Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 5 (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 5
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.57 MB)

Scans (15.00 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 5

(1885)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 307]
[p. 307]

Hoon.

In zijn HofwijckGa naar voetnoot1) vertelt ons Huygens, dat hij op zijn buitengoed een ‘bergh’ heeft aangelegd. En dat door nood gedwongen. Immers zijn eiken kregen het te kwaad, en zouden ongetwijfeld zijn gestorven door ‘'t rood sand’, waarin zij stonden. Door dat roode zand, ‘de turf-asch van de hell, die noch brand nae haer dood, en is als kool, soo fell’, bleek het Huygens, dat wortels en takken geducht leden. Post en Van Campen, de bouwheeren, die werden geraadpleegd, waren van oordeel, dat ‘'t vergift most uyt der aerden’. En dat gebeurde ook. ‘Flucks wagens en flucks paerden’: 't roode zand werd uitgegraven en naar het boschGa naar voetnoot2) gereden. 't Werd een zandhoop van belang, meerderhaast een ‘bergh’. Een berg, die kon verstuiven, en dan werd het middel erger dan de kwaal. Daarom maakte Huygens van den nood eene deugd: de berg werd ‘klocke-rond’ gemaakt ‘gelijk 't spoor van een' passer’ (hier wat gegeven, daar wat genomen); hij zette hem verder eene ‘groene muts’ op, of liever bedekte hem met graszoden, en versierde hem met bloemetjes. Zoo was 't verderfelijke roode zand onschadelijk gemaakt.

Na dat te hebben verteld, gaat de vernuftige beschrijver dus voort:

 
‘Nu geef ick het in tienen,
 
Dit raedsel, wie het zij, die 't van mij niet en weet,
 
Hoe 't innerst ingewand van desen schoon-schijn heet.
 
Van buyten staet hij groen en soeckt mij te believen
 
Met kruydjens velerhand, gespeckt met matelieven;
 
Van binnen is hij ross, verraderlick: of rood
 
Van schaemte.’

Dat is het raadsel, waarover Bilderdijk en Van Vloten in hunne aanteekeningen geen uitsluitsel geven. Ik meen de op

[pagina 308]
[p. 308]

lossing te hebben gevonden, en ten antwoord op de vraag, wat het innerst ingewand van Schoonschijn is, te mogen zeggen: hoon. Hoon in den zin van bedrog, eene beteekenis, waarvan - benevens van hoonen en hoonre (die hoonre ghehoont d.w.z. de bedrieger bedrogen) - voorbeelden voorkomen bij Oudemans (verg. Kil.); en waarvan 't bekende spreekwoord ‘Buiten schoon, Binnen hoon’ (Huygens zinspeelt er kennelijk op) een nog levend getuigenis mag heetenGa naar voetnoot1). Van buiten was inderdaad de berg ‘schoon’, bekoorlijk en onschuldig, gras en bloemetjes; van binnen ‘hoon’: immers dat bedriegelijke ‘rood sand’, waardoor de boomen ‘met quynend wesen’ hadden gestaan ‘met eenen voet in 't graf’?

Het raadsel van Huygens is er alzoo een in den trant van dat Engelsche, waarvan de Hr. Busken Huet spreekt, en dat luidt: ‘What is majesty, deprived of its externals?’ 't Antwoord is dan, dat 't ‘innerst ingewand’ van ‘majesty’ is: ‘a jest’Ga naar voetnoot2).

Utrecht, '85. 12. 18.

h.e. moltzer.

voetnoot1)
Korenbloemen (1672), 328; uitg. Bilderdijk, 317; uitg. Van Vloten 44.
voetnoot2)
Plattegrond, letter R.
voetnoot1)
HarrebomeƩ, I, 332.
voetnoot2)
Nederl. Bellettrie, 1857-1876, III, 32.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Vitaulium. Hofwyck. Hofstede vanden Heere van Zuylichem onder Voorburgh


auteurs

  • Henri Ernest Moltzer


datums

  • 18 december 1885