Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 50 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 50
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 50Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 50

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.69 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.72 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 50

(1931)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 131]
[p. 131]

Een paar kantteekeningen.

Vooreerst bij Kern's opstel over ollen en oele (Tschr. XLIX 311-5); een tweetal bewijsplaatsen voor ollen, die, nu 't woord weer ter sprake gebracht is, ook al doen zij niets af tot den oorsprong noch tot de beteekenis, toch wegens hun hoogeren ouderdom hier even medegedeeld mogen worden: W. Schellinks, in H. Zweerts, Ged. 488 (‘een hope Drolge ollen’) en A. Geulincx, Hooftdeuchden (ed. Land) 58 (‘gy soudt wel lachchen om den gek sen ollen’); het eerste gedagteekend 1654, het tweede gedrukt 1667. Tegenover den overvloed van (wat jongere) Hollandsche voorbeelden mag uit dit (laatstgenoemde) ééne van een Zuidnederlander (geboren te Antwerpen, 1624) zeker niet afgeleid worden dat het woord uit het Zuiden afkomstig of ook maar aldaar bekend geweest is: G. heeft sedert 1658 te Leiden gewoond en zal 't woord hier hebben leeren kennen. - Voorts een paar jongere, Hollandsche plaatsen voor oele: V. Lennep, Rom. W. I (Pleegzoon, ao. 1827) 196 (‘Dat heb ik haar gevraagd: doch oele! ze was zoo dicht als een kruidvaatjen’) en 250 (‘Zou het slootjen (op den mond) nu niet goed te pas komen? ... dadelijk weer oververtellen; maar 't zal oele zijn. Dominé en zijn vrouw en het gandsche dorp weten het al’). - En een verwijzing naar Niederd. Korrespondenzbl. XXI (1899-1900) 78, waar H. Jellinghaus (behalve op een van ûle vr. (uil) verschillend manl. ûl, ook in limb. doe bis innen oel) wijst op drentsch dat wördt en oele: een mislukte zaak, en op westf. ûlig, ‘übel, ungezogen, verschieden von ullig, kränklich, elend’; welke woorden ik echter in Woeste, Wdb. d. westf. Mundart, niet vind (wèl daarentegen ûlfuetsküken, beschränktes und hässliches Frauenzimmer, welks vorm wel zeer herinnert aan het door De Jager (TLB, II 115) mede aangewezen oelefeuten).

[pagina 132]
[p. 132]

Ten tweede bij Kern's mededeelingen over antwerpsch oot, noot voor ooit, nooit (Tschr. XLVIII 91-2): merkwaardige vormen, ook omdat nnl. ooi althans in 't hedendaagsch Antwerpsch doorgaans geenszins oo, maar veeleer oei luidtGa naar voetnoot1). Bij de plaats uit Huygens' Dagh-werck 1527 herinner ik aan Vondel's ietwat kribbige critiek (‘Als oot, voor ooit. Liever anders’), die Huygens kennelijk niet bekeerd, wel geërgerd, en hem het stout verweer in de pen gegeven heeft: ‘Oot is elders [t.w. in Brabant en Limburg] in Nederland alleen bekend, oyt of noyt gansch buyten gebruijck; derhalve, in dicht ten minsten, vrij’Ga naar voetnoot2). - Voorts: Huygens, Tr. Corn. 170 (door H. zelf in zijn ‘Brabantsche uytspraeck vertaelt’, achter 't stuk, verklaard), 401, 583: hier, in Brabantschen mond, ook buiten rijm en woordspeling (doch 507, zeker bij vergissing, noit); en C. de Bie, Klucht v. Roeland den klapper (Antw. 1702), 16: ‘Neen daer [t.w. “in 't tabbegatGa naar voetnoot3) dry mylen door de hel”] en was ick noot daer sitten de quay wyven’. - De vorm blijkt nog heden te Antwerpen bekend: ‘nût [“û” = de verlengde klank van mnl. “oe”], nooit, beantwoordt aan een Nederlandschen vorm noot met scherplange oo. Nevens nût hoort men wel eens ût’Ga naar voetnoot4). - Kern wijst mij den vorm zonder i, behalve in Bredero's Sp. Brab. 907 (noot; verg. 656: fraas = fraais?), ook in 't Mnl. aan: Mnl. Ged. en Fragm., ed. De Pauw, I 511, vs. 580: noet (Jonathas en Rosafiere). - Eindelijk vond ik ook een vorm zonder i, maar met de eveneens in zuidelijke dialecten thuishoorende -n-: oont, naast het gewonere oint: Pol. Ball. en Ref. 244 (in rijm op: loont).

 

Oestgeest, Dec. 1930.

j.w. muller.

voetnoot1)
Smout, Het Antw. Dialect, ยง 55.
voetnoot2)
Zie V.'s critiek op H.' Dagh-werck, afgedrukt in Versl. en Meded. d. Kon. Akad. v. Wet., Lett. II3 (1873), 234-9, en nogmaals in Oud-Holland II (1884) 296-8 (iplv.: str. 168 blijkbaar te lezen: 158). - Eigenaardig dat de te Keulen uit Antwerpsche ouders geboren Vondel hier de hegemonie der Amsterdamsch-Hollandsche schrijftaal strenger handhaaft dan de te 's-Gravenhage uit een Brabantsche moeder geboren Huygens!
voetnoot3)
Zie Album Kern 262.
voetnoot4)
Smout, a.w., blz. 107.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.W. Muller

  • over J.H. Kern


datums

  • december 1930


taalkunde

  • Etymologie

  • Betekenis (semantiek)

  • Dialectologie

  • Vormen (morfologie)