maken het waarschijnlijk dat hij bij het schrijven van de Reynaert over tenminste één verzamelhand-

[pagina 51]
[p. 51]

schrift van de Roman de Renart beschikt moet hebben. Ik acht het niet goed mogelijk dat de Reynaertdichter bij zijn ingrijpende omwerking van branche I, enkel steunend op zijn geheugen, verhaalgegevens uit zeven Renartbranches ingevlochten heeft - nààst gegevens uit nog weer andere teksten. Voor een aantal plotverwikkelingen in het slotgedeelte van de Reynaert heeft Willem zich namelijk geïnspireerd op de verraadsthematiek zoals die in een aantal chansons de geste is uitgewerkt. Aan een van de vele fabelverzamelingen die op de Romulus teruggaan, misschien een Middellatijnse, ontleende de Reynaertdichter, voorts de fabel over de kikkers. Het is moeilijk om te bepalen of en in hoeverre de Reynaert -die ontleent aan Renartbranches waarvan een aanzienlijk deel zelf schatplichtig is aan de Ysengrimus- rechtstreeks heeft ontleend aan dit Middellatijnse dierenepos. Op grond van dit alles is de Reynaert als een omwerking te karakteriseren.

Het omwerkingsproces, dat Willem vooraf in concept moet hebben overzien, ging gepaard met een aantal accentverschuivingen in de betekenis van het verhaal. De ruimte in de Reynaert heeft een (meer?) symbolische lading en is in het Vlaamse landschap gelokaliseerd. In de beschrijvingen van de personages en hun omgeving worden de dierlijke en menselijke component meer in evenwicht gebracht, doch anderzijds ontvangen sommige personages nieuwe menselijke trekken. Het rechtsbesef aan het hof wordt eerst benadrukt, en vervolgens beschaamd door de koning. De vosselisten zijn menigvuldiger, subtieler en bepalen nog meer de structuur van het verhaal. Reynaert handelt agressiever en boosaardiger in zijn conflicten met opponenten. Door zijn confrontatie met de koning valt de hofwereld (die in branche I nog intact blijft) aan het eind in conflicten uiteen. Daarmee is de cyclische structuur van branche I, waarbij de eindtoestand niet wezenlijk verschilt van de beginsituatie, vervangen door een meer finale structuur.

Omdat de Reynaert waarschijnlijk afhankelijk is van tenminste één Oudfrans manuscript uit de meer recente compilatiefase, schuift de terminus a quo op, van ‘na 1179’ (Foulets datering van branche I) tot ‘na 1205’ (Foulets datering van het archetype van de ons bekende Roman de Renart). Hiermee lijkt het gedicht definitief verbannen uit de laatste decennia van de twaalfde eeuw (waarin geleerden als Muller, Hellinga en Gysseling het plaatsten). De datering 1225-1275 is passender.

 

André BOUWMAN

En verder interessant voor de Reynaertbibliografen:

In de achtste ‘Band’ van Das Verfasserlexikon der deutschen Literatur des Mittelalters (Berlin, Walter de Gruyter, 1990) verscheen van de hand van professor JAN GOOSSENS het lemma Reynke de Vos (kol. 11-20). Naast de uitgaven vindt men informatie over de opbouw en inhoud van de tekst, over de bronnen, de bewerkingstechniek, de auteur, de naleving, de accenten in het ‘Reynke de Vos’-onderzoek. Een uitvoerige bibliografie besluit de bijdrage.

 

In de reeks Vie sauvage. Encyclopédie Larousse des animaux (1990, nr. 29) verscheen een prachtig geïllustreerd themanummer Le renard roux. Verkrijgbaar in de krantenstalletjes (140 BF).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Anoniem Van den vos Reynaerde


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Reinaert en Renart. Het dierenepos Van den vos Reynaerde vergeleken met de Oudfranse Roman de Renart (2 delen)


auteurs

  • Rik Van Daele

  • AndrĂ© Bouwman

  • over Erwin Verzandvoort