| |
| |
| |
Hoe Romain Goeters een idee van Broeder Aloïs realiseerde
De Wase Reynaertbanken uit 1955
Jan Amez, Rita Heirbaut en Nico van Campenhout
In de loop van 2014 en 2015 werden de vier Reynaertbanken op het grondgebied van Lokeren gerestaureerd en herschilderd door mevrouw Myriane Matthys, voormalig lerares plastische opvoeding (afb. 1). Drie van deze Reynaertbanken, een in de wijk Oudenbos (bij de als monument geklasseerde kapel Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand in de Nonnenbosweg) en twee in Daknam (op het dorpsplein en in de Middendam), werden daar geplaatst in 1955. Deze drie en nog vier andere zitbanken, met aan de respectieve locaties gebonden, bijpassende verzen uit het middeleeuwse Reynaertepos en bijbehorende illustraties op de rugleuning, maakten deel uit van het toeristisch-culturele Reinaertpad van Hulst naar Destelbergen, dat in dat jaar op ‘tweede sinksendag’ officieel werd ingehuldigd.
Afb. 1. Myriane Matthys uit Lokeren, die in 2014 en 2015 de Reynaertbanken in Lokeren (Oudenbos en Daknam) restaureerde, bij het officieel inzitten van de bank op het dorpsplein van Daknam op 21 mei 2016. In 2018 restaureerde zij ook de Reynaertbank in De Klinge. (Foto Jan Amez, Lokeren = AMEZ)
Onder meer de Vlaamse auteur Stijn Streuvels (1871-1969), die herhaaldelijk werd genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs voor Literatuur en die vanaf 1907 meerdere bewerkingen van het Reynaertverhaal ‘in
| |
| |
verstaanbaar Vlaamsch’ had gepubliceerd, was daarbij aanwezig als eregenodigde. Bij deze gelegenheid werden de Reynaertbanken feestelijk ‘ingezeten’ door prominenten en/of Reynaertkenners. In 2018 restaureerde en herschilderde Myriane Matthys ook de Reynaertbank in De Klinge, die in oktober van dat jaar feestelijk opnieuw werd ingehuldigd.
| |
Romain Goeters
Afb. 2. Romain Goeters met een van zijn hyperrealistische composities uit de jaren 1970 (Privécollectie Jacky Goeters, Gent).
De afbeeldingen op deze Reynaertbanken werden ontworpen en uitgevoerd door de Lokerse kunstschilder en leraar schilderkunst Romain Goeters (1916-1996) (afb. 2). Toen diens zoon Jacky in het voorjaar van 2016 van Lokeren naar Gent verhuisde, schonk hij de zeven oorspronkelijke ontwerptekeningen uit erkentelijkheid aan restauratrice Myriane Matthys. Op haar beurt maakte
| |
| |
zij die over aan het Stadsarchief van Lokeren, waar zij werden gedigitaliseerd en verder zullen worden bewaard.
Wie hem heeft gekend, zal graag bevestigen dat Romain Goeters meer dan één reynaerdiaans trekje vertoonde. Zijn artistieke oeuvre heeft zich later in een heel andere richting ontwikkeld. Hij verwierf vooral bekendheid met hyperrealistische composities. ‘Zijn schilderwijze is ontnuchterend helder, zakelijk, obsederend koel en clean. Voorwerpen uit de triviale realiteit werden uit hun verband gehaald en sterk realistisch binnen een abstrakt-dekoratieve achtergrond geplaatst’, zo noteerde dichter, kunstcriticus en essayist Roland Jooris, een goede bekende van de kunstenaar, daarover in de catalogus bij de overzichtstentoonstelling van deze beeldend kunstenaar in het Cultureel Centrum van Lokeren eind 1983-begin 1984.
| |
Het Reinaertpad (1955)
De Gentse germanist, flamingant en Reynaertvorser Jozef Goossenaerts (1882-1963) was de eerste die een oproep deed om een (cultuurtoeristische) Reynaertroute uit te werken. Goossenaerts deed dat op 16 oktober 1953 tijdens een lezing over Het Land van Waas en de Reinaert in Sint-Niklaas, die werd georganiseerd door de Bibliotheca Wasiana. De spreker werd ingeleid door de voorzitter van dit cultureel en historisch documentatiecentrum voor het Land van Waas, de Lokerse notaris-burgemeester en Leuvense hoogleraar Prosper Thuysbaert (1889-1965), die een stuwende kracht was bij het tot stand brengen van het Reynaertpad. In 1953 werd tegelijk de Gewestelijke Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Land van Waas opgericht, die het streektoerisme propageerde en bevorderde en daarbij, in de woorden van Reynaertspecialist Rik van Daele, Reynaert als ‘een van de eerste toeristische iconen’ hanteerde.
Enkele jaren voordien, op 26 maart en 17 juni 1947, had pastoor Jozef de Wilde (1906-1993) (afb. 3) in het kader van diezelfde, in 1946 opgerichte Bibliotheca Wasiana twee causerieën verzorgd over De toponymie van de Reinaert. Deze uitermate erudiete priester was in de jaren 1930 als zielenherder in achtereenvolgens Doel, Vrasene en Sint-Niklaas begonnen met diepgaande (archief) opzoekingen en knappe wetenschappelijke publicaties over de geschiedenis van het Land van Waas. Op die manier raakte hij geboeid door het Reynaertverhaal en de mogelijke situering ervan in het Waasland, een thema waar hij actief mee bezig bleef tot aan het eind van zijn lange en werkzame leven.
| |
| |
Afb. 3. Jozef de Wilde (collectie BIBLIOTHECA WASIANA).
In 1954 werd tijdens een studieavond in het kasteel Notax te Destelbergen besloten om een ‘Reinaertpad’ uit te stippelen. De belangrijkste inspirator en stimulator was de Sint-Niklase, uit Limburg afkomstige ‘vossenjager’ Broeder Aloïs (1881-1973) (afb. 4 en 5), voor de burgerlijke stand Jaak Vandervee. Hij publiceerde - naast zoveel meer - een zeer gewaardeerde en rijk geïllustreerde studie over De Geografie van de Reinaert in het Reynaertnummer van het tijdschrift De Toerist van de Vlaamse Toeristenbond (VTB) van 16 mei 1955
| |
| |
Afb. 4. Broeder Aloïs in de toenmalige bibliotheek van de broeders hiëronymieten in Sint-Niklaas (ALOIS).
Afb. 5. Broeder Aloïs, met karakteristieke pijp, op latere leeftijd (Bibliotheca Wasiana Sint-Niklaas, Collectie Broeder Aloïs = ALOIS).
Afb. 6. De door Broeder Aloïs ontworpen kaart van ‘het Reinaertland’, die onder meer werd gebruikt als illustratie bij zijn artikel De Geografie van de Reinaert in het Reynaertnummer van 16 mei 1955 van het tijdschrift De Toerist (ALOIS)
| |
| |
(afb. 6). Het idee om banken te plaatsen langs het pad kwam van hem en hij kreeg van de andere initiatiefnemers de opdracht om de concrete en praktische realisatie ervan te coördineren. Dat hij Romain Goeters aansprak voor de decoratie van deze banken, was niet toevallig, gezien het feit dat deze Lokeraar zowel in de Durmestad als in Sint-Niklaas geregeld werkte voor de broeders hiëronymieten, de kloostercongregatie waarvan ook Broeder Aloïs deel uitmaakte. De eerste banken hadden een betonnen onderstel, met een houten zit- en rugdeel. Elke bank kostte het voor die tijd niet onaardige bedrag van 2039 Belgische frank (vergelijkbaar met 410 euro vandaag). De drie banken in Daknam en Oudenbos werden gefinancierd door het Lokerse stadsbestuur.
In de week voorafgaand aan de inhuldiging van het Reinaertpad stonden in startplaats Hulst heel wat culturele manifestaties gepland. De winkeliersvereniging Sint-Amandus organiseerde een etalagewedstrijd. Er werd een tentoonstelling opgezet over Zeeuwse en Vlaamse kunst. Tijdens een academische zitting in het stadhuis sprak professor Wytze Hellinga (1908-1985), hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam (nu Universiteit van Amsterdam/UvA) en Reynaertdeskundige, over Willem die Madocke maecte. Na hem voerde de Vlaamse jezuïet Adolf Stracke (1875-1970) het woord over Reinaert op de kandelaar. De toneelbewerking Reinaert de Vos van de Vlaamse auteur Paul de Mont (1895-1950) werd op de planken gebracht door het Reizend Volkstheater. Een vossenfeest op initiatief van de al genoemde winkeliersvereniging en een gelijkaardig evenement voor kinderen sloten het feestgebeuren af.
In diezelfde week zond de Nederlandse Katholieke Radio Omroep (KRO) een klankbeeld In het spoor van Reinaert uit en een uitvoering van Van den vos Reynaerde met muziek van de Vlaamse componist Arthur Meulemans (1884-1966). Net zoals de Vlaamse uitzendingen van de Nationale Radio Omroep (NIR), de voorloper van de huidige VRT, bracht de KRO ook verslag uit over de diverse Reynaertfestiviteiten. Op vraag van burgemeester Thuysbaert van Lokeren zorgde Aimé van den Broecke (1894-1963), directeur van de Stedelijke Muziekacademie aldaar, voor een kinderkoor dat oude volksliederen uit de streek zong, die werden opgenomen en uitgezonden door de Vlaamse en de Nederlandse radio.
De inhuldiging van het Reinaertpad op pinkstermaandag 30 mei 1955 begon 's morgens bij het Reynaertmonument aan de Gentse Poort in Hulst. Met motieven uit het oeuvre van de eerder genoemde Arthur Meulemans blies een
| |
| |
trompettist het startschot voor een karavaan van enkele bussen en bijna honderd auto's. Bij elke bank gaf Broeder Aloïs tekst en uitleg over de gekozen locatie en de ermee verbonden versregels uit het Reinaertverhaal. Jozef Goossenaerts zorgde steevast voor een humoristische noot. Alle burgemeesters van de gemeenten waar een bank werd ingehuldigd, betuigden hun enthousiasme en sympathie.
Aangekomen bij de eerste bank, in Nieuw-Namen, nodigde Goossenaerts, tot grote hilariteit van alle aanwezigen, ‘de jongste van ons allen’, de toen 84-jarige Stijn Streuvels, uit om de stevigheid van de bank uit te proberen. Spontaan begonnen alle omstanders ‘Vivat onze Stijn’ en ‘Lang zal hij leven’ te zingen. Alle ‘kodaks’ klikten! De rest van de dag toonde Streuvels zich, ondanks zijn stugge reputatie, een aangename en goedlachse tochtgenoot. Aan de Nederlands-Belgische grens lieten de tolbedienden de karavaan zonder formaliteiten de grens over naar De Klinge, onder het motto: ‘Laat vriendschap helen wat grenzen verdelen’.
De bank met het opschrift In de Trompe, in het Stropersbos op het grondgebied van Kemzeke, werd door een letterlijk ‘gewichtige’ Broeder Aloïs op haar degelijkheid getest en goed bevonden. Aangekomen in Sint-Niklaas werd het gezelschap ontvangen op het stadhuis en bezocht het een Reynaerttentoonstelling in het toenmalige Stedelijk Museum in de Zamanstraat. In de namiddag werden Belsele, Daknam en Lokeren aangedaan, met in laatstgenoemde stad andermaal een plechtige ontvangst ten stadhuize. Lokeren en het nabijgelegen Daknam, met respectievelijk een en twee van de zeven Reynaertbanken op hun grondgebied, vormden als het ware het hart van het Reynaertland. De gemeenteraadszaal van het Lokerse stadhuis was te klein, zodat burgemeester Thuysbaert de vele belangstellenden toesprak vanop de pui (afb. 7 en 8). Het laatste deel van de tocht liep via de Lokerse wijk Oudenbos, waar de Lokerse stadsarchivaris pater Vedast Verstegen (1906-1989) samen met de Lokerse stadssecretaris Octaaf van de Vijver (1896-1968) en Broeder Aloïs de bank inzat (afb. 9), naar Beervelde en verder naar Kasteel Notax in Destelbergen. Daar werd in de vooravond het openluchtspel Reinaert de Vos van Paul de Mont opgevoerd voor een meer dan duizendkoppig publiek. Deze Reynaertroute tussen Hulst en Destelbergen werd destijds helaas nooit als publicatie verspreid, ondanks de plannen die er - getuige een brief van de Sint-Niklase wisselagent en heemkundige Louis Lavaert (1905-1957) in het archief van Broeder Aloïs in de Bibliotheca Wasiana - wel waren (zie afb. 10). Dat gebeurde pas in 1991, maar dan langs een vernieuwd traject, in het boek Het land van Reynaert van Rik van Daele, Marcel Ryssen en wijlen Herman Heyse.
| |
| |
Afb. 7. Burgemeester Prosper Thuysbaert spreekt de belangstellenden toe vanop de pui van het Lokerse stadhuis bij de officiële inhuldiging van het Reinaertpad op Sinksenmaandag 30 mei 1955. Stijn Streuvels (links) kijkt geamuseerd toe. (Stadsarchief Lokeren, Collectie pater-scheutist Gustaaf Drossens = DROSSENS).
Afb. 8. De Reynaertkaravaan op het Lokerse marktplein op 30 mei 1955 (DROSSENS).
| |
| |
Afb. 9. Het inzitten van de Reynaertbank in Lokeren-Oudenbos, met van links naar rechts de Lokerse stadssecretaris Octaaf van de Vijver, de Lokerse stadsarchivaris Vedastus Verstegen en Broeder Aloïs (DROSSENS).
‘Vermoedelijk was er op die gedenkwaardige tweede sinksendag 1955 dan ook niemand gelukkiger dan Broeder Aloïs’, zo schreef Jozef Goossenaerts in 1961 in het naar aanleiding van zijn tachtigste verjaardag integraal aan hem gewijde zomernummer van Kruis en Leeuw in Waasland, het tijdschrift van het gewest Waasland van het katholieke en cultuurflamingantische Davidsfonds. Immers, wat had Broeder Aloïs niet allemaal gedaan om de realisatie van het Reinaertpad tot een goed einde te brengen! Grondig en diepgaand studiewerk verrichten, zowel in archieven en bibliotheken als op het terrein, vergaderingen bijwonen, plekken zoeken om de fraai beschilderde banken neer te zetten, die zitmeubels bekostigd krijgen en passende tekstfragmenten uitzoeken voor alle exemplaren. Al spoedig zou echter blijken dat de financiële middelen ontoereikend waren... (zie afb. 11).
In een boeiende lezing voor het toenmalige Reinaert Comité Oost- en Zeeuwsch-Vlaanderen in het stadhuis van Hulst op 30 mei 1959, waarvan het manuscript wordt bewaard in zijn bij de Bibliotheca Wasiana gedeponeerde archief, blikte Broeder Aloïs met genoegen terug op de genese van het Reinaertpad en de inhuldiging ervan ‘met een beetje wetenschappelijke ernst en veel folkloristische luim’.
| |
| |
Afb. 10. Schematisch plan van de inhuldiging van het Reinaertpad op 30 mei 1955 door Louis Lavaert met de intentie tot publicatie van de route (ALOIS).
| |
| |
Afb. 11. Ongedateerd financieel verslag van de inhuldiging van het Reinaertpad in 1955 (ALOIS).
| |
| |
De ontwerpen en de plaatsen waar de banken moesten komen te staan, werden pas op 1 april 1955 door Broeder Aloïs per brief bezorgd aan burgemeester Prosper Thuysbaert van Lokeren (afb. 12 en 13). Er restten dus minder dan zestig dagen om de zeven banken te vervaardigen, te decoreren en te plaatsen. Zo goed als zeker was het ook Thuysbaert die zijn stadsgenoot Romain Goeters engageerde voor de schilderopdracht. Bij zijn brief had Broeder Aloïs, die ook over een tekendiploma beschikte, drie zelfgemaakte schetsen van taferelen uit de Reynaert, elk met twee bijbehorende versregels, gevoegd. De banken, elk 1,75 meter lang, werden gemaakt in het Lokerse Vrij Technisch Instituut (VTI) Sint-Laurentius, waar Romain Goeters werkte als leraar decoratie en reclame.
Het grenzeloze enthousiasme van Broeder Aloïs voor de Reinaertfestiviteiten mag ook blijken uit het plan dat hij had opgevat om in het Stadsmuseum van Lokeren een tentoonstelling met opgezette dieren uit het Reynaertverhaal te organiseren. Hij richtte een vraag aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in Brussel om een leeuw, een leeuwin, een vos en een wijfje, een wolf, een wolvin, een beer, een bever, een luipaard, een das, een aap, een haas, een hondje, een kater, een eekhoorn, een fret, een wezel, een raaf, een ekster, drie hanen, twee hennen en desgevallend een aan een ram gelijkend dier in bruikleen te krijgen. Omdat de gevraagde objecten ‘van grote gestalte’ zijn, dienden duidelijke afspraken te worden overeengekomen betreffende het transport, zo meldde het KBIN. Bovendien behoorde het Lokerse stadsbestuur de verantwoordelijkheid voor eventuele beschadigingen op zich te nemen en gedurende twee dagen ‘twee zorgvuldige arbeiders’ ter beschikking te stellen van het Brussels instituut om te helpen bij het inpakken en laden. Op 18 mei 1955 liet burgemeester Thuysbaert evenwel weten dat jammer genoeg moest worden afgezien van het plan omwille van te hoge (vervoers)kosten en het risico om schade te berokkenen aan ‘Uwe zeer belangrijke verzameling’...
| |
De zeven Reynaertbanken (en de achtste)
In onderstaande beschrijving van de acht banken - zeven uit 1955 en één van meer dan dertig jaar later - wordt de volgorde aangehouden van de Reynaertroute uit 1955. Broeder Aloïs baseerde de keuze van de locaties op toponiemen en landschapsbeschrijvingen in het Reynaertverhaal. In die tekst worden heel wat plaatsnamen genoemd, zoals Gent, Hulsterlo(o), Belsele, Waas...
| |
| |
Afb. 12 & 13. Brief van 1 april 1955 van Broeder Aloïs aan de Lokerse burgemeester Prosper Thuysbaert in verband met het plaatsen van Reynaertbanken in Lokeren en Daknam, en bijlage bij deze brief met ontwerpschetsen door Broeder Aloïs van dit ‘toeristische en cultuurhistorische meubilair’ (Stadsarchief Lokeren, Modern Archief Lokeren, nr. 927).
| |
| |
Voor niet nader omschreven plaatsen zoals het hof van koning Nobel en het dorp of het hol van Reynaert bedachten onderzoekers allerlei hypothesen. Zo zou het kasteel van Nobel in Gent hebben gestaan. De rivier waarop Bruun zich laat drijven om te ontsnappen aan de boze dorpelingen zou de Schelde of een oude Scheldearm geweest zijn. Rik van Daele wijst er echter in diverse van zijn publicaties over de Reynaert op dat de plaatsnamen in het verhaal vooral gebruikt (zouden) zijn als overtuigingsstrategieën, met name om Reynaerts leugens via deze bij het publiek bekende namen geloofwaardig(er) te maken. Dorp, hof, hol en dergelijke zouden niet verwijzen naar het reële landschap, maar naar een imaginair landschap, zoals in de ridderromans, die net zoals het Reynaertverhaal uit de middeleeuwen dateren.
Afb. 13.
| |
| |
| |
Een bank in het bos (met paddenstoelen)
Dit ontwerp (afb. 14 en 15) werd gebruikt voor de Reynaertbank in Nieuw-Namen (Zeeuws-Vlaanderen/Nederland), die verwijst naar het in de Reynaert genoemde kloostergoed Hulsterlo(o). Op deze bank staan de verzen 2574-2575 te lezen: ‘Int oostende van Vlaenderen staet/Een bosch ende dat heet Hulsterloo’. Deze verzen vormen het begin van Reynaerts leugenverhaal over de schat van koning Ermenrik, dat hij opdist aan koning Nobel om na zijn veroordeling aan de strop te ontsnappen. Na Reynaerts openbare biecht, waaruit gebleken is dat hij de geplande samenzwering tegen Nobel verhinderd heeft door de schat op een geheime plaats te begraven, wordt Reynaert vrijgesproken van alle schuld:
Doe nam die coninc een stro
Ende vergaf Reynaerde al gader
Die wanconst van sinen vader
Ende zijns selves mesdaet toe. (v. 2542-2544)
Vervolgens overhandigt Reynaert koning Nobel een strohalm, waardoor hij hem de schat symbolisch schenkt. Reynaert kan bijgevolg niet anders meer dan vertellen waar de schat zich precies bevindt. Om het vervolg van zijn leugenverhaal geloofwaardig te maken, gebruikt de auteur realistische elementen, zoals de bestaande plaatsnaam Hulsterlo(o).
In de loop van het Reynaertonderzoek zijn verschillende mogelijke verklaringen voor het toponiem Hulsterlo(o) geopperd, zoals ‘het bos van Hulst’ of ‘Hulst bij het bos’. De indertijd vermaarde middeleeuwse bedevaartsplaats Hulsterlo(o) was gelegen op een tiental kilometer ten oosten van Hulst. De eerste vermelding ervan dateert uit 1136. De Vlaamse graaf Diederik van de(n) Elzas (ca. 1100-1168) schonk toen het kloostergoed Hulsterlo(o) aan de abdij van Salegem, inclusief de bijbehorende bossen, moeren en gras- en weilanden. Tot de kloostergebouwen in 1581 door Gentse protestanten werden vernield, bleef Hulsterlo(o) een bedevaartplaats. Betrouwbare kaarten van vóór 1400 zijn evenwel niet beschikbaar. De oudste kaarten waarop men Hulsterloo terugvindt, zijn die van Pieter van der Keere (1571-1646) en Gerard Mercator (1512-1594), die respectievelijk dateren uit 1538 en 1540.
| |
| |
Afb. 14. Originele ontwerptekening van Romain Goeters voor de Reynaertbank in Nieuw-Namen (Stadsarchief Lokeren = SAL).
Afb. 15. Reynaertbank in Nieuw-Namen anno 2000 (AMEZ).
| |
| |
| |
Reynaert en Cuwaert
Dit ontwerp (afb. 16 en vervolgens 17, 18 en 19) is gebruikt voor de Reynaertbank in De Klinge, op de rotonde met het beeld De Klompenmaker. De bijbehorende verzen 2657-2658 luiden: ‘Weetstu waer Kriekeputte steet? / Cuwaert sprac: of ict weet?’.
Reynaerts verzonnen verhaal gaat verder met de aanduiding van de precieze plek waar de schat van koning Ermenrik begraven zou liggen. Koning Nobel vertrouwt hem niet en denkt dat Kriekeputte een verzonnen naam is. Reynaert roept daarop het getuigenis van Cuwaert de haas in om de echtheid van de plek te bevestigen. Cuwaert is bang en durft Reynaert niet tegen te spreken. Hij staat letterlijk te trillen op zijn poten. Hij getuigt voor de koning dat hij maar al te goed weet waar Kriekeputte (‘Krieke Pit’) ligt, met name in de buurt van het bos bij Hulst, in het veen. Hij heeft er zo veel honger, kou en ontbering geleden dat hij die plaats onmogelijk kan vergeten.
Om de plaats van deze bank in de Klinge te legitimeren, verwijst Broeder Aloïs naar de bevindingen van de al genoemde jezuïetenpater Stracke. Hoewel hij diens onderzoek daaromtrent niet helemaal overtuigend vond, heeft hij zich voor de keuze van de plaats voor de bank toch gebaseerd op de vage aanwijzingen van de auteur van de flamingantische aanklacht Arm Vlaanderen uit 1913, die Nederlandse literatuurgeschiedenis doceerde aan de Universitaire Faculteiten van Namen en die ooit polemiseerde met de befaamde Gentse mediëvist van internationale statuur Henri Pirenne (1862-1935). Stracke vond bij toeval een kopie van een oorkonde uit 1444, waarvan het origineel was vernield bij een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog. Kriekepitte stond erin vermeld als ‘dlant ten crickenputte, groot omtrent 13 bunder, 2 ghemeten, 110 roeden... ten zuiden van de Goudekinsberg, dicht bij de Eeckberg, in de nabijheid van den Roden Moer’. In de omgeving van De Klinge dus, want deze drie toponiemen situeren zich in of vlakbij dit grensdorp in het noorden van het Waasland. Het toponiem Kriekeputte betekent waarschijnlijk kreekput, een poel of put op de plaats waar een kreek wijder wordt of die van een kreek is overgebleven.
| |
Opschrift In de Trompe
Dit ontwerp (afb. 20 en 21) is gebruikt voor de Reynaertbank die nu in het Stropersbos, gemeenzaam bekend als De Stropers, op het grondgebied van
| |
| |
Afb. 16. Originele ontwerptekening van Romain Goeters voor de Reynaertbank in De Klinge (SAL).
Afb. 17. Het inzitten van de Reynaertbank in De Klinge op 30 mei 1955, met Broeder Aloïs staand in het midden en rechts, met hoed, pastoor en Reynaertspecialist Jozef de Wilde (DROSSENS).
| |
| |
Afb. 18. De Reynaertbank in De Klinge anno 2012 (AMEZ).
Afb. 19. Officiële inhuldiging van de gerestaureerde Reynaertbank in De Klinge op zondag 21 oktober 2018 (Gemeentearchief Sint-Gillis-Waas).
| |
| |
Afb. 20. Originele ontwerptekening van Romain Goeters voor de Reynaertbank op De Tromp in Kemzeke (SAL).
Afb. 21. De Reynaertbank op De Tromp bij het Stropersbos in Kemzeke anno 2016 (AMEZ).
| |
| |
Kemzeke staat. Het stelt een uithangbord voor, met een man die op een tromp of jachthoorn blaast. Uit het Reynaertverhaal werden de verzen 2582-2583 gekozen: ‘Dats een de meeste wildernisse / Die men hevet in eenich rike’. In de verzen die eraan voorafgaan lezen we:
Int oest hende van Vlaanderen steet
Een bosch ende heet Hulster Loo
Coninc, ghi moghet wesen vroe,
Een borne heet Krieke Pit
Gaet zuut west niet verre danen
Heere coninc, ghine dorst niet wanen
Dat ic hu die waerheit yet messe. (v. 2574-281)
En Reynaert vertelt verder: ‘Niemand komt daar levend van terug. Het is een akelige, onherbergzame plaats, waar uilen en andere nachtvogels nestelen; daar ligt mijn schat begraven’. Het lugubere karakter van de plek wordt in de verf gezet door het gebruik van superlatieven. Deze hyperbolische manier van vertellen of epische overdrijving is een typisch stijlkenmerk van de middeleeuwse ridderroman en wordt hier geparodieerd. Inhoudelijk staat deze afgrijselijke plek daarnaast in schril contrast met de lieflijke oorden uit de hoofse ridderroman waar een verliefde ridder en jonkvrouw keuvelen bij een bron, omringd door een idyllische natuur.
In het Dyckse handschrift van het Reynaertepos lezen we: ‘Een tromp boem hiet criecput’ (v. 541), waarbij boem waarschijnlijk een verschrijving is van borne. Het toponiem tromp is volgens Broeder Aloïs zeer plausibel voor een waterloop in het jachtgebied van de Vlaamse graaf. Op de kaart van het graafschap Vlaanderen door Antonius Sanderus (1586-1664) uit 1640-1641 is onder meer sprake van de plaatsnamen Gouckensberg, de Waesche Clinghe, Trompe en Trompbrugghe.
Het huidige natuurgebied De Stropers is wat overblijft van het Koningsforeest, het private jachtgebied van de graven van Vlaanderen, die als toezichters op hun land de heren van Voorhout hadden aangesteld. De naam van het gebied is afkomstig van de familie Stroopers of De Strooper, die er in de zeventiende en achttiende eeuw heel wat gronden in bezit had. Het Stropersbos ligt op het grondgebied van Kemzeke, in de richting van Sint-Gillis-Waas en De Klinge. De oude parochie Kemzeke (de villa van Camasius) bestond uit vier delen: villa Kemzeke, villa Klapdorp, villa Lijkveld en villa Voorhout. Villa Klapdorp is het huidige beschermde natuurgebied De Stropers.
| |
| |
| |
Reynaert (met hoedje) en Isegrim
Dit ontwerp (afb. 22 en vervolgens 23 en 24) werd aangebracht op de Reynaertbank die bij de grote boom aan de kerk van Belsele stond: ‘Daer na quamic an Isengrime / Bi Belcele onder eenen boom’ (v. 2095 en 2097). Vóór deze ontmoeting met Isegrim, zo vertelt Reynaert aan koning Nobel, had hij wél hoofse manieren... Dat er nu aan het hof niemand meer was, vriend noch vijand, tegen wie hij geen misdrijf had gepleegd, was volledig buiten zijn wil om. Anderen hadden hem tot misdaden verleid. Op een winterse dag kwam hij Isegrim, die beweerde dat hij Reynaerts oom was, tegen in Belsele, onder een boom. Ze werden spitsbroeders en gingen samen op rooftocht, iets wat Reynaert zich naar eigen zeggen nog altijd beklaagde... Reynaert stelt het dus voor alsof de wolf hem heeft verleid tot de misdaad.
Afb. 22. Originele ontwerptekening van Romain Goeters voor de Reynaertbank in Belsele (SAL).
| |
| |
Afb. 23. De Reynaertbank in Belsele op de dag van de inhuldiging van het Reinaertpad in 1955 (DROSSENS).
Afb. 24. De Reynaertbank in Belsele anno 2016 (AMEZ).
| |
| |
Aldaer worden wi ghesellen
Dat mach mi te rechte rauwen!
Daer gheloofden wi bi trauwen
Recht gheselscap manlic andren
Doe begonsten wi te gader wandelen. (v. 2100-2104)
Op de tekening van Romain Goeters slaan Reynaert en Isegrim in Belsele onder een boom de handen in mekaar en begint het duo te wandelen als ‘ghesellen’, of beter als echte ‘partners in crime’. In het Comburgse handschrift (A) lezen we ‘Bi besele onder enen boem’. In het verleden veronderstelden sommigen dat de ontmoeting tussen Reynaert en Isegrim plaatsvond in Bazel, aan de Schelde in de buurt van Rupelmonde, dat in de middeleeuwen een tol- en handelsplaats was die zich stad mocht noemen. Sinds de ontdekking van het Dyckse handschrift (F) in 1908 wordt echter algemeen aangenomen dat de in de Reynaert voorkomende dorpsnaam ‘Belsele’ is, vroeger een buur- en nu een deelgemeente van Sint-Niklaas.
| |
Nobel en Gente op hun troon
Deze tekening (afb. 25 en 26) siert de Reynaertbank in Daknam (Middendam). Op de rugleuning staan de verzen 44-45 van het Reynaertverhaal: ‘Nobel die coninc hadde ghedaen / sijn hof crayeren overal’.
Afb. 25. Originele ontwerptekening van Romain Goeters voor de Reynaertbank op de Middendam in Daknam (SAL).
Afb. 26. De Reynaertbank op de Middendam in Daknam anno 2016 (AMEZ).
| |
| |
Koning Nobel, de leeuw, heeft zijn hof bijeengeroepen om de grieven van zijn onderdanen te aanhoren en recht te spreken. Het regent klachten tegen de vos, die echter uitblinkt door afwezigheid. Het hof wordt niet nader gelokaliseerd. Broeder Aloïs verzamelde in zijn bijdrage De Geografie van de Reinaert (1955) een aantal argumenten om het hof en de gerechtsplaats in Daknam te situeren. Zo zouden de graven van Vlaanderen er tijdelijk verbleven hebben en misschien hadden ze er wel een kasteel gehad? Bovendien is Daknam één van de oudste lokaliteiten van het Waasland. In de parochiekerk zijn romaanse gedeelten bewaard gebleven. In 1140 is er sprake van een brug over de Durme. Daknam vormde met Lokeren één bestuurlijk-juridische entiteit, waarvan de vierschaar soms ook zetelde in Daknam. Voldoende redenen, zo oordeelde Broeder Aloïs, om aan te nemen dat het hof van koning Nobel zich in Daknam zou hebben gesitueerd. En bijgevolg ook om de bank met koning Nobel en koningin Gente, wier naam overigens alleen in v. 2617 van het Dyckse handschrift wordt genoemd, in dit dorp(je) aan de Durme te plaatsen.
| |
Coppe R.I.P.
Deze tekening (afb. 27 en 28 en vervolgens 29) werd gebruikt als decoratie van de Reynaertbank op het dorpsplein van Daknam. De verzen 461 en 463 van het Reynaertverhaal staan erop te lezen: ‘Hier leghet Coppe begraven Die Reynaert die vos verbeet’.
Net op het moment dat Grimbeert de das, de neef van de vos, probeert het hof ervan te overtuigen dat Reynaert zijn leven heeft gebeterd, verschijnt een rouwstoet, met het lijk van Coppe de kip, het recentste slachtoffer van de vos dat als ‘corpus delicti’ wordt aangevoerd. Coppe wordt plechtig begraven.
Doe Grimbert stont in dese tale,
Saghen si van berghe te dale
Canticler commen ghevaren
Ende brochte up eene bare
Een doode hinne ende hiet coppe (v. 283-287)
Doe die vygelyen ghehent was
Doe leidemen coppen in dat graf,
Dat bi engiene ghemaect was,
Onder die linde in een gras
Van maerber steene die slecht was. (v. 450-454)
| |
| |
Afb. 27. Originele ontwerptekening voor de Reynaertbank op het dorpsplein van Daknam (SAL).
Afb. 28. De Reynaertbank in op het dorpsplein van Daknam in de jaren 1960 (SAL).
Afb. 29. De Reynaertbank op het dorpsplein in Daknam anno 2016 (AMEZ).
| |
| |
Na de lijkdienst wordt Coppe begraven onder ‘die linde in een gras’. Op de marmeren grafsteen staan de woorden ‘Hier leghet Coppe begraven... Die Reynaert die vos verbeet’. De bank met dit opschrift werd op het dorpsplein van Daknam geplaatst. Vermoedelijk heeft daar ooit zo'n oude lindenboom gestaan. Karel de Grote (742-814) gaf als vorst, van onze gewesten en veel meer, immers het bevel om in ieder dorp een lindeboom te planten, als een soort van oriëntatiepunt.
| |
Reynaert (met hoedje) en Grimbeert, met kippen op de achtergrond
Deze tekening (afb. 30 en vervolgens 31, 32 en 33) werd aangebracht op de Reynaertbank bij de als monument geklasseerde achttiende-eeuwse kapel Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand in de Nonnenbosweg op de Lokerse wijk Oudenbos. De verzen 1694 en 1696 luiden als volgt: ‘Nu was buter rechter vaert / een prioreit van swarten nonnen’. Volgens Broeder Aloïs moet die ‘prioreit van swarte nonnen’ worden gelokaliseerd in Oudenbos. Rond 1200 was er in het Waasland maar één nonnenklooster, met name dat van de cisterciënzerinnen in Lokeren, vlakbij de grens met Zeveneken. Deze cisterciënzerinnenabdij werd in het begin van de dertiende eeuw gesticht. Door schenkingen en aankopen verwierf de kloosterhoeve een grondbezit van 350 bunder in de omgeving. Het gebied kreeg de naam Oudenbos nadat de zusters in 1246 waren verhuisd naar Heusden en zich later in Gent vestigden (Nieuwenbos). Onder meer de te ongezond geachte, moerassige grond op Oudenbos zou hen daartoe hebben aangezet.
Wie het Reynaertverhaal kent, weet dat Grimbeert er uiteindelijk in slaagde om Reynaert te overtuigen om mee te komen naar het hof van koning Nobel. Onderweg biecht de vos zijn misdaden op. Hij zorgt voor een ommetje langs een klooster, waar buiten de muren kippen rondlopen. Eens te meer blijkt dat de vos onverbeterlijk is: Grimbeert moet hem beletten een haan om te brengen. De oorspronkelijke bank werd in de jaren 1980 vernield. Er werd vervolgens een nieuw exemplaar opgesteld aan de voorgevel van de neoromaanse, als monument geklasseerde Sint-Pauluskerk van Oudenbos.
In 2009 verhuisde de bank terug naar haar oorspronkelijke stek bij de kapel (afb. 34). Aan de voorgevel van de Sint-Pauluskerk werd vervolgens een nieuwe Reynaertbank neergezet, met erop twee door Reynaertexegeet Rik van Daele
| |
| |
gesuggereerde verzen uit het middeleeuwse epos. Het tekstfragment komt uit het Comburgse handschrift (handschrift A, verzen 1712-1713). Myriane Matthys ontwierp hiervoor een nieuwe schildering: ‘Daer na gaf Reynaert eenen spronc/so dat dien hane die plume stoven’, zo staat er te lezen. Na de heraanleg van het plein voor de kerk in 2017 werd de bank aan de achterzijde van het gebedshuis geplaatst (afb. 35 en 36).
Afb. 30. Originele ontwerptekening van Romain Goeters voor de Reynaertbank in Lokeren-Oudenbos (ALOIS).
Afb. 31. Detailfoto van het originele tafereel op de Reynaertbank van Oudenbos in 1955. (ALOIS).
Afb. 32. Originele uitvoering van het schilderijtje en de integrale bank van Oudenbos in 1955 (DROSSENS).
Afb. 33. De Reynaertbank in Lokeren-Oudenbos anno 2016 (AMEZ).
| |
| |
Afb. 34. De als monument geklasseerde kapel Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand in Lokeren-Oudenbos, waarnaast de Reynaertbank een plaats kreeg (AMEZ).
Afb. 35. De Reynaertbank, die zich eerst aan de voorgevel van de Sint-Pauluskerk in Lokeren-Oudenbos bevond en nu aan de achterzijde van dit gebedshuis, anno 2016 (AMEZ).
Afb. 36. Detail van de nieuwe Reynaertbank, geschilderd door Myriane Matthys (AMEZ).
| |
| |
Afb. 37. Dankbrief van de Amsterdamse hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde en Reynaertspecialist Wytze Hellinga aan Broeder Aloïs, 13 juni 1955 (ALOIS).
| |
| |
| |
Slotwoord
Deze bijdrage heeft uiteraard geen wetenschappelijke, laat staan vernieuwende ambities. De hoofdbedoeling bestond erin om de oorspronkelijke ontwerptekeningen van de Reynaertbanken uit 1955 terug onder de aandacht te brengen en op die manier eventueel de Reynaertroute van Hulst naar Destelbergen, die in datzelfde jaar werd ingehuldigd, een nieuwe impuls te bezorgen, weliswaar via haar ondertussen meermaals gewijzigde traject en met ongeveer tien extra banken op bijkomende locaties... Wellicht smaakt de reis vandaag nog even zoet als in 1955. De brief die de Amsterdamse professor Hellinga na afloop van de inhuldiging van de Reynaertroute aan Broeder Aloïs stuurde laat er geen twijfel over bestaan dat de tocht toen alvast meer dan de moeite waard was geweest! (afb. 37).
Met dank aan prof. dr. Erik Buyst (KU Leuven), Kenneth Colleman (gemeente Sint-Gillis-Waas), Yvan de Maesschalck, Nadine de Picker (Stadsarchief Lokeren), Jacky Goeters, Myriane Matthys, Marcel Ryssen en Chris Stoop (Bibliotheca Wasiana).
In deze bijdrage werd de originele naam van het Reinaertpad met i behouden (de huisstijl van Tiecelijn houdt het op Reynaert met y), net als in de titels van lezingen en in de citaten.
| |
Archiefbronnen
• | Stadsarchief Lokeren, Modern Archief Lokeren, nr. 927, Reinaertfestiviteiten (1954-1963). |
• | Bibliotheca Wasiana Sint-Niklaas, Collectie Broeder Aloïs. |
| |
Selectieve bibliografie, in chronologische volgorde
• | Broeder Aloïs, De Geografie van de Reinaert, in: De Toerist, (1955), nr. 10, p. 309-312. |
• | Broeder Aloïs, ‘Bij het (sic) inhuldiging van het Reinaertpad’, in: De Stad Lokeren, 28 mei 1955. |
| |
| |
• | Jaak Verschelden, ‘Vossenjagers’, in: Kruis en Leeuw in Waasland, zomernummer (1955), p. 6-9. |
• | Broeder Aloïs, ‘Nogmaals iets over het Reinaertpad in Waasland’, in: Kruis en Leeuw in Waasland, zomernummer (1959), p. 4-5. |
• | Broeder Aloïs-nummer bij zijn 80ste verjaardag. Kruis en Leeuw in Waasland, (zomernummer 1961). |
• | Marcel Ryssen, ‘Broeder Aloïs: negentig jaar kloosterleven. Het licht op de kandelaar bij de Broeders te Sint-Niklaas’, in: Het vrije Waasland, 29 augustus 1971. |
• | Marcellijn Dewulf, ‘Geoloog en vossejager’, in: Het vrije Waasland, 18 februari 1973. |
• | Broeder Aloïs, ‘Wase plaatsnamen in de Reinaert’, in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 78 (1975), p. 12-18. |
• | Luc de Backer en Rik van Daele (red.), Reinaerttentoonstelling van 11 tot 27 september 1992 in de Reinaertzaal van de Stedelijke Openbare Bibliotheek te Sint-Niklaas i.s.m. Bibliotheca Wasiana en Tiecelijn, Sint-Niklaas, 1992. |
• | Rik van Daele, Ruimte en naamgeving in ‘Van den vos Reynaerde’, Gent, 1994. |
• | Isabelle Rossaert, ‘Reynaert en de kunst van het liegen. Over Reynaerdofielen, vossenjagers en rozenkwekers’, in: De Standaard, 27 mei 1998. |
• | Lucien de Cock, Hugo Govaert, Hilaire Liebaut en Rik van Daele, Ast Fonteyne en Reinaert de Vos, Leuven, 2007. |
• | Marcel Ryssen, ‘Een hommage aan Broeder Aloïs’, in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, (2011), p. 319-327. |
• | Rik van Daele, ‘“Crom ende menichfoude”. Over de populariteit van het middeleeuwse “Van den vos Reynaerde”’; in: Faro. Tijdschrift over cultureel erfgoed, (2017), nr. 2, p. 16-21. |
• | Rik van Daele, Yvan de Maesschalck en Hilde Reyniers, Vossensprongen. Sporen naar Reynaert, Sint-Niklaas, 2017. |
• | Rik van Daele en Niels Schalley, Vossen. Expeditie in het land van Reynaert, Themanummer OKV/Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, Gent, 2018. |
|
|