Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 41
(1922)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
111. Een steen met een brief er aan.Deze uitdrukking, voorkomende in ‘Een onaangenaam mensch in den Haarlemmerhout’ (Camera Obscura, 25ste druk, blz. 26: ‘niets verschrikkelijker, dan wanneer hij (Nurks) mij Zaterdagmiddag per diligence een steen zond met een brief er aan, inhoudende enz.; en 29: ‘Nurks (zond) mij... weder een steen..., die mij dan ook als zoodanig op 't hart viel’), heeft de voor velen zeker wel ‘noodige opheldering’ niet gevonden in Beets' Na vijftig Jaar, maar wèl in J.M. Acket's aanteekening bij blz. 20 van den 31sten druk: ‘De schipper van een trekschuit mocht geen brieven vervoeren, wel pakjes. Om dit voorschrift te ontduiken, bond men een brief stevig aan een baksteen vast en liet hem zoo bestellen. Het was dan geen brief, maar een pakje’. Deze aanteekening vereischt tweeërlei aanvulling. Vooreerst gold (en geldt) dit verbod van brievenvervoer niet alleen voor trekschuiten, maar, reeds blijkens deze plaatsen uit de Camera, ook voor diligences. Ten tweede werd de steen - even natuurlijk - ook wel vervangen door een ander verzwarend voorwerp. Zoo deelt Dr. A. Beets mij mede zich te herinneren dat men in zijn kinderjaren te Utrecht aan ‘het wagentje van Dieges’ of aan ‘den wagen van Van Wijk’, beide op Zeist, een brief bij een turf ingepakt meegaf en zoo verzond. Ditzelfde blijkt ook uit Van Lennep's Klaasje Zevenster, ed. 1866, II 161, waar Bettemie van Doertoghe aan 't slot van een brief zegt: ‘Ik durf hem niet met de post verzenden; want hij is 't port niet waard: zal er dus morgen maar een turf aan binden,... of anders een steen, en hem u per diligence zenden’; en IV 189, waar Eylar zegt: ‘En nu sluit ik dezen brief. Waarlijk een heel paket - te dik voor de post: - ik zal er dan ook een blad lood aan hechten en het u met de | |
[pagina 228]
| |
diligence toezenden. - ‘'t Kan er maar half door’, zult gij zeggen, ‘dat een lid van de 1ste Kamer alzoo de post fraudeert’. - Ik beken dat het niet in den haak is’. Trouwens ook nog later is (en wordt allicht nog heden) het verbod van brievenvervoer wel ontdoken door brieven, tusschen plaatjes lood, zink enz. gepakt, per Van Gend & Loos te versturen, hetgeen in sommige gevallen sneller ging (en gaat) dan met de posterij. Te vergelijken hiermede - en wellicht mede het voorbeeld hiervan - is het oude zeemansgebruik om brieven, met steenen bezwaard, achter te laten op vaste, afgesproken plaatsen, die zeker of waarschijnlijk door later komende, huiswaarts keerende schepen zouden worden aangedaan. En althans met het laatste in aard en doel te vergelijken is ook de bezwaring van een brief met een steen, gelijk die voorkomt in de Mnl. fragmenten (A) van den Roman der Lorreinen, ed. Jonckbloet, waar de gevangen gehouden koningin Helene, ‘hoge liggende op den stene, Ute siende terer veenster allene’, als zij haren minnaar, koning Yoen, beneden ‘in een prayeel bider borchgracht’ ziet staan, en hij ‘opwert’ geroepen heeft, hem een brief gaat schrijven om een rendezvous af te spreken, en dan (de uitdrukking is wat wonderlijk, misschien bedorven?): II 1891[regelnummer]
In den brief werpse enen steen,
Dies hi vele te swaerre sceen,...
1897[regelnummer]
Doe warp si neder die lettre daer
Metten stene die was swaer.
Natuurlijk is ook hier het doel alleen het neer- en wegfladderen van den brief te voorkomen. En geen verstandig mensch zal eenig historisch verband tusschen deze plaatsen en het negentiendeeuwsche gebruik onderstellen; 't is niets dan een toevallige overeenkomst van gelijke oorzaken en gelijke gevolgen. Doch de eerstgenoemde moderne plaatsen ondersteunen en verklaren elkander.
Leiden, April 1922. j.w. muller. | |
[pagina 229]
| |
112. Old London Bridge bij Huygens.Als Huygens in zijn Voor-hout onder de hem bekende natuur- en kunstwerken, die misschien in aanmerking zouden komen voor een vergelijking met zijn hooggeroemde Lindenlaan, ook de oude Londensche Theemsbrug opsomt, doet hij dit als volgt: Sal ik daer, (nl. aan de Theems) als op-getogen,
Staen aenschouwen 't lange rack
Van de vier en veerthien bogen
Met haer' fellen water-smack?
Uit afbeeldingen is die schilderachtige oude London Bridge, die dateert uit de 12de en 13de eeuw, voldoende bekend. Doch waar ik nu de aandacht voor vraag, is voor Huygens' slotregel: Met haer' fellen watersmack.
Eerlijk gezegd had ik dit steeds voor een dichterlijke overdrijving gehouden. Maar in een artikel van Topham Forrest in de Studio van Januari 1922, blz. 13-16, getiteld: Old London Bridge lees ik op blz. 16, dat de remmingswerken (starlings) der brugpijlers van Old London Bridge, aangebracht ten einde deze te beschermen tegen de kracht van het getij en tegen aanvaring van schepen, (zie de afb. ‘Old L. Br. before the great Fire’, p. 13,) de waterbanen tusschen de pijlers zoo nauw maakten, dat de rivier met groote onstuimigheid haar water er tusschen door perste en dikwijls gevaar voor de scheepvaart opleverde. Zoo was in 1428 de hertog van Norfolk er bijna vergaan in de stroomversnelling. Het later nog bekende spreekwoord: ‘If London Bridge had fewer eyes it would see better’ bewijst, dat men het bezwaar en het gevaar van een dergelijken sta-in-den-weg voor de scheepvaart besefte. Ook nog een door Forrest in | |
[pagina 230]
| |
zijn artikel aangehaald gedicht van Canning uit het jaar 1798Ga naar voetnoot1) toont voldoende aan, dat Huygens met zijn ‘fellen watersmack’ niet zoo maar eens een mooie slottirade wilde maken, maar dat hij eenvoudig den indruk weergaf, dien London Bridge op hem gemaakt had. Toevallig bevat Studio Jan. 1922, p. 5 in een ander artikel nòg een afbeelding van Old London Bridge naar een teekening van Canaletto uit ± 1750, dus kort voor zijn ombouw of uitbouw van 1759.
Middelburg. l.a.j. burgersdijk jr. |
|