Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100 (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

ebook (4.18 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100

(1984)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 191]
[p. 191]

J.A.A.M. Biemans
Middelnederlandse fragmenten in de stadsbibliotheek van Trier. II.Ga naar eind27

3. Fragment van de Spiegel historiael door Jacob van Maerlant: Deutsche Fragmente, Mappe IV, Nr. 10

In de verzameling Deutsche Fragmente van de Stadtbibliothek te Trier worden o.m. twee stroken perkament bewaard die naast elkaar gelegd kunnen worden en dan een aaneensluitend fragment vormen van een blad uit een Middelnederlands handschrift. In dit handschrift was de tekst per bladzijde verdeeld over twee kolommen van elk 50 regels. De stroken zijn verticaal uit het blad gesneden en bevatten samen de tweede helft van de regels in kolom roa, vrijwel geheel kolom rob, kolom voa met uitzondering van de kapitaal aan het begin van elke regel en tenslotte de eerste helft van de regels in kolom vob. Het fragment is 303 mm. hoog en 92 mm. breed. Oorspronkelijk moet het handschrift waartoe het fragment behoorde de volgende afmetingen gehad hebben: 310 × 220 (blad, codex) en 235 × 150 (bladspiegel). De tekst van het fragment is door één hand geschreven in een littera textualis. Het schrift maakt de indruk snel geschreven te zijn: talloze ophaaltjes aan het begin en einde van de woorden, dunne haarlijntjes vanuit de punten op de i en de j, alsmede een zwierige lus aan de letter d versterken deze indruk (zie afbeelding 9). Het fragment bevat één capittelopschrift (zonder bijbehorend -nummer), geschreven in rode inkt. In de marges vóór de tekst zijn paragraaftekens aangebracht, afwisselend in rood en blauw, met als representant een kronkeltje dat gevormd wordt door twee met elkaar verbonden schuine streepjes. De kapitaal na een paragraafteken is steeds met rode inkt of verf opgehoogd. Eveneens in margine vóór de tekst vindt men rode notatekens.

[pagina 192]
[p. 192]


illustratie
Afb. 9. Bovenste gedeelte van hs. Trier, Stadtbibliothek, Deutsche Fragmente, Mappe IV, Nr. 10 (recto; ware grootte): Spiegel historiael.


[pagina 193]
[p. 193]

Afgaande op het schrift zou het handschrift waarvan het fragment deel heeft uitgemaakt, vervaardigd kunnen zijn in het tweede kwart van de veertiende eeuw. Het dialect waarin de tekst is geschreven, is Westvlaams.

Hoe deze fragmentjes in de stadsbibliotheek van Trier terecht zijn gekomen is niet bekend. Wat betreft hun vorm en functie zijn ze vergelijkbaar met de twee strookjes van het Rijmbijbel-fragment dat thans eveneens in Trier bewaard wordtGa naar eind28. Al deze fragmenten hebben dienst gedaan in een boekband als scharnier tussen het boekblok en de platten van die band.

De inhoud van het hier beschreven fragment is een gedeelte van de Derde Partie van de Spiegel historiael door Jacob van Maerlant: boek 2, cap. 46, vs. 64-cap. 47, vs. 24 (roa), cap. 47, vs. 25-74 (rob), cap. 47, vs. 75-cap. 48, vs. 10 (voa) en cap. 48, vs. 11-60 (vob); het laatste vers van cap. 47 en het opschrift van cap. 48 ontbreken. Aan het begin van deze beschrijving is opgemerkt dat geen der tekstkolommen op dit fragment compleet is: dit impliceert dat veel verzen slechts gedeeltelijk bewaard zijn gebleven. Bovendien is de tekst aan de versozijde van het fragment op sommige plaatsen zeer slecht leesbaar. Collatie van de verzen op het fragment-Trier met de standaard-editie van de Spiegel historiael door De Vries en Verwijs levert - afgezien van verschillen in spelling - weinig varianten opGa naar eind29. Drie plaatsen zijn wellicht het aanstippen waard. Cap. 46-48 behandelen de levens c.a. van twee Egyptische anachoreten met de naam Macharis. Van de eerste, Macarius de Grote (ca. 300-390), wordt o.a. een ontmoeting met een ongelovige filosoof verhaald die een verrijzenis na de dood niet mogelijk acht. Macarius levert door een wonder te verrichten het bewijs van het tegendeel:

 
Ga naar margenoot+‘Com hare,’ sprac hi, ‘ende lije
 
Ga naar margenoot+Dattu metten ogen sies.’
 
Ga naar margenoot+doe leedde hi den groten ries [ = dwaas]
 
Ga naar margenoot+Daer een dode begraven lach,
 
Ga naar margenoot+Ende verwectene up dien dach
 
Sp. hist., ed.-De Vries/Verwijs, dl. 2, p. 141.

In het fragment-Trier is in de verzen 75-76 vermoedelijk een fout geslopen (alleen het rijmpaar is overgeleverd):

[pagina 194]
[p. 194]
 
Ga naar margenoot+[...] ries
 
Ga naar margenoot+[...] dies
 
kol. roa, r. 12-13; cf. afb. 9.

Een andere fout heeft de volgende variant opgeleverd, nu in de levensbeschrijving van Macarius de Alexandrijn († ca. 394 dan wel ca. 408). Om zichzelf te kastijden gaat Macarius in een moeras zitten waar vliegen leven die zeer venijnig steken:

 
Ga naar margenoot+An hem selven wrac hi so dit,
 
Ga naar margenoot+Dat hi inden marasch gaet ende zit
 
Ga naar margenoot+Al naect, daer die vliegen waren so fel,
 
Ga naar margenoot+Dat si dorbeeten eens evers vel.
 
 
 
Sp. hist., ed.-De Vries/Verwijs, dl. 2, p. 142.

Volgens de redactie van het Spiegel historiael-fragment in Trier gaat het niet om evervellen maar om de huid van een ezel:

 
Ga naar margenoot+Dat si dorstaken .i. ezels vel
 
kol. rob, r. 8; cf. afb. 9.

Dat deze lezing onjuist is blijkt na vergelijking met Maerlants bron, het Speculum historiale van Vincentius van Beauvais, Liber Decimusseptimus, caput 71: ‘ita condemnare se voluit vt in pratis Scithiae nudus per 6. menses sederet, vbi culices crabonibus similes, aprorum quoque perforant cutem’Ga naar eind30. Anderzijds is ‘dorstaken’ voor ‘perforant’ zuiverder dan ‘dorbeeten’, en in feite is er geen sprake van vliegen, maar van muggen die op horzels lijken. Even verderop in het verhaal bezoekt deze anachoreet het graf van de tovenaars die lang tevoren de Egyptische farao ter zijde hadden gestaan in diens conflicten met Mozes en Aäron, ten tijde van de grote plagen die over Egypte kwamen (Exodus 7-10):

 
Ga naar margenoot+Die heidine hadden gemaect daer
 
Ga naar margenoot+Een diere werc van stenen zwaer,
 
Ga naar margenoot+Ghelijc alst ware een paradijs;
 
Ga naar margenoot+Want si wilden des wesen wijs,
 
Ga naar margenoot+Dat si daer na hare doot
 
Ga naar margenoot+In souden varen met vrouden groot.
 
Ga naar margenoot+In midden stont een diepe putte
[pagina 195]
[p. 195]
 
Ga naar margenoot+Te haerre lavenessen nutte.
 
 
 
Sp. hist., ed.-De Vries/Verwijs, dl. 2, p. 142.

In plaats van ‘Dat si daer [...] in souden varen’ (vs. 51-52) leest men in het fragment-Trier:

 
Ga naar margenoot+Dat si daer na hare doot
 
Ga naar margenoot+In wonen souden met vrouden groot
 
kol. rob, r. 27-28; cf. afb. 9.

Hier sluit ‘wonen’ beter aan bij de bron dan ‘varen’, want het Speculum historiale heeft: ‘puteum quoque fecerant, quia post obitum illic se tanquam in paradiso mansuros esse crederent’Ga naar eind31. Dergelijke varianten zijn weliswaar niet zonder betekenis, maar toch is de vondst van dit Spiegel historiael-fragment niet zo belangrijk voor het onderzoek van de tekst. In het kader van een codicologisch onderzoek van de handschriften en fragmenten van de Spiegel historiael is het belang ervan groter.

 

Sinds enkele jaren houd ik mij bezig met de handschriftelijke overlevering van Maerlants wereldkroniek. De inventarisatie van de handschriften en fragmenten van dit werk is inmiddels afgerondGa naar eind32. Uit dit materiaal zijn zoveel mogelijk codicologische gegevens bijeengebracht en met behulp daarvan kost het weinig moeite na te gaan of er nog meer fragmenten bewaardgebleven zijn die tot dezelfde codex behoord hebben als het Spiegel historiael-fragment in Trier. Het resultaat is het volgende overzichtje van fragmenten van deze codexGa naar eind33:

1. frankfurt am main, stadtbibliothek, ms. germ. qu. 35
-II1, gedeelten van cap. 67-68;
2. chicago, university library, ms. 686, no. 61 (a)
-II5, gedeelten van cap. 36-43Ga naar eind34;
3. berlijn, staatsbibliothek preussischer kulturbesitz, ms. germ fol. 757, bl. 20
-II7, gedeelten van cap. 6-7;
4. rotterdam, gemeentebibliotheek, hs. 96 B 6:2
-III2, gedeelten van cap. 28-30 en
-III5, gedeelten van cap. 30;

[pagina 196]
[p. 196]

5. trier, stadtbibliothek, deutsche fragmente, mappe iv, nr. 10
-III2, gedeelten van cap. 46-48;
6. göttingen, niedersächsische staats- und universitäts- bibliothek, hs. müller I, 16
-III7, gedeelten van cap. 15-17.

De inhoud van dit handschrift bestond ongetwijfeld uit excerpten van de Spiegel historiael. Behalve een gedeelte van de legendarische geschiedenis van Barlaam en Josaphat bevatten de bewaardgebleven fragmenten uitsluitend passages uit heiligenlevens, nl. van Maria Magdalena, Nicolaas, Macarius de Grote en Macarius de Alexandrijn, Martinus van Tours en paus Gregorius de Grote. De ordening van de excerpten in dit handschrift loopt niet parallel met de volgorde in de partieën van de Spiegel historiael. In het Rotterdamse fragment, twee reepjes perkament uit één blad, volgt op het leven van de H. Nicolaas (III5, cap. 30) de levensbeschrijving van de H. Martinus van Tours (III2, cap. 28-30). Voorts handelen ook de fragmenten in Chicago over de H. Nicolaas: ditmaal zijn de capittels echter niet aan de Derde maar aan de Tweede Partie ontleend (II5, cap. 36-43). Waren die ver van elkaar gelegen capittels over deze heilige in de bundel excerpten bijeen geplaatst? De vraag moet onbeantwoord blijven. Het blad waarvan de Rotterdamse fragmenten deel uitmaakten was blijkens de bewaardgebleven foliëring folium 94, maar op de fragmenten in Chicago valt geen spoor van de foliëring te ontdekken zodat over de plaats daarvan in de oorspronkelijke codex niets te zeggen valt. Wanneer men probeert na te gaan hoe het handschrift eruit gezien moet hebben, leveren de verspreide fragmenten wel aanvullende informatie. Hetzelfde geldt voor de vraag op welke manieren het handschrift door een boekbinder benut (of eigenlijk: mishandeld) is als bindmateriaal in boekbanden. De membra disiecta van deze codex geven een aardig beeld van de verschillende mogelijkheden voor de verwerking van een afgedankt middeleeuws handschrift door de boekbinder. Aan deze en andere aspecten hoop ik uitvoerig aandacht te schenken in mijn hierboven aangekondigde dissertatie.

[pagina 197]
[p. 197]

4. Fragment van de Dietse doctrinael: Deutsche Fragmente, Mappe IV, Nr. 11

Het fragment bestaat uit een strook perkament, afkomstig uit een handschrift met een mise-en-page in twee kolommen: kolom a van het recto en kolom b van het verso van een blad zijn bewaardgebleven. Oorspronkelijk moeten de kolommen elk 44 regels geteld hebben; aan de bovenzijde is het fragment echter afgesneden en gingen aan beide zijden de eerste vijf regels van elke kolom verlorenGa naar eind35. De afmetingen van het fragment zijn 210 × 57 mm. Reconstructie van de oorspronkelijke afmetingen van het blad (en daarmee van de codex), alsmede van de bladspiegel levert de volgende maten op: 260 × 185 mm. (blad, codex) en 200 × 125 mm. (bladspiegel). De tekst op het fragment is geschreven door één hand, in een kleine en duidelijke littera textualis (zie afbeelding 10). Het fragment vertoont geen rubricatie, maar in kolom vob is - geheel in het letterveld - enige ruimte opengelaten voor een initiaal (lombarde) van drie regels hoog en in de marge voor kolom roa zijn drie representanten te zien voor paragraaftekens (twee schuine streepjes).

Op grond van het schrift moet het handschrift waarvan dit fragment deel heeft uitgemaakt, in het midden van de veertiende eeuw geschreven zijnGa naar eind36. Nog voorzichtiger moet men zijn bij het aangeven van het dialect waarin dit tekstfragment geschreven is: de taal maakt de indruk niet beter aangeduid te kunnen worden dan door de vage omschrijving ‘Westmiddelnederlands’, maar sommige trekjes wijzen op een Brabantse herkomst. Bevreemdend is dat laatste niet, want er zijn sterke aanwijzingen dat de tekst, de Dietse doctrinael, ontstaan is aan het Brabantse hofGa naar eind37. Zeker is dat een exemplaar van het werk is aangeboden aan hertog Jan III van Brabant (1300-1355), zoals blijkt uit een opdracht die in enkele handschriften van de Dietse doctrinael voorkomtGa naar eind38.

Over de geschiedenis van het fragment is niets bekend. Een verticale vouw waarin enkele bindgaatjes voorkomen, laat zien dat de strook perkament heeft dienst gedaan als een stevig scharnier tussen een van de platten van een boekband en het boekblok daarin. In de ondermarge van het recto is met potlood het nummer van het frag-

[pagina 198]
[p. 198]


illustratie
Afb. 10. Rectozijde van hs. Trier, Stadtbibliothek, Deutsche Fragmente, Mappe IV, Nr. 11 (ware grootte): Dietse doctrinael.


[pagina 199]
[p. 199]

ment in de reeks Deutsche Fragmente, Mappe IV genoteerd: 11, gevolgd door de aantekening: mittelnddt. Fragment 14. Jh.

Het fragment bevat in totaal 78 verzen, in kol. roa vs. 1248-1286 en in kol. vob vs. 1379-1416 uit het Tweede boek van de Dietse doctrinael. Overigens zijn niet alle verzen volledig overgeleverd: de bovenste dertien verzen in kol. roa missen de eerste letter van de regel. Het schrift op de versozijde van het fragment is grotendeels vervaagd met als gevolg dat de meeste verzen daar vrijwel onleesbaar zijn geworden; in feite is op het verso de tekst van het recto beter leesbaar dan de vervaagde tekst, zij het in spiegelbeeld. Bovendien ontbreekt in kol. vob van elk vers het begin. In vergelijking met de editie van de Dietse doctrinael door W.J.A. Jonckbloet vertoont de tekst van het fragment in Trier geen belangrijke variantenGa naar eind39. De meeste varianten die de tekst biedt, komen - getuige het variantenapparaat bij de genoemde uitgave - eveneens voor in andere handschriften met de Dietse doctrinael. Ook dit fragment is minder belangrijk voor de studie van de tekst, dan wel voor een (in hoofdzaak: codicologisch) onderzoek naar de handschriftelijke overlevering van het werk.

 

November 1982

 

Adres van de auteur:

Bibliotheek der Rijksuniversiteit (BNM)

Witte Singel 27

Postbus 9501

2300 RA Leiden

eind27
Het eerste deel van dit artikel verscheen in TNTL 100 (1984), p. 129-150. De nummering van de noten en afbeeldingen van dit tweede en tevens laatste deel loopt gewoon door.
eind28
Zie de in noot 27 genoemde bijdrage, par. 1, p. 131-133. In beide gevallen gaat het om twee aaneensluitende stroken perkament met in elk daarvan een verticale vouw waarin bindgaatjes voorkomen.
eind29
Jacob van Maerlant 's Spiegel historiael, met de fragmenten der later toegevoegde gedeelten, bewerkt door Philip Utenbroeke en Lodewijc van Velthem. Vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden uitgegeven door M. de Vries en E. Verwijs. 3 Dln., Leiden, 1863; aangehaald als Sp. hist., ed.-De Vries/Verwijs. Zie dl. 2, p. 140-144. Aan deze editie ligt ten grondslag de tekst van hs. 's-gravenhage, koninklijke bibliotheek, ka xx.
margenoot+
III2, cap. 46, vs. 74
margenoot+
75
margenoot+
76
margenoot+
77
margenoot+
78
margenoot+
75
margenoot+
76
margenoot+
III2, cap. 47, vs. 29
margenoot+
30
margenoot+
31
margenoot+
32
margenoot+
32
eind30
[Vincentius van Beauvais,] Bibliotheca mvndi, sev Specvli maioris Vincentii Bvrgvndi praesvlis Bellovacensis, Ordinis Praedicatorvm, Theologi ac doctoris eximii, Tomvs quartvs, qvi Specvlvm historiale inscribitvr [...]. Dvaci, 1624 [Reprint: Graz, 1965; aangehaald als Speculum historiale, ed.-1624], L. 17, c. 71, p. 679. Deze passage is -naar een andere uitgave- ook geciteerd in de editie van de Spiegel historiael van De Vries en Verwijs; de cursivering in het citaat is van mij, J.B.
margenoot+
III2, cap. 47, vs. 47
margenoot+
48
margenoot+
49
margenoot+
50
margenoot+
51
margenoot+
52
margenoot+
53
margenoot+
54
margenoot+
51
margenoot+
52
eind31
Speculum historiale, ed.-1624, L. 17, c. 71, p. 679; ook geciteerd door De Vries en Verwijs; cursivering van mij, J.B.
eind32
Het is de bedoeling dat de resultaten van dit onderzoek onderdeel gaan uitmaken van een dissertatie over de handschriftelijke overlevering van de Spiegel historiael. Zie ook mijn artikel over ‘Nieuwe fragmenten van handschriften van de “Spiegel historiael” in vier kolommen’, in TNTL 99 (1983), p. 1-24.
eind33
De meeste handschriften en fragmenten konden worden (terug-)gevonden door een systematisch bibliografisch onderzoek van de litteratuur over de Spiegel historiael. Een belangrijke bron bleek ook de bibliotheca neerlandica manuscripta van Prof. Dr. Willem de Vreese (1869-1938) in de Leidse Universiteitsbibliotheek. Handschriften en fragmenten waarover nooit gepubliceerd is, komt men gewoonlijk alleen op het spoor door al dan niet toevallige mondelinge of schriftelijke mededelingen van anderen. Ik dank Dr. P.F.J. Obbema die de hierna in het overzicht te noemen bibliotheken in Chicago en Göttingen bezocht en mij attendeerde op daar bewaarde Spiegel historiael-fragmenten. Het fragment in de Stadtbibliothek te Trier trof ik aan bij mijn bezoek aan deze instelling in de zomer van 1980.
eind34
De Tweede Partie, die niet door Maerlant zelf is bewerkt maar door Philip Utenbroeke, is slechts gedeeltelijk bewaardgebleven. De fragmenten te Chicago vullen één van de vele lacunes in de tekst enigszins op; een uitgave van deze fragmenten is in voorbereiding.
eind35
Tussen het einde van kolom roa (vs. 1286) en dat van kolom vob (vs. 1416) bevinden zich drie kolommen tekst, nl. 1416 min 1286 verzen, plus 2 regels voor het opschrift van capittel XV, samen 132 regels. Deling door drie levert een resultaat op van 44 regels per kolom.
eind36
De omschrijving midden moet niet te eng worden opgevat. In feite biedt het schrift geen duidelijk houvast om het handschrift in het begin of het einde van de veertiende eeuw te plaatsen.
eind37
Cf. F.P. van Oostrom, ‘Maecenaat en Middelnederlandse letterkunde.’ In: Hoofsheid en devotie in de middeleeuwse maatschappij. De Nederlanden van de 12e tot de 15e eeuw. Handelingen van het wetenschappelijk colloquium te Brussel 21-24 oktober 1981. [Uitgegeven door] J.D. Janssens. Brussel, 1982, p. 32.
eind38
Die Dietsche doctrinale, leerdicht van den jare 1345, toegekend aan Jan Deckers, Clerk der stad Antwerpen. Uitgegeven door W.J.A. Jonckbloet. 's-Gravenhage, 1842 [aangehaald als: Dietse doctrinael, ed.-Jonckbloet], p. 321-322.
eind39
Dietse doctrinael, ed.-Jonckbloet, p. 102-104 en p. 108-110.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Spiegel historiael (5 delen)

  • over Dietsche doctrinale


auteurs

  • Jos A.A.M. Biemans

  • over Anoniem Dietsche doctrinale


datums

  • november 1982