Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 42 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 42
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 42Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 42

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.72 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 42

(1923)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

Een tweede handschrift van ‘Tspel van de Cristenkercke’

Bij een onderzoek van de ‘Spelen van sinne’, in het archief van Trouw moet blijken bewaardGa naar voetnoot1), bleek mij dat een van de spelen in handschrift C ‘genaempt van de Heylige Kerck’Ga naar voetnoot2) een verkort afschrift is van Tspel van de Cristenkercke van Reynier Pouwelsz, door Dr. G.A. Brands als proefschrift uitgegeven (Utrecht 1921).

De Haarlemse rederijkers hebben de tekst waarschijnlik pasklaar gemaakt voor een eigen opvoering en de 2540 regels van de volledige tekst ingekrompen tot 1850 regels. Het handschrift waarover zij beschikten was, gelijk weldra blijken zal, niet hetzelfde als dat wat aan Dr. Brands' uitgave ten grondslag ligt, maar voor de vaststelling van de oorspronkelike tekst heeft het nieuwe, jongere handschrift, van ± 1600, geringe waarde. De betere lezingen zijn zeldzaam, de verknoeide lezingen talrijk, doordat de Hollandse afschrijver verouderde of zeldzame woorden van zijn sterk-Vlaams gekleurd origineel niet verstondGa naar voetnoot3).

Een opsomming van alle varianten, die ik in mijn exemplaar aantekende, acht ik overbodig; de lengte van die lijst zou onevenredig zijn aan de belangrijkheid. Ik beperk mij dus tot een keuze.

[pagina 157]
[p. 157]

Op de volgende plaatsen bevestigt het Haarlemse handschrift de emendaties in de uitgave van Dr. Brands:

325 rahab (hs. rahal)
362 docksuijn
1524 gesmije
2027 ingheven
2169 mistvercken.

Op de volgende plaatsen heeft het m.i. de oorspronkelike lezing bewaard, tegenover de foutieve van het Utrechtse handschrift:

327 oeck niet en queelt (deze ontkenning past beter in de ironiese toon)
961 ende quellinghe (voor: een qu.)
971 die roder mont
1093 souwen (voor: soude) als binnenrijm
1111 omschijnen
1362 en salve (voor: een salve)
1463 in verblinde willens scole (voor: in verblende valleijs scole)
1518 wee my / och noyt dus verbrast
1541 der helscher pilaren
1557 maeckt my een nouwe becledinge (voor: naeckt my)
1641 waer heeft scr. h. (voor: eest)
1721 mij scriftuerlijcke hoede belast
2215 en voeden u met .... (in 't Utr. hs. is dus voyende in plaats van wijende te lezen)
2232 met hem (in plaats van: met heen; vgl. in de noot: Lat. cum eo).

Enkele andere varianten zijn nog vermeldenswaardig, omdat de afschrijver daar òf een oude lezing bewaard heeft, òf opzettelik een aardige nieuwe uitdrukking invoegde:

291 Waer drayt nu twielken?
417-418 Longeren geus!Ga naar voetnoot1) waer die geblaempt ‖ vry so worden hooger befaemt ‖ wy

[pagina 158]
[p. 158]

576 van wit marmer gegroijt (in 't hs. niet duidelik)
597 des roocks uwer wangen
924 gehoppelt (?), in plaats van ghecoppelt, dat ook het rijmwoord in vs. 925 is.
994 conroot ‖ man (in plaats van de herhaling van het rijm dan)
1468 Het niet begrepen ernende is door de afschrijver handig veranderd in: ervende der hellen stanck.
1535 Deze waarschijnlik bedorven plaats wordt door de lezing van dit handschrift (nl. goetdunckende sijt breet) niet duideliker.
1627 sijn asch uytcruyen (in plaats van het eenvoudige: cruijen)
1631 Ick sorch men sou tonsent vuystmeel gemaelt hebben.
1656 In plaats van craghe, waarvoor Brands caghe wil lezen, heeft dit handschrift craecke (eveneens een scheepsnaam), rijmende op draecke.
1712 sijn ooren vloijen (in plaats van: doen roijen; ook in 1867 is root door een ander woord, nl. bloeijt, vervangen)
2036 In plaats van cursijf, waarachter Brands corrosyf zoekt, heeft dit handschrift: sulcken catijff.

Tegenover de vele uitlatingen, waarvan ik in de nootGa naar voetnoot1) een opsomming geef, staan enkele toevoegingen. Een toneeltje waar de ‘sinnekens’ optreden (vs. 849-875), en dat de afschrijver waarschijnlik te duister of te onkiesch was, is door een geheel ander vervangen. Om te laten zien hoe ver dit bij het oorspronkelike achterstaat, laat ik het hier volgen:

[pagina 159]
[p. 159]
 
verblinde
 
Waer sijdij ou loeten
 
Hertneckich
 
Alhier belij braems
 
verblinde
 
hebdijt wel gehoort
 
Hertneckich
 
Jae ick lieve moij nel
 
verblinde
 
salmen niet wroeten
 
Hertneckich
 
Jae maer op het vlaems
 
verblinde
 
Waer blyfdij ou loeten
 
Hertneckich
 
Alhier belij braems
 
verblinde
 
Wadt sal ons ontmoeten
 
Hertneckich
 
Ick hoop wat bequaems
 
verblinde
 
hoe compt ghij niet voort
 
Hertneckich
 
Bijlo ick sel
 
verblinde
 
Waer blijffdij ou loeten
 
Hertneckich
 
Alhier belij braems
 
verblinde
 
Hebdijt wel gehoort
 
Hertneckich
 
Jae ick lieve moij Nel
 
verbl.
 
Hoe behaecht u dat quant
 
Hertn.
 
Met allen wel
 
Wij sullen spel te samen coocken
 
verbl.
 
Ja hadden wij selffs goeduncken gesproocken.
 
Hertn.
 
So souden wij blasen
 
verbl.
 
So souden wij stoocken
 
al sout noch roocken ‖ over al die werrelt gemeen
 
Hertn.
 
Saechdijt wel nicht
 
verbl.
 
Ja wadt ...
 
Hertn.
 
Dat sij was alleen
 
In haer camertgen reen ‖ met druck doorvlogen
 
verbl.
 
Dit moeten wij Selfs goetduncken vertogen
 
op dat hij met al sijn vermogen hem vercloeckt
 
Hertn.
 
Ick weet iustGa naar voetnoot1) seecker dat hij nae haer soeckt
 
en hem selven vloeckt ‖ dat hijse niet can crijghen
 
verbl.
 
Holla cousijn tsus / wilt hier van swijgen
 
wie compt daer aenstijgen ‖ als een genoot?
 
Hertn.
 
Tis selffs goetduncken gaet bij gans doot
 
door lijden groot ‖ sijn sinnen turberen
[pagina 160]
[p. 160]
 
verblinde
 
Niet meer van dien / compt laet ons keeren
 
ons sal niet deren ‖ al wenschtmen ons een vloeckgen ‖ plaen
 
compt laet ons tsaemen hier een weynich om thoeckgen ‖ staen
De verraders om een hoeck
Selffs goeduncken uijt

Enigszins uitgewerkt is het toneel dat met vs. 545 begint. Aan het referein gaan de volgende 13 verzen vooraf:

 
Och hoe is thart verlangende ‖ na mijn lieffs excelentie
 
maer met druck omhangende ‖ door sijn absentie
 
dus is mijn intentie ‖ om sijn loff te dichten
 
en mijn hert met refereijnen en sangen te verlichten
 
dat met swaere gewichten ‖ is benepen deerlijck
 
och waer mijn tongetjen nu geslepen heerlijck
 
dat mijn lieff onbegrepen ‖ eerlyck ‖ mij yet hooren mocht ‖ snel
 
helpt mij geen nachtegaelen te singen besocht ‖ wel
 
Orpheus die voortbrocht ‖ tspel ‖ laet u harpe clincken
 
Rethorica wilt mijn dubbelde termmen schincken
 
op dat ick mach crincken myn inwendige smerten
 
en worden verhoort van tminnende herte
 
mijn lieff wiens absentie mijn moeijende ‖ moeijt

De kwaliteit van deze regels wijst er m.i. reeds op, dat ze niet tot het werk van de oorspronkelike auteur behoord hebben. Evenmin is dat het geval met drie liedjes van 8 vss., echte rijmelarij, die tussen de strofen van het referein ingelast zijn, wellicht om in dit lange gedicht wat afwisseling te brengen. In het laatste (na vs. 620) is ook de naam ‘Trou moet blijcken’ ingevlochten. Het luidt:

 
Wilt mijn toch niet beswijcken
 
O Prince door u deucht
 
maer met soete practijcken
 
vertroost mijn jonge jeucht
 
wiens hert verheucht
 
en schept reyne geneucht
 
om dat u Trou moet blycken
 
in die euwige vreucht.

Ook in de 17 vss. die het gehele slottoneel vervangen en

[pagina 161]
[p. 161]

die wij, als te onbeduidend, niet af laten drukken, komt de naam van de Haarlemse kamer voor.

 

Stellen wij ten slotte de vraag of de omwerker nog andere bedoelingen gehad kan hebben dan het stuk door het aanbrengen van ‘coupures’ tot een meer normale, speelbare lengte terug te brengenGa naar voetnoot1). Met het voorbeeld van de klucht Van onse lieven Heers minnevaer voor ogen, door Louris Jansz. in anti-Katholieke zin omgewerkt, zou men kunnen onderstellen dat de Haarlemmer in de Geuzen-tijd ook dit Katholieke tendenzstuk in Protestantse geest omgewerkt zou hebben. Hoewel de meest sprekende auti-ketterse uitspraken, vooral in de Proloog, weggevallen zijn, misschien wel als te weinig aktueel omstreeks 1600, leende zich de gehele opzet moeielik tot een dergelijke kunstbewerking. Ook het woord ‘heilig’ in de titel wijst m.i. op een Katholieke bewerker: de bekorting zal dus nog dateren uit de tijd voordat Haarlem geus werd. Wel is opmerkelik dat vooral in de komiese taferelen het snoeimes gezet is: de grappen van de ‘sinnekens’ werden blijkbaar ten dele niet meer verstaan, ten dele ongepast geacht in een ernstig spel; in 't biezonder werden alle obscoene toespelingen verwijderd. Daarmee stemt overeen dat het aardige wachterliedeke (vs. 998 vlg.) ingrijpend omgewerkt werd, en zijn ‘amoreus’ karakter verloor. In plaats van

 
ghij amoreusen wilt nu ontspringhen
 
daer venus reijn groot en smal
 
u lieflick verwachten sal

kwam b.v.:

 
die boosen nu ontspringen
 
dus elck hem wachten sal
 
so naeckt u geen misval.

Kenden wij van dit Spel alleen de Haarlemse overlevering, dan zouden wij, zonder dat het ooit aan het licht kwam,

[pagina 162]
[p. 162]

slechts een verminkte tekst er van kennen. Nu blijkt dat het onderschrift ‘Par Trou moet blycken’ hier alleen betekent: gespeeld door de Haarlemse kamer. Dit stemt tot behoedzaamheid tegenover de andere Sinnespelen uit het Haarlemse archief. Een nader onderzoek zal rekening te houden hebben met de mogelijkheid dat ook andere spelen ‘par Trou moet blycken’ op oudere teksten terug kunnen gaan.

 

c.g.n. de vooys.

Naschrift.

Een voortgezet onderzoek maakte deze mogelikheid in sommige gevallen reeds tot zekerheid. Het aardige Batement vanden appelboom, dat de heer Meertens binnenkort zal uitgeven, is stellig uit Zuideliker streken afkomstig, maar bovendien zijn er nog meer teksten uit andere Noorden Zuid-Nederlandse kamers afkomstig, waarover wij in een volgend artikel een en ander hopen mede te deelen.

 

C.d.V.

voetnoot1)
Aan de ‘Hoofden’ van de oude Kamer, die de handschriften geruime tijd tot mijn beschikking stelden, betuig ik bij dezen mijn dank.
voetnoot2)
Zie Kalff's Trou moet blycken, blz. 291 en het Gedenkboek Trou moet blycken (1922), blz. 87.
voetnoot3)
Van een konsekwente verhollandsing van de taal is in dit afschrift geen sprake, maar dat de afschrijver een Hollander was, is duidelijk. Hij heeft een duidelike voorkeur voor kortere vormen, b.v. snatere > snater, soude > sou, sonne > son; hij vervangt herhaaldelik verkleinwoorden op -ken in die op -gen (b.v. potken > pottgen > en gebruikt graag het persoonlik voornaamwoord mijn in plaats van mij. Intussen behouden de oorspronkelik Vlaams gekleurde taalvormen de overhand.
voetnoot1)
Deze zonderlinge uitroep, die ik nergens elders aantrof, zal wel een opzettelike vervorming zijn van Gans longeren.
voetnoot1)
De gehele Proloog (1-286) ontbreekt; verder 312-316 (vervangen door twee nieuwe vss.), 390-396, 410-414, 416-418 (vervangen door drie nienwe vss.), 440-446 (vervangen door 12 andere vss.), 450-544, 621-848, 849-875, 903-908, 978-988, 1123-1124, 1175-1176, 1179-1180, 1182, 1185-1188, 1190-1191, 1195-1196, 1219-1282, 1304-1308, 1680-1707, 1740-1827, 1942-1979, 2078-2079, 2183-84 (vervangen door 2 andere vss.), 2256-2260 (vervangen door 3 andere vss.), 3274-2375 (vervangen door 17 andere vss.).
voetnoot1)
Dit woord is in het hs. mocielik leesbaar.
voetnoot1)
De meeste Haarlemse stukken tellen ± 1000 vss.; een omvang van ± 1800 is reeds uitzondering.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Tspel van de christenckercke

  • over Tspel van de christenckercke


auteurs

  • C.G.N. de Vooys