Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 38 (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 38
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 38Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 38

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.56 MB)

XML (0.75 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 38

(1919)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 307]
[p. 307]

Hadewijch - Hendrik Mande. Merkwaardige overeenkomst.

Toen ik mij onlangs naar aanleiding van de verwantschap die er bestaat tusschen zuster Bertken en Hendrik Mande weer eens in het werk van den laatstgenoemde verdiepte, troffen mij bij de lezing van diens ‘devoet boecxken vander volmaecster hoecheit der minnen ende hoemen dair toe sal pinen te comen’ onmiddellijk daarin drie uitspraken van Hadewijch, n.l. in ‘Van dat die salige siele in die rijcheit ende claerheit des heiligen gheests een grote hoechtijt maket’Ga naar voetnoot1). Om de bijna letterlijke overeenkomst laat ik ze bier zonder verderen commentaar volgen:

Hadewijch Hendrik Mande
‘God es mi metten sone ieghenwerdechleke met soetheiden; God es mi metten heyleghen gheest vloyeleken met rijcheiden; God es mi met den vader geheelleke met verweentheiden. Aldus es mi god met iij personen een here ende een here met iij personen.’ Enz. ‘God is mi mitten sone teghenwoirdich mit sueticheden, God is mi mitten heilighen gheest wtvloeylike mit rycheden, God is mi mitten vader gheheellike mit edelheden. Aldus is mi god mit drien personen één here ende één here mit drien personen.’
(Brief XXVIII, r. 40-50, v. M(ierlo); blz. 99 V(ercoullie).) (G. Visser: Hendrik Mande, Bijlage III, blz. 68 boven).
 
Tusschen gode ende de zaleghe ziele die god worden es met gode es ene gheestelike caritate. Soe wanneer god openbaert deze gheesteleke caritate Tusschen gode ende der saligher sielen, die godlic gheworden is mit gode, is ene gheestelike minne. So wanneer god openbaert deze gheestelike

[pagina 308]
[p. 308]

Hadewijch Hendrik Mande
inder zielen, soe gheet in hare op ene ghevoelleke vrientscap. Dat es: si ghevoelt in hare, hoe hare god vrient es vore alle vernoye ende in allen vernoye Ende boven alle vernoye, Ja boven allen vernoye tote inde trouwe sijns vader. In deze ghevoeleke vrienscap gheet op een hoghe toeverlaet. In desen hoghen toeverlate gheet op ene gherechteleke soetheit. In dese gherechteleke soetheit gheet op ene ghewarighe bliscap. In dese ghewarighe blijscap gheet op ene godlike claerheit. minne in der sielen, so gaet in haer op ene ghevoellike liefde, dat is si ghevoelt in haer selven, hoe haer god een vrient ende een beschermer is voir alle swaerheit, in alre swaerheit ende boven alle swaerheit in die trouwe sijns vaders. In deser gehevoelliker liefden so wasset een hoghe toeverlaet ende betrouwen. In desen hoghen toeverlate gaet op ene warachtighe sueticheit; in deser sueticheit ene warachtighe blijscap ende in deser blijscap gaet op ene godlike claerheit.
(Brief XXVIII, r. 121-134 v.M.; blz. 101-102 V.) (G. Visser: Hendrik Mande, Bijlage III, blz. 68).
- -
Wat god dan te hare sprect van hoghen gheesteleken wondere, dan weet nieman dan god, diet hare ghevet Ende die ziele, die gheestelec es alse god boven alle gheestelecheit. Wat god dan tot haer spreect van hoghen gheesteliken wonder, dat en weet nyemant dan god, diet gheeft ende die siele, die gheestelic is als god boven alle gheestelicheit.
(Brief XXVIII, r. 142-145, v.M.; blz. 102 V.) (G. Visser: Hendrik Mande, Bijlage III, blz. 68).

Bij nadere vergelijking bleek trouwens dat niet alleen de bewuste zinnen van Hadewijch afkomstig waren, maar dat dit heele gedeelte uit Mande's genoemd ‘boecxken’ met kleine wijzigingen bijna woordelijk uit Hadewijchs 28en brief is overgenomen, door Mande, bij de inlassching, van een opschrift voorzien.

Al is het wel bekend, dat Hadewijchs invloed op onze mystieken tot in de 16e eeuw reikte en ook, dat Hendrik Mande niet juist tot de zeer oorspronkelijke schrijvers behoort (in verband met Ruusbroec is hierop reeds gewezen o.a. door

[pagina 309]
[p. 309]

Van Otterloo en G. Visser: Hendrik Mande blz. 86 vlgg.), toch is bij Hendrik Mande, voor zoover ik weet, nooit in bijzonderheden aangetoond, welke stukken aan Hadewijch zijn ontleend. De boven besproken overeenkomst leek mij te merkwaardig, om er hier niet de aandacht op te vestigen, al is er, als ik 't mij goed herinner, in 't algemeen wel eens melding gemaakt van invloed van Hadewijch ook op Mande, hoewel ik t.o. van dezen laatste tot mijn spijt niet kan terugvinden, wáár.

Wel verre van de schim van Hendrik Mande wegens geestelijken diefstal voor den rechterstoel te willen dagen, zou ik dergelijke ‘aanhalingen’ uit vroegere geschriften zonder het noemen van de bron, veeleer willen beschouwen als een der bewijzen voor de geheel andere opvatting, die omtrent het schrijverschap in de M.E. gangbaar was dan die men tegenwoordig daarvan heeft. De schrijver voelt zich in dien tijd veel minder dan thans een persoonlijkheid, wier eigen eer gemoeid is met de voortbrengselen zijner pen, maar meer een werktuig ter verbreiding van wat volgens hem bekendheid verdiende en noodig had.

Bij het vergelijken van vroegere en latere schrijvers kan het ontdekken van navolging, overnemen (zooals hier) niet alleen de weetgierigheid uit litterair-historisch oogpunt bevredigen, maar steeds aanleiding geven tot vragen van meer algemeen belang. Alleen maar het nagaan van de schijnbaar geringe afwijkingen immers van den lateren schrijver kan reeds aardige bijdragen leveren tot de kennis van den ontwikkelingsgang der denkbeelden in verband met tijd, plaats en persoonlijke opvatting. Is het, om nu maar eens alleen bij de gegeven aanhalingen stil te blijven staan, bij de kleine tekstverschillen (klein wat de wijziging der woorden betreft) niet aardig om op te merken, hoe Hendrik Mande b.v. de uitdrukking ‘god worden met gode’ niet meer aandurft, maar die vervangt door godlic gheworden mit gode? (ik cursiveer, J.S.) Tevens kan een nauwlettend bestudeeren, juist van de veranderingen die latere (af)schrijvers aanbrengen altijd leiden tot

[pagina 310]
[p. 310]

vergelijkende dialectstudie of tot het vinden van verklaringen, door hen ongezocht gegeven bij het overbrengen van enkele (bij hen waarschijnlijk min gebruikelijke) uitdrukkingen in hun taal (iets waarvan ook de bovenstaande overeenkomstige plaatsen voorbeelden opleveren). Ook met het oog op de beschavingsgeschiedenis, de ‘folklore’ zou dus een vergelijking van datgene wat Hendrik Mande aan anderen heeft ontleend met de bron waaruit hij heeft geput, zeker niet van belang zijn ontbloot en juist bij een weinig oorspronkelijken schrijver als dezen de moeite kunnen loonen.

Waar het toeval, de herinnering-op-den-klank-af, mij deze overeenkomst deed ontdekken, zou bij een opzettelijk onderzoek waarschijnlijk méér van dien aard zijn te vinden.

 

joha. snellen.

voetnoot1)
Zie G. Visser: Hendrik Mande, Bijlage III fol. 72 v-73 r, blz. 67.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Brieven

  • over Een devoet boexken vander volmaecster hoecheit der minnen ende hoemen dair toe sel pinen te comen


auteurs

  • Johanna Snellen