Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 18 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 18
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 18

(1899)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 293]
[p. 293]

Boontje komt om zijn loontje.

Ter aanvulling van hetgeen door Dr. J.W. Muller in het Ndl. Wdb. III, 449 (volgens aanwijzing van Dr. G. Kalff) en in het Tijdschrift XIII, bl. 156 aangaande het sprookje van Ertje, Boontje, Strootje en Kooltje vuur is medegedeeld, moge de volgende vergeestelijking dienen, waarin alleen sprake is van Strootje en Kooltje vuur. Ze wordt aangetroffen in een liedboekje getiteld:

Den Lieffelyken Paradys-voghel tot Godt omhoogh vlieghende, behelsende verscheyde Gheestelycke Liedekens, enz. ghecomponeert door den Eerw. Heere Daniel Bellemans, den iv. druck. Tot Brussel, by Jacob vande Velde, achter het stadt-huys' in S. Augustinus 1681Ga naar voetnoot1), bl. 38 en luidt:

Fabel van Stroyken ende Koltjen-vier Toe-gheeygent aen een Nonneken.

Stemme: Somes nous pas bien heureux.
1[regelnummer]
Stroyken ende Koltjen vier
 
Ginghen wandelen te samen,
 
En sy kouten, en sy namen
 
Met malkander' groot playsier.
 
Koltjen-vier seyd' tegen Stroyken
 
V Geselschap doet my deught,
 
Als ick by u ben myn Proyken
 
Springht myn hertjen op van Vreught.
 
 
2[regelnummer]
Ick die altydt lagh in schouw,
 
Ick die altydt t'huys moest blyven
 
Ick magh nu genucht bedryven,
 
Ick magh wandelen gaen nouw,
 
Ick die dikwils word' gesteken
 
In Innokens Lolle-pot
[pagina 294]
[p. 294]
 
Magh nu uyt gaen, magh nu spreken,
 
'k Ben nu uyt geraeckt uyt 't slot.
 
 
3[regelnummer]
Stroyken seyd' tot Koltjen vier
 
G'hebt myn stroyen hert' onsteken
 
Door uw soet en aerdigh spreken,
 
Uwe spraeck is vol plaisier,
 
Ghy zyt sulck' een soete Fieltjen
 
Soo vol van bevalligheydt.
 
'k Sweir u by myn stroye Zieltjen
 
Dat ghy zyt myn vrolyckheydt.
 
 
4[regelnummer]
Ick arm Stroyken die altydt
 
Decken moet de Boere-schueren,
 
En 't quaedt weder moet besueren
 
Magh nu zyn met u verblydt,
 
Die van Peerden ende Koeyen
 
Vuyl gemaeckt wirt in den stal,
 
Magh met u in welde vloeyen,
 
Ende maken bly gheschal.
 
 
5[regelnummer]
Koltjen vier seyt 'k ben soo bly
 
Dat ghy kont myn liefde voyen,
 
Dat gy mynen brandt doet gloeyen
 
Ende liefde draeght tot my.
 
My dunckt dat wy met ons byen
 
Soo vast zyn ghepaert aen een
 
Dat ons niemandt en kan schyen
 
Als de bitter doodt alleen.
 
 
6[regelnummer]
't Is ghebeurt op 't selve pas
 
Als sy soo fray kouten samen
 
Dat s'aen een Rivierken quamen
 
Daer geen Brugsken op en was;
 
Maer ons Stroyken seyd' coragi,
 
En zyt daer-om in gheen pyn,
 
Ick sal maken de passagi',
 
Ick sal zelf het Brughsken zyn.
 
 
7[regelnummer]
Stroyken gingh hem voor den Bruggh'
 
Over het Rivierken segghen, (l. legghen)
 
't Scheen aen Koltjen-vier te legghen, (l. segghen)
 
Gaet nu over mynen Ruggh',
[pagina 295]
[p. 295]
 
Siet eens wat een goede Stroeyken
 
Dat 't al over hem laet gaen
 
Koltjen-vier geluckigh Proyken
 
Hoe staet u dat Stroyken aen.
 
 
8[regelnummer]
Koltjen-vier was seer playsant
 
Koltjen quam met groote schrede
 
Op de Stroeye-Brugg' getrede,
 
Maer het Stroyke ging in brant,
 
Koltjen-vier en Stroyken vielen
 
In het midden der Rivier,
 
Soo verdroncken deês twee zielen
 
Stroyken ende Koltjen-vier.
 
 
9[regelnummer]
Joncker Vier, en Jouffrou Stroy
 
Met een droncsken, met een spronghsken,
 
Met een loncksken, met een voncksken
 
Steken haest den brant in 't hoy,
 
Al is 't dat de Dochters schynen
 
Noch soo schoon, en noch soo moy
 
Hunne liefde sal verdwynen
 
Om dat alle vleesch is hoy.
 
 
10[regelnummer]
's Werelts liefd' is hoy en stroy
 
Die veel van de Wereldt houwen,
 
Die op 's werelts vreught betrouwen
 
Die betrouwen 't vier in 't hoy
 
Daerom is de Bruydt te prysen
 
Die haer hert bewaert in 't slot,
 
En op niemandt en wilt peysen
 
Als alleen op haren Godt.

Amsterdam.

f.a. stoett.

voetnoot1)
Ter bibliotheek te Haarlem.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • F.A. Stoett


taalkunde

  • Betekenis (semantiek)

  • Historische taalkunde

  • Etymologie