Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 19 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 19
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

Scans (15.07 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 19

(1900)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

Slecht.

De oudere beteekenis van ons slecht is, gelijk men weet: vlak, effen. Duidelijk komt dit nog uit in slechten, beslechtenGa naar voetnoot1). Dat dit woord ten slotte teruggaat tot een stam waarin 't begrip van ‘slaan’ ligt, is niet twijfelachtig, als men let op vlak en dit laatste vergelijkt met Lat. plaga en Gr. πληγή. Er moet dus eenmaal in 't Germaansch een slehan naast slahan bestaan hebben. De verhouding van slahan tot slehan is dezelfde als van malan, Lat. molo, Lat. malti, maliu, tot Slawisch meljq, mlêti (uit melti), Iersch melim.

Het omgekeerde van wat in 't Germaansch 't geval blijkt te wezen, is gebeurd in 't Iersch, want dit heeft alleen vormen die met sleh overeenstemmen. Dus sligim, ik slaGa naar voetnoot2); maar ook ‘een weg banen’; perf. 1 ps. se(s)lag. Eene afleiding hiervan is slige, weg, en 't slaan. Beide beteekenissen vindt men vereenigd in ons slag. Verder slicht, spoor; dit komt overeen met ons ‘slag’ in hoefslag. Slicht beteekent ook ‘geslacht’, Ohd. slaht. Slechtaim is niet alleen ‘slaan’, maar ook, wat Windisch in zijn Glossaar niet opgeeft: slechten, rooien, bijv. slechtaither in chaill, 't bosch wordt gerooid, Boek van Leinster 9, d. De infinitief slechtugud is ‘effenen, banen’; slechtugud siúit, 't banen of effenen van een weg, B. van Leinster 8, b. Slechtaide is ‘baner’; slechtaide sliged, baner van wegen, ald. 211, b.

Er is nog een woord dat ik met sligim in verband zou willen brengen, nl. Iersch sleg, uit slekā, of sḷkā werpspeer, werpschicht. Dit nu is feitelijk hetzelfde woord als Wedisch sṛká, waarvoor 't Sanskrit den prakritiseerenden vorm sṛga be-

[pagina 110]
[p. 110]

zit. Terecht wordt in ‘Urkeltischer Sprachschatz’ t.a.p. het Indische woord in verband gebracht met Avestisch harc (in overgeleverde wanspelling harĕc) werpenGa naar voetnoot1). Wat de verwantschap der begrippen ‘werpen’ en ‘slaan’ betreft, levert ons smijten zoo'n duidelijken commentaar, dat ik er niets meer aan heb toe te voegen.

De ablautsvormen van slehan moeten geweest zijn sleh, slah, slêg, sleg. Nu durf ik niet beweren dat Mnl. geslegen eigenlijk een overblijfsel is van slehan, maar opmerkelijk is het toch dat wij schijnbaar denzelfden klinker terugvinden in gescepen en gedregen, beide werkwoorden die tot de klasse van malen behooren. Waarschijnlijker is het echter dat de e in deze gevallen een Umlaut van a is en de vormen dus te vergelijken zijn met On. dreginn, sleginn. Misschien is uit de rijmen de hoedanigheid der e te bepalen, doch dit moet ik aan anderer onderzoek overlaten.

 

h. kern.

voetnoot1)
In 't Slawisch heeft dezelfde begripsovergang plaats gehad, want Tsjechisch plochý is ‘vlak’, Russisch plochoj ‘slecht’. Etymologisch is vlak natuurlijk een ander woord dan plochý.
voetnoot2)
Uit ouder slek-im; zie Whitley Stokes-Bezzenberger Urkeltischer Sprachschatz p. 320.
voetnoot1)
Ik begrijp niet waarom t.a.p. sleg niet in verband wordt gebracht met sṛka.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H. Kern


taalkunde

  • Etymologie

  • Historische taalkunde

  • Woorden (lexicografie)

  • Betekenis (semantiek)