Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100 (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

ebook (4.18 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100

(1984)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 210]
[p. 210]

J.P. Gumbert
Enkele curiositeiten in de indices van het Corpus Gysseling

Hoewel ik niet de gebruiker ben, waar het Corpus Gysseling eigenlijk voor gemaakt is, heb ik er toch met belangstelling in gegrasduind (althans in de twee tot nu verschenen ‘literaire’ delen)Ga naar eind1; en vermoedelijk omdat ik niet de beoogde gebruiker ben, zijn mij daarbij enkele dingen opgevallen, waarbij één punt het verdient onder de aandacht van echte gebruikers te worden gebracht.

Vooraf een andere opmerking. Bij de transcriptie van de teksten wordt zorgvuldig onderscheid gemaakt, niet alleen tussen i en j, u en v, maar soms ook tussen i en j met/zonder streepje, y met/zonder punt. Het is allang bekend, dat deze verschillen grafematisch en filologisch geheel irrelevant zijn; vermoedelijk is het vooral de verleidelijke aanwezigheid van j en v op onze schrijf- en zetmachines die de gewoonte van gescheiden transcriptie in stand houdtGa naar eind2. Paleografisch is het wel interessant, de distributie van deze vormen in langere teksten te kunnen bestuderen - maar dan vraagt men zich af waarom andere, paleografisch minstens zo interessante verschillen nooit worden weergegeven: ronde/rechte r, ronde/rechte d, de, po enz. wel/niet in ‘rondboogverbinding’, enzovoorts; juist in het Detmoldse hs. van II 2 is de distributie van lange/korte s uiterst curieus! - Maar of men deze varianten nu wel of niet onderscheidt, bij het alfabetiseren behoren zij bij elkaar te staan; ten onrechte worden hier i/j, u/v gescheiden gealfabetiseerd.

Gezien het principe van automatische verwerking zonder menselijk ingrijpen onvermijdelijk, maar toch niet geheel bevredigend, is dat ook enkele dingen in de indices verschijnen die niet tot de Nederlandse taalschat behoren, bv. (Romeinse) cijfers, alsmede het kl en de Zondagsletters van de kalender in II 2 (53 van de 64 a in dat deel zijn Zondagsletters). - Een enkele keer wordt er iets mee-geïndext dat zeker had moeten worden weggelaten; zo enkele

[pagina 211]
[p. 211]

noot-appellen (op II 2 p. 441 wordt daarvoor excuus gemaakt, maar acw, bhs moeten aan het daar gegeven lijstje worden toegevoegd); in de Frequentie- en Lengte-indices van II 2 vindt men ook ro (140 stuks) en vo (137), die merkwaardig genoeg in de Alfabetische en Retrograde indices niet verschijnen.

Het punt, waar deze notitie eigenlijk over gaat, is dat van de vormen die met een punt beginnen; die staan nl., tengevolge van wat men een programmeerfout moet noemen, wèl in de Retrograde index maar niet in de Alfabetische, en evenmin in die naar Lengte en die naar Frequentie. Wie dus de Alfabetische index gebruikt (en dat is de index via welke men ook dat, wat men in een andere index als interessant heeft opgemerkt, in de tekst moet opzoeken), zal b.v. veel van de letters van het alfabet missen, ook op de plaatsen waar Maerlant ze gebruikt om de structuur van zijn werk toe te lichten (type ‘hier gaet hute vander .s.’, II 2 209.25); hij mist talloze cijfers, ook vele .i. en .j. die het lidwoord betekenen - en vele .v. die het persoonlijk voornaamwoord betekenen; hij mist de zo interessante .aristotiles II 2 16.23; van ‘vighelie’ vindt hij in II 2 drie vindplaatsen opgegeven, terwijl er nog zeven andere zijn waar .vighelie(.) staat.

Hoe ernstig de gevolgen van deze programmeerfout kunnen zijn, blijkt in II 1 bij het woord ‘coninc’: de Alfabetische index onderscheidt coninc, conin[c], [c]oninc e.d., in totaal 82 stuks (in Frequentie staat coninc dan ook onder 82); maar (als ik goed geteld heb) 38 gevallen van .coninc. zijn niet geïndext! Dat betekent toch wel een flinke verandering in de frequentie van dat woord. Evenzo ontbreken zeker een dozijn .Ridder. uit de Perchevael, bijna alle .karel. uit de Wisselau, en heel wat .Reinart.

Het is duidelijk wat deze gevallen gemeen hebben: het zijn de bekende afkortingen .co., .R. en dergelijke (ook ‘Aristotiles’ hoort bij dat systeem). De punten, en soms de hoofdlettervorm, zijn in deze context niet lettertekens maar afkortingstekens, en als men de afkorting oplost behoort het teken te verdwijnen (evengoed als men meest' als meester oplost, niet als meester'!). De juiste transcripties zijn coninc, ridder, reinart. Tekenend is, wat er met het Reinaert-hs. G gebeurd is. Het hs. bevat nog, volgens de transcriptie, 3 × .Rei-

[pagina 212]
[p. 212]

nart., 1 × .Reinarde. (II 1 381.30, 33, 382.3, 22). Op andere plaatsen heeft Gysseling de naam conjectureel aangevuld, en dan gebruikt hij de punt uiteraard niet: hij schrijft 4 × [Reinart], 1 × [Reinarde], en nog 1 × [Reinar]t (alleen daar was het woord anders dan gewoon afgekort geschreven: de eindletter staat er, omdat het de rijmletter isGa naar eind3). De index nu bevat wèl de zes (puntloos) aangevulde vormen, níet de vier werkelijk (met punt) overgeleverde...

In volgende delen zal deze zaak wel rechtgetrokken worden; maar gebruikers van de reeds verschenen delen moeten er attent op zijn.

 

Adres van de auteur:

Vakgroep Paleografie R.U. Leiden

Postbus 9515

2300 RA Leiden

eind1
Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), uitgeg. d.M. Gysseling, Reeks II: Literaire handschriften, Deel 1, Fragmenten, 1980; Deel 2, Der Naturen Bloeme, 1981.
eind2
Vandaar ook dat de y met punt gemeenlijk niet gescheiden wordt getranscribeerd, maar wel in dit boek, waar fotozetsel zulke dingen mogelijk maakt.
eind3
Een platenatlas bij dit Corpus lijkt een zeer nuttig en gewenst boek te kunnen zijn. (Een opmerking als II 1 p. 375 ‘Gegevens, waaruit men zou kunnen opmaken of een bladzijde een of twee kolommen behelsde, zijn niet voorhanden’, over het Nevelingen-fragment, zou erdoor voorkomen hebben kunnen worden.) Ik hoop nog eens zulk een atlas samen te stellen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300)


auteurs

  • J.P. Gumbert