bespreekt passages over het uiterlijk en de eigenschappen/gewoontes van de vleermuis uit de zoölogie (Aristoteles, Plinius), fabels (Aesopische, Phaedrus, Jacques de Vitry, Alexander Neckam, Marie de France), de Oudchristelijke literatuur (Oude Testament, Hiëronymus, Basilius, Ambrosius), bestiaria (Northumberland, Sint-Petersburg, Anne Walshe), encyclopedische werken (Thomas de Cantimpré, Jacob van Maerlant) en de Ovide moralisé (zie de bijdrage van Angela Calenda). Dit artikel is prachtig geïllustreerd.
Françoise Le Saux (‘La femme, le chien et le clerc: Le Dame Sirith and the Weeping Bitch moyen-anglais’, p. 130-141) vergelijkt een Middelengelse fabliau uit het laatste kwart van de dertiende eeuw met een Latijns exemplum uit de Disciplina clericalis van Petrus Alfonsi, die respectievelijk in een christelijke en een heidense - of liever gezegd: polytheïstische - context geplaatst zijn. De laatste was op zijn beurt de bron voor een ingrijpend gewijzigde versie van het verhaal door William Caxton in zijn Book callid Caton uit 1483, waar opmerkelijk genoeg de huilende hond vervangen is door een kat die nog een naam heeft bovendien: Pasquette.
Stefano Pezzè (‘“Una cerbia bianchissima e bella”: Notes on the white hind in classical and medieval literature and its developments in the Italian Renaissance’, p. 142-167) wijdt het langste artikel van de jaargang aan de symboliek van het witte hert / de witte hinde. De auteur pakt breed uit en bespreekt niet alleen passages uit de klassieke oudheid (Aristoteles en Plinius), het christendom (Psalm 41 en de Physiologus), Jataka (geboorteverhalen van de Boeddha), sprookjes en Middeleeuws-Latijnse bronnen (Gregorius van Tours en Iordanes), maar ook uit de Middelfranse (Marie de France) en de Italiaanse renaissancistische literatuur (Petrarca, Boccaccio, Poliziano en Fregoso). Alsof dit alles nog niet overtuigend genoeg zou zijn, merkt de schrijver in zijn slotzin droogjes op dat verder onderzoek naar deze thematiek de moeite waard zou zijn.
Marco Stroppa (‘The Physiologus and the Greek Papyri: Animals in comparison’, p. 168-185) schreef het laatste artikel van het jaarboek en behandelt het oudste materiaal, en wel twee Oud-Griekse papyri, een uit de eerste helft van de eerste eeuw na Christus, de zogeheten ‘Artemidorus-papyrus’, die op een van beide beschreven kanten (verso) een serie afbeeldingen van dieren bevat met korte verklarende teksten, en het oudste testimonium van de beroemde Physiologus (zesde eeuw na Christus, teruggaande op vermoedelijk de derde eeuw van onze jaartelling), de stamvader van de in de middeleeuwen zo populaire bestiaria. De beschrijvingen van vijf dieren - olifant, panter,