Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 102 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 102
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 102Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 102

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

ebook (3.85 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 102

(1986)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 253]
[p. 253]

P.J. Buijnsters
Doctor Schasz en zijn ‘Reize door het Aapenland’

Schasz-mystificaties

De Nederlandse literatuurgeschiedenis van de achttiende eeuw en de historiografie van de Patriottenbeweging hebben een gemeenschappelijk probleem: het werk van doctor Schasz. Het lijkt echter of de ene groep van belanghebbenden wacht op de andere om dit probleem op te lossen. Vandaar dat een betrekkelijk groot, intrigerend corpus teksten nog altijd op ontraadseling wacht. Wat is het geval?

Tussen 1778 en 1798 verschijnen er, met wisselend en soms onvolledig uitgeversadres, een vijfentwintigtal toneelspelen, romans (imaginaire reisverhalen) en vertogen op naam van J.A. Schasz M[edicinae] D[octor]. Het bekendste van die, meest satirische, geschriften is wel de Reize door het Aapenland uit 1788, waarvan in 1973 door mij een heruitgave werd bezorgd.Ga naar eindnoot1 Daarbij kwam vanzelf ook de vraag aan de orde naar de identiteit van de mysterieuze doctor Schasz. Dàt het hier om een pseudoniem ging, is nauwelijks ooit betwijfeld. Maar de vraag wìe zich achter deze schuilnaam verborg, werd verschillend beantwoord. Mijn voorlopig antwoord in 1973 luidde: Pieter 't Hoen (1744-1828), de bekende Patriottische journalist uit Utrecht. Die toeschrijving was en is trouwens de gangbare in handboeken, encyclopedieën of lexica. Zelf echter ben ik door verder onderzoek, dat enkele nieuwe gegevens opleverde, gaan twijfelen aan de juistheid van de eenmaal aanvaarde hypothese en het leek me goed om na dertien jaar het dossier-Schasz te heropenen.Ga naar eindnoot2

Gezien de omvang van het materiaal zal ik de zaak toespitsen op de Reize door het Aapenland. Dat lijkt vooralsnog de best geslaagde

[pagina 254]
[p. 254]

creatie van doctor Schasz. In elk geval is die tekst thans algemeen toegankelijk.

In het Pantheon-uitgaafje vindt men in een aparte bijlage een lijst van alle geschriften van J.A. Schasz M.D. en van zijn veronderstelde alter ego Pieter 't Hoen.Ga naar eindnoot3 Schasz verschijnt voor het eerst als auteur in 1778 met een reeks toneelstukjes, die zijn uitgegeven bij G.T. van Paddenburg te Utrecht. De rij wordt geopend met Het Engelsche en Amerikaansche kaart-spel. Bij elkaar verschijnen zo in 1778 vijf, in 1779 drie, in 1780 twee toneelstukjes - doorgaans met een politieke, anti-Engelse strekking. Nog in 1780 volgt er een imaginair reisverhaal in dezelfde toonaard: Reize door het Wonderland, en eenige andere vreemde landen gedaan door Dirk Denker.

Pas in 1788, 1789 en 1790 verschijnen - maar nu zonder uitgeversadres - drie andere imaginaire reisromans: Reize door het Aapenland, Het Land der Willekeurigen en Reize door het Land der Vrijwillige Slaaven. Intussen was in 1786 nog bij Van Paddenburg een verzameleditie in twee delen van Schasz' Toneelwerken uitgekomen. Van Paddenburg was, terloops, ook de uitgever van het Patriottische weekblad De Post van den Neder-Rhijn (1781-1787), waarvan Pieter 't Hoen de redactie voerde.Ga naar eindnoot4

Dan, in 1795 (met een interval dus van vijf jaar) verschijnt er weer iets van J.A. Schasz M.D., namelijk De Nieuwe Patriottische Werken, geschreven in Frankrijk en uitgegeven bij De Leeuw en Krap te Dordrecht. Het blijkt de voorbode van een tweede reeks Schasz-publikaties. Ik tel in 1795 nog een kluchtige opera, in 1796 vier kluchtige blijspelen, in 1797 een pantomime-spel, in 1798 tenslotte drie staatkundige kluchten. Dan zwijgt Schasz voorgoed, terwijl zijn veronderstelde dubbelganger Pieter 't Hoen nog doorpubliceert tot 1803.

Het verdient aandacht dat vanaf 1796 de werken van Schasz op het titelblad worden aangekondigd als ‘het eerste [-agtste] stuk van 's mans nagelaaten schriften’. Deze zogenaamd(?) posthume werken zijn alle acht uitgegeven bij J. Plaat in Den Haag.Ga naar eindnoot5

In principe is het natuurlijk mogelijk dat de vijfentwintig Schasziana door meer dan één auteur geschreven zijn. We kennen uit onze tijd het verschijnsel dat één pseudoniem (bijvoorbeeld de

[pagina 255]
[p. 255]

detective-schrijver Ellery Queen) diverse personen dekt. In het geval Schasz ligt er stellig een zekere discontinuïteit tussen die teksten waar Schasz slechts als uitgever op het titelblad verschijnt en het drietal imaginaire reisverhalen (Aapenland, Land der Willekeurigen en Land der Vrijwillige Slaaven), waar hij als romanheld figureert.Ga naar eindnoot6

De vraag wie Schasz was, heeft al de tijdgenoot geïntrigeerd. In een in 1779 te Nijmegen uitgegeven Vermaekeleik Reispraetje door M. Turfius discussieert een gezelschap in de trekschuit van Den Haag naar Utrecht over de toneelstukjes van Schasz. Een van de reizigers meent te weten dat Schasz ‘Medicine Doctor in Amsterdam’ is. Best mogelijk, repliceert iemand anders, ‘maar mij is verzeekerd, dat den Boekverkooper welke zijn Werkjes gedrukt heeft [G.T. van Paddenburg te Utrecht dus], hem zelf niet kend: Ja dat de Copie door een onbekende aldaar gebragt, en over de verkoop derzelve, geconditioneerd wierd’.Ga naar eindnoot7 Thans, twee eeuwen later, wacht het Schasz-mysterie nog altijd op een definitieve ontsluiering.

Kandidaten

Ons probleem zou natuurlijk een stuk eenvoudiger worden, wanneer er een achttiende-eeuwse arts te ontdekken viel die echt J.A. Schasz heette. Inderdaad kwam en komt de familienaam Schas(z) in Nederland voor. In Nederland's Patriciaat, deel XX (1931-32), vinden we zelfs een hele genealogie-Schas.Ga naar eindnoot8 Het gaat hier om een protestants geslacht van Leidse origine. Ook in Utrecht blijken gedurende de achttiende eeuw enkele personen met de naam Schas te hebben rondgelopen. In diezelfde periode woont er in Den Haag een patricische familie Schas. Met een van die mensen blijkt Willem Bilderdijk in 1789 bevriend.Ga naar eindnoot9 Maar ‘onze’ doctor Schasz ontbreekt in alle geraadpleegde genealogieën.

Een zogeheten arts zou ook in het album studiosorum of in het promotieregister van enige universiteit moeten compareren. Wanneer hij praktijk uitoefende, had hij ook lid moeten worden van een lokaal collegium medicum. Maar niets van dit alles bleek traceer-

[pagina 256]
[p. 256]

baar. Het lijkt trouwens op zichzelf al onwaarschijnlijk dat een arts - zelfs toen - zich verlaagd zou hebben tot het schrijven van kluchten en romans, terwijl anderzijds uit die teksten niets wijst op enige medische kennis of aktiviteit. Daarom durf ik stelliger dan voorheen wel zeggen: J.A. Schasz is niet de echte auteursnaam maar een pseudoniem. Waarom juist deze schuilnaam gekozen werd, is een andere vraag. Speculeerde de auteur op associatie met de bestaande families Schas in Utrecht of Den Haag? Uit die kring zijn mij overigens geen protesten tegen mogelijke naamsverwarring bekend.

De kandidatuur van Pieter 't Hoen voor het auteurschap van de Schasziana berust hoofdzakelijk op een uitlating van diens zoon Reinier tegenover prof. H.W. Tydeman. Laatstgenoemde publiceerde in 1839 het twaalfde deel van Bilderdijks Geschiedenis des Vaderlands. Daarin werd door Bilderdijk enigszins smalend gesproken van ‘zekeren Pieter 't Hoen’, waartegen Tydeman in zijn commentaar protest aantekende. De aldus aangeduide Patriot had zich een ‘gematigd en achtingswaardig man’ getoond. Na 1815 was hij, Tydeman, in vriendschappelijk kontakt gekomen met Reinier 't Hoen:

‘Deze heeft mij gezegd, dat de staatkundige tooneelstukken (dramaas in prosa) omstreeks 1780 onder den naam van J.A. Schas, Med. Doct. in het licht verschenen (Jurjen Lankbein, of de Mof Commis, enz.) en om het bijvoegsel van Med. Doct. door velen aan den beroemden geestigen Doctor Van Woensel toegeschreven, van zijn' Vader, P. 't Hoen zijn’.Ga naar eindnoot10

Dat lijkt een serieus te nemen getuigenis, zelfs wanneer men vaststelt dat over de romans (reisverhalen) van Schasz hier niet gerept wordt. Was Reinier 't Hoen die vergeten of behoorden ze toe aan een andere auteur? In elk geval hebben onze (literatuur)historici voortaan, onder verwijzing naar deze bron, het werk van Schasz in zijn geheel op naam gesteld van Pieter 't Hoen.

Weinigen wisten dat al in 1881 een fel anti-geluid geklonken had. In dat jaar kwam de toneelkenner Joh. Hilman voor den dag met

[pagina 257]
[p. 257]

een overigens onsamenhangend betoog, getiteld: ‘Iets over J.A. Schasz en naar men gist zijn pseudoniem en over Pieter van Woensel en Pieter 't Hoen’.Ga naar eindnoot11 Hilman bestreed daarin met klem de toeschrijving door Bilderdijk (sic!) van Pieter 't Hoen als auteur van Schasz' zogenaamde toneelgewrochten. Deze waren immers ‘bar en walgelijk, zelfs om in te zien’, terwijl Pieter 't Hoen een man was van veel talent. Weliswaar een Patriot, ‘maar een bezadigde, niet zulk een als de bewuste vuile kwaadaardige schrijver’.

Om dezelfde reden verwierp Hilman ook de gedachte aan een eventueel auteurschap van de arts en Rusland-reiziger Pieter van Woensel: ‘Wat van hem het licht zag, ademt een anderen geest dan de genoemde vuile geschriften.’ Tot tweemaal toe suggereert Hilman nu dat de Delftenaar Gerrit Paape (1752-1803) meer in aanmerking komt. Reden: de ‘ellendige Paape’ was precies zo'n ‘kwaadaardige patriot’ als Schasz. Overigens maakt Hilman evenmin als Reinier 't Hoen melding van het roman-achtig proza van doctor Schasz. Zijn verwerping van de kandidatuur van Pieter 't Hoen is, voorzover ik weet, alleen overgenomen door H.F. Wijnman in diens Project voor een vervolg op het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (1963). De formulering hier verraadt onmiskenbaar invloed van Hilman.Ga naar eindnoot12

Andere namen dan deze drie: Pieter van Woensel, Pieter 't Hoen en Gerrit Paape zijn in verband met Schasz nooit gevallen. Over Pieter van Woensel (1747-1808) kunnen we verder kort zijn.Ga naar eindnoot13 Hij verbleef tussen 1772 en 1780 in Rusland en Parijs. Van 1784 tot 1789 zat hij in Constantinopel en De Krim. Dat alleen al maakt zijn bemoeienis met althans de in 1778/1780 te Utrecht gepubliceerde toneelstukken van Schasz onwaarschijnlijk. Bovendien geeft Van Woensel nergens blijk van Patriottische sympathieën - in tegenstelling tot doctor Schasz. Gerrit Paape en Pieter 't Hoen passen, wat dat betreft, beter in de profielschets.

Omdat, op Hilman na, niemand Paape's naam in verband heeft gebracht met Schasz, terwijl de toeschrijving aan Pieter 't Hoen een lange traditie kent, lijkt het raadzaam om eerst met betrekking tot deze laatste eens alle pro- en contra-argumenten tegenover elkaar te zetten.

[pagina 258]
[p. 258]

Is Pieter 't Hoen de gezochte Schasz?

De op 18 oktober 1744 te Utrecht geboren Pieter 't Hoen is als persoon, als politiek activist en als schrijver nog zo'n schimmige figuur dat we op hem maar weinig greep krijgen.Ga naar eindnoot14 De meest concrete informatie over hem vinden we eigenlijk in schotschriften van zijn tegenstanders.Ga naar eindnoot15 Maar die dienen natuurlijk met de uiterste voorzichtigheid gelezen te worden. Het staat echter nu wel vast dat Pieter 't Hoen op 29 december 1761 door zijn ouders wegens wangedrag in het Utrechtse verbeterhuis ‘De Vurige Colom’ werd geplaatst.Ga naar eindnoot16 Na zijn invrijheidsstelling op 30 november 1762 trouwde hij 17 april 1763 met de Leidse bakkersdochter Johanna Maria Nihot. Uit dit huwelijk werd de al eerder genoemde Reinier 't Hoen geboren.

Het jonge echtpaar schijnt aanvankelijk armoede te hebben geleden. Vandaar dat Pieter, volgens zijn gewezen vriend Joannes Le Francq van Berkhey, in de jaren zeventig ertoe overging om romans te schrijven.Ga naar eindnoot17 Ook de anonieme scribent van De Wonderlyke Lotgevallen en Zeldzaame Levenswijze van Neerlands Orakeltolk P. 't Hoen maakt hiervan melding. Volgens hem zouden guiten als Pieter 't Hoen, te onhandig om te werken, al zeer gemakkelijk tot het schrijven van paskwillen of romans komen.Ga naar eindnoot18 Echter ‘nu en dan een Roman te verzinne’ was niet toereikend om van te leven.Ga naar eindnoot19 Aldus verklaart deze anonieme lastertong 't Hoen's optreden als Patriottisch journalist - voor hem een daad van puur opportunisme. De naam Schasz blijft echter in De Wonderlyke Lotgevallen ongenoemd.

Daarentegen betitelt Le Francq van Berkhey in zijn uit 1783 daterende pamflet de ex-vriend als de ‘beroemden Autheur van die fraaye Amerikaansche Tooneelspellen’, terwijl hij het even verderop heeft over 't Hoen's ‘snaaksche stijl, uwe beschrijving van het Wonderland, de stijl van Doct. Schasz’.Ga naar eindnoot20

Op grond van deze dubbele getuigenis door Le Francq van Berkhey en door Reinier 't Hoen lijkt het, zo al geen uitgemaakte zaak dan toch hoogst waarschijnlijk dat Pieter 't Hoen en J.A. Schasz M.D. identiek zijn. Maar er zijn ook nog enkele bijkomende indi-

[pagina 259]
[p. 259]

caties ter ondersteuning van hun persoonsgelijkheid. Allereerst het feit dat Schasz' toneelwerk vóór 1788 bij een Utrechtse uitgever verschijnt. En verder de merkwaardige omstandigheid dat Schasz van 1781 tot 1788 zwijgt. Dat waren precies de jaren waarin Pieter 't Hoen zijn handen vol had aan het Patriottisch weekblad De Post van den Neder-Rhijn, dat van 20 januari 1781 tot september 1787 verscheen. Pas wanneer aan deze journalistieke bezigheden noodgedwongen een einde komt door de Pruisische inval in september 1787, maakt doctor Schasz zijn rentrée. Pieter 't Hoen is dan met zijn gezin uitgeweken naar Noord-Frankrijk. De redenering ligt voor de hand: hij heeft nu weer tijd en reden om als broodschrijver romans te verzinnen. Zijn succesvolle pseudoniem J.A. Schasz M.D. schept continuïteit met de eerdere geschriften onder deze naam. Dat de Schasz-romans, te beginnen met de Reize door het Aapenland van 1788 niet meer het vertrouwde Utrechtse uitgeversadres op het titelblad dragen, spreekt vanzelf. Ook begrijpt men, uitgaande van de stelling Schasz = Pieter 't Hoen, waarom er na 1794 geen Schasz-publicatie meer bij G.T. van Paddenburg verschenen is. Pieter 't Hoen was intussen gebrouilleerd geraakt met deze uitgever, zodat ook zijn alter ego doctor Schasz voortaan elders onderdak moest vinden.

Men ziet, er valt een tamelijk sluitende bewijsvoering ten gunste van het auteurschap van Pieter 't Hoen te construeren. Alles schijnt te kloppen. En toch laat deze oplossing van het Schasz-probleem ons achter met enkele fundamentele bezwaren.

Grootste moeilijkheid is dat we het werk op naam van Pieter 't Hoen en van doctor Schasz nauwelijks met elkaar kunnen vergelijken. 't Hoen's Nieuwe Proeve van klijne Gedigten voor Kinderen (1778-1779) biedt voor zo'n vergelijking geen aanknopingspunt, terwijl met zijn weinige gelegenheidsgedichten evenmin iets te beginnen valt. Datzelfde geldt voor De Post van den Neder-Rhijn, zolang we niet weten welke van de doorgaans anonieme bijdragen uit de pen van Pieter 't Hoen kwamen. Alleen 't Hoens burgerlijkzedenkundige toneelstukken komen enigszins in de buurt van het eveneens serieuze Dorvant of de Zegepraal der Liefde door J.A. Schasz, M.D. (1779).

[pagina 260]
[p. 260]

Een ander punt dat opheldering vraagt is het verdwijnen van Schasz na 1798, hoewel Pieter 't Hoen pas op 9 januari 1828 kwam te overlijden. We zagen al hoe hij onder eigen naam in elk geval nog tot 1804 heeft gepubliceerd.

Dat het gegraveerde portret van SchaszGa naar eindnoot21 in Het Land der Willekeurigen (1789) absoluut niet gelijkt op de fysiognomie van Pieter 't Hoen zegt misschien weinig. Maar dat de zonderlinge doctor geen aanwijsbare verwantschap vertoont met enige literaire creatie van Pieter 't Hoen geeft toch te denken.

Zou Gerrit Paape Schasz kunnen zijn?

Overstappend op de overblijvende kandidaat Gerrit PaapeGa naar eindnoot22, zitten we al meteen met een gebrek aan positieve indicaties vanuit het autobiografisch materiaal. Paape heeft diverse keren over zijn eigen lotgevallen geschreven, het uitvoerigst in Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap uit 1792. Maar nergens laat hij de naam Schasz vallen.Ga naar eindnoot23

Een sorteerproef op basis van de biografie levert ook problemen. Het ongeluk wil dat de levens van Pieter 't Hoen en van Gerrit Paape op hoofdpunten parallel lopen. Ook Gerrit Paape raakte in de jaren tachtig geïnvolveerd in de Patriotten-beweging, waarbinnen hij een aktieve rol speelde als genootschapsman en als journalist-pamflettist. In deze fase zijn de Delftenaar Paape en de Utrechtenaar 't Hoen elkaar ook op het politieke vlak tegengekomen. Paape zinspeelt er, tamelijk cryptisch, op in zijn Gevallen van een' Keeshond uit 1790.Ga naar eindnoot24

Na de mislukte Patriottische revolutie van 1787 (Goejanverwellesluis!) moeten Paape èn 't Hoen met hun gezin naar Frankrijk vluchten. Beiden keren zij ook in 1795 naar het ‘bevrijde’ Holland terug. Hun politieke rol is echter na 1798 uitgespeeld. Als meer revolutionairen van het eerste uur worden zij op een zijspoor gezet, iets wat beiden met grote verbittering heeft vervuld.Ga naar eindnoot25 Zoals men ziet, twee lotgenoten in opkomst en neergang. Allebei eerst geëngageerd, later gefrustreerd Patriot. Maar juist die overeenkomsten maken het ons zo moeilijk om Schasz met zekerheid aan een van

[pagina 261]
[p. 261]

beiden te koppelen. Onze konklusie moet helaas zijn, dat Paape's (auto)biografie onvoldoende argumenten biedt om de kandidatuur van Pieter 't Hoen te ondergraven.

Onder deze omstandigheden kan misschien het tekstonderzoek ons nog verder brengen. Aangezien de Reize door het Aapenland uitgangspunt vormt van dit onderzoek, richten we ons vooral op deze centrale tekst.

Reize door het Aapenland

Het titelblad vermeldt alleen het jaar van uitgifte 1788. Pieter 't Hoen verbleef toen al in het Noord-Franse St. Omer. Gerrit Paape vestigde zich pas half december 1789 in Duinkerken. Eind oktober 1787 was hij overhaast uit Amsterdam gevlucht richting Antwerpen. Toen de omgeving hem daar ook vijandig werd, trok hij verder naar Brussel. De vraag waar de Reize door het Aapenland gedrukt is, wint bij dit alles aan betekenis. We weten dat de Patriottische emigranten al snel beschikten over een eigen drukpers in Rijssel, Duinkerken en St. Omer.Ga naar eindnoot26 Is ‘Aapenland’ daar gedrukt, of was het te Antwerpen?

Wanneer het om een vijftiende-eeuwse of vroege zestiende-eeuwse druk zou gaan, zou de analyse van het lettermateriaal gemakkelijker tot identificatie van de drukkerij leiden. Maar bij een achttiende-eeuwse editie is dat nog maar zelden mogelijk, gezien de internationale distributie van de lettertekens door de lettergieterijen. Wijlen prof. G.W. Ovink, aan wie ik het probleem voorlegde, was er echter van overtuigd, dat Reize door het Aapenland, Het Land der Willekeurigen en Reize door het Land der Vrijwillige Slaaven ‘hoogstwaarschijnlijk in Nederland zijn gedrukt: (immers) bijna alle lettertypen, waaronder één met nogal kenmerkende vormen, zijn in verschillende Nederlandse gieterijen ontstaan’.Ga naar eindnoot27 Eén lettervorm met zijn atypische gebogen R-staart bleek vooralsnog niet identificeerbaar.

Ovink's conclusie vindt steun in de studie van R.A. Sayce over ‘Compositorial Practices and the Localization of Printed Books, 1530-1800’.Ga naar eindnoot28 Op basis van een vergelijkend onderzoek naar druk-

[pagina 262]
[p. 262]

kerssignaturen, custodes, foliëring of paginering en jaartalaanduiding op titelbladen komt Sayce tot een soort signalement voor drukken, land voor land. Niet alle door hem genoemde characteristica zijn voor de Reize door het Aapenland controleerbaar. Maar de manier van pagineren, de custodes en de jaartalaanduiding wijzen - in combinatie - toch op een (Noord)nederlandse drukkerij.Ga naar eindnoot29 Waarschijnlijk niet G.T. van Paddenburg's firma, omdat in de door mij geziene uitgaven met zijn imprint de gebogen R-staart ontbreekt.

Ik merk nog even op dat ik alle drie de imaginaire reisverhalen van Schasz uit de jaren 1788, 1789 en 1790 diverse malen ben tegengekomen in dezelfde uitvoering: geelkleurig bedrukt kartonnen omslag

De titelheld van de Schasz-romans tekent zichzelf steeds als een ‘displaced person’. Hij is voortdurend op de vlucht, maar het ene land dat hem gastvrijheid belooft, blijkt al erger dan het andere. Toch schijnt het goede humeur van doctor Schasz er niet onder te lijden. Hij beziet alle dwaasheden onderweg met een filosofische blik. We zagen al hoe Het Land der Willekeurigen zelfs een portretgravure van Schasz bevat, natuurlijk ongesigneerd. Deze afbeelding vertoont enige gelijkenis met diverse portretten van Gerrit Paape.Ga naar eindnoot30 Laatstgenoemde was, dit terzijde, een bekwaam tekenaar. Men is geneigd te denken dat de anonieme auteur door middel van dit zelfportret (?) zijn lezers een signaal wilde geven.

Er is nog zo'n geval, waarbij de schrijver ons op een spoor lijkt te zetten. In de Reize door het Land der Vrijwillige Slaaven wordt doctor Schasz onderworpen aan een politieverhoor. Hij identificeert zich bij die gelegenheid als Johan Joachim Schasz, geboren maart 1752 te 's-Gravenhage als zoon van Maleachi Schasz, Habakukszoon, en Petronella Egberta Lambertina Rondom.Ga naar eindnoot31 Het opgegeven geboortejaar stemt niet overeen met dat van Pieter 't Hoen, maar wel met dat van Gerrit Paape, die op 4 februari 1752 vlakbij Den Haag, te Delft geboren werd. Toeval of niet, wie naar bewijzen zoekt voor de identificatie van Schasz met Gerrit Paape moet over sterkere papieren beschikken. Zijn die er? Het gevaar is levensgroot dat men vindt wat men wìl vinden.

Intussen is de vorm van de drie Schasz-romans (imaginaire reis-

[pagina 263]
[p. 263]

verhalen) tamelijk opvallend. Wat allereerst treft is het relatief groot aantal korte tot zeer korte hoofdstukjes. In Aapenland zijn er dat 35 op 128 bladzijden tekst; in Het Land der Willekeurigen 41 op 155 tekstpagina's; in Reize door het Land der Vrijwillige Slaaven 40 op de 204.

Een tweede, niet minder aandachttrekkend procédé, dat nauw met het vorige samenhangt, is de snelle tableau-wisseling. Met opzet formuleer ik het aldus om het toneelmatige van de presentatie aan te geven. Wie die Schasz-verhalen op een willekeurige plaats openslaat, belandt bijna steeds midden in een dialoog, waaraan enkel de scène-aanduiding ontbreekt om het geheel volkomen op een leesdrama te doen gelijken. Het zijn gedialogiseerde romans met een minimum aan compositie. Wat dat betreft bezit Aapenland eigenlijk nog het meest iets van verhaalstructuur. Tekenend voor die losse bouw is het open einde van Het Land der Willekeurigen. Het boek breekt plotseling af met belofte van een vervolg, dat echter nooit gekomen is. De Reize door het Land der Vrijwillige Slaaven loopt na een vlot begin helemaal vast in een lange allegorische fabel zonder kop of staart. Hiermee is tegelijk een derde Schasziaans vormkenmerk genoemd: de ogenschijnlijk niet ter zake doende uitweiding, het verhaal in het verhaal. Zo'n ingelaste divagatie is bijvoorbeeld de preek over Richteren 9, waar Schasz op zijn reis door het land der Willekeurigen naar moet luisteren.

Sommige van de genoemde stijlverschijnselen doen onmiddellijk denken aan Sterne (A Sentimental Journey through France and Italy) of aan Voltaire (Candide).Ga naar eindnoot32 Maar wie liever in Nederland zelf rondkijkt, komt al gauw terecht bij...Gerrit Paape. Uit een veelheid van romanachtige teksten kies ik er twee uit: Gevallen van een' Keeshond uit 1790Ga naar eindnoot33 en het onlangs herdrukte werkje Het leven en sterven van een hedendaagsch Aristocraat (1798).Ga naar eindnoot34 Laatstgenoemd boekje telt 29 hoofdstukjes op 149 bladzijden tekst. Beide romans zijn sterk dialogisch geschreven, terwijl ze ook alle twee heel abrupt afbreken.

Frappanter nog dan die stilistisch-compositorische overeenkomsten met de drie Schasz-romans is de inhoudelijke verwantschap. Paape en dèze Schasz slaan dezelfde satirische toon aan, verkondigen dezelfde libertijnse opvattingen, nemen dezelfde groepen

[pagina 264]
[p. 264]

en instituten op de korrel. Mij is geen bladzijde op naam van Pieter 't Hoen bekend, waarvoor dit net zo geldt. In dat opzicht had Hilman ongetwijfeld gelijk. Pieter 't Hoen en Gerrit Paape waren heel andere typen Patriotten. Voor hem echter hield dit het verschil in tussen ‘bezadigd’ en ‘kwaadaardig’. Wat voor een soort Patriot is eigenlijk doctor Schasz?

Hoofdthema van de Reize door het Aapenland is de ontmaskering van het schijn-Patriottisme. Wie de vele romans, toneelstukken en beschouwingen van Gerrit Paape na 1787 kent, zal hier een vertrouwd geluid horen. In ‘Aapenland’ domineert dit thema zo sterk, dat een argeloze lezer de auteur gemakkelijk zou kunnen aanzien voor een fervent tegenstander van de vooruitgangsgedachte. Het lijkt of deze schrijver het Patriottisch streven belachelijk wil maken, nu de Bataafse revolutie vooralsnog op een fiasco is uitgelopen.

De Reize door het Aapenland is het eerste boek waarin doctor Schasz als romanfiguur optreedt. Hem overkomen de gebeurtenissen echter meer dan dat hij handelend ingrijpt. Zijn rol is eigenlijk die van de spectatoriale waarnemer. Zo ziet hij met stijgende verbazing, hoe er onmiddellijk na zijn aankomst in het apenrijk een heftige machtsstrijd ontstaat tussen twee partijen. Enerzijds een groep onder leiding van de wijze en gematigde aap nr. 1, die de nadruk legt op de zedelijke verheffing van het apendom. Anderzijds een factie met aan het hoofd de cynisch-radicale nr. 5, die alle apen (minus de partijtop) met één klap tot mens wil transformeren door hen de staart af te hakken. Dankzij allerlei gelobby binnen en buiten de Nationale Vergadering trekken de Vijfianen aan het langste eind - met desastreuze gevolgen.

Tussendoor wordt ook op diverse nevenplans de politieke fraseologie gehekeld. Schasz maakt kennis met een aap-paskwilschrijver, die even gemakkelijk pro als contra de pen voert, mits men hem maar betaalt. Verder moeten vooral de apinnen het ontgelden. Zij laten zich het eerst manipuleren door politici die handig inspelen op hun onkunde. Telkens laat de schrijver ons zien, hoe eigenbelang en bruut geweld zich maskeren onder het mom van de democratie.

De politieke satire in Aapenland stelt niet geringe interpretatieproblemen. Waarom dragen alle apen een nummer, en wie zijn

[pagina 265]
[p. 265]

bedoeld met de Eenianen en Vijfianen? Waar slaat eigenlijk het hele verhaal op? Ik heb zulke vragen ook wel gesteld in 1973 bij mijn uitgave van Schasz' roman, zonder er echter een antwoord op te kunnen geven. Ook nu ben ik nog allesbehalve zeker van mijn zaak. Maar het onderzoek is soms meer gebaat met een hypothetische verklaring dan met helemaal geen poging tot interpretatie. Onder dit voorbehoud dan het volgende.

Dat de Patriotten behalve als keeshonden ook als apen werden voorgesteld behoeft geen uitvoerig bewijs. Vooral de iconografie van de Patriotten-beweging levert, wat dat betreft, volop materiaal.Ga naar eindnoot35 Minder bekend is dat de naar Frankrijk gevluchte Patriotten aldaar van staatswege geldelijke ondersteuning ontvingen, waarbij elke bedeelde een eigen fiscaal nummer kreeg. Onder dat nummer stonden zij in de Parijse burelen te boek.Ga naar eindnoot36 Schasz kan hier dus zinspelen op een bestaande praktijk, al corresponderen de door hem vermelde, dikwijls extreem hoge, nummers niet met de reële uitkeringsnummers.

Het is verleidelijk om in de Vijfianen de aanhangers te zien van de radicale Utrechtse Patriot Quint Ondaatje (1758-1818). Het latijnse quintus betekent vijf. Ondaatje was in de jaren 1785-1787 een van de voornaamste aktievoerders te Utrecht.Ga naar eindnoot37 Net als Pieter 't Hoen en Gerrit Paape vluchtte hij na de Pruisische interventie via de Zuidelijke Nederlanden naar Duinkerken. Als er enig verband bestaat tussen Ondaatje en aap nr. 5, dan zit dat toch hoofdzakelijk in de naamsallusie.

Op enkele plaatsen krijgt de satire het karakter van een sleutelroman. Zo waar het de identiteit van de aap-paskwilschrijver betreft. Over hem verschaft aap nr. 120978 de volgende informatie: ‘Hij heeft onze Vaderlandsche Historie geschreeven. Hij is getrouwd met nommer 2500807903212, de Dochter van den vermaarden 25009731005201, die zig zoo zeer heeft doen uitmunten in zijn schimpschrift tegen nommer 3645800009323106.’ Hier is wellicht bedoeld de Delftse Patriot en journalist Wybo Fijnje (1750-1809).Ga naar eindnoot38 Fijnje was redacteur-uitgever van De Hollandsche Historische Courant geweest en gehuwd met Marguerite Emilie Luzac (overleden 28 november 1788 te St. Omer), dochter van de befaamde Leidse uit-

[pagina 266]
[p. 266]

gever Jean Luzac. Fijnje en Paape waren in Delft samen actief geweest binnen de Patriotten-beweging. Later verbleven ze allebei weer in Duinkerken. We weten niets over hun verstandhouding toen.

Dit zijn slechts detailpunten. Over het geheel genomen echter is de Reize door het Aapenland zeker geen min of meer verhuld feitenrelaas, vol toespelingen op concrete personen. Het is een wijsgerige satire op de zotheden van deze wereld. Schasz zelf heeft Het Land der Willekeurigen in het voorbericht aangeduid als een nadere explicatie van Aapenland, in zoverre het eveneens leert ‘hoe weinig 'er in staat is om een gansch volk de onbegrijpelijkste zotheden te doen geloven, - met hoe weinig genoegen de waare Wijsgeer er onder verkeeren kan, en hoe veel er ten allen tijde toe behooren zal, om de Menschen ook in éénig opzigt, haare waare belangen te doen behartigen’.Ga naar eindnoot39 Wie is deze ware filosoof, die zo goed afstand kan nemen van de dwaasheden waarvan hij ooggetuige moet zijn? Pieter 't Hoen valt al meteen af, zij het wegens gebrek aan bewijs. Maar Gerrit Paape was die rol op het lijf geschreven.

In 1790 verscheen, volgens het titelblad ‘in Fransch Vlaanderen’, een roman, die bij herdruk als een werk van Paape het licht zag: De Hollandsche Vaderlander; een waare geschiedenis van het laatst der agttiende eeuw.Ga naar eindnoot40 Het 118 bladzijden tellende boek is verdeeld in liefst 34 korte hoofdstukjes. Het is van begin tot eind in dialoogvorm. De handeling verspringt van tableau naar tableau. De compositie is uiterst grillig. Kortom, ook deze roman van Paape lijkt als twee druppels water op de imaginaire reisverhalen van Schasz. Hoofdpersonen hier zijn de oude en jonge Cornelus, vader en zoon. Junior stort zich tegen de uitdrukkelijke waarschuwing van zijn vader in de Patriotten-beweging. Hij is een echte idealist en wordt daarom des te meer teleurgesteld door de gebeurtenissen na de Pruisische inval. Cornelus Sr. weet hem te troosten met zijn wereldwijze vrolijke filosofie. Vader en zoon representeren als het ware de lachende (Democritos) en de huilende (Herakleitos) wijsgeer, die de traditie tegenover elkaar stelt. Samen vormen ze in hun dialectiek twee aspecten van de Patriot Gerrit Paape. Zo begrijpt men ook, waarom Paape heel goed in aanmerking kan komen voor

[pagina 267]
[p. 267]

het auteurschap van de Reize door het Aapenland en de andere Schasz-romans. Verknochtheid aan het Patriottisch ideaal en hekeling van datzelfde Patriottisme in de praktijk gaan bij hem dikwijls samen.

Dat Paape in deze jaren zich aangetrokken voelde door politieke satire in de vorm van een apenland-historie bewijst zijn anonieme roman De Staatkundige Geschiedenis van het Land der Aapen en Keeshonden; of het Koningrijk Klipkrariko (1789).Ga naar eindnoot41 Het boekje schijnt geheel vergeten te zijn. Is het nog nodig te zeggen, dat alle Schasz-kenmerken aanwezig zijn: talrijke korte hoofdstukjes, gedialogiseerde tekst, absurde verwisselingen van tableau?

Tenslotte - want wie te veel wil bewijzen bewijst niets - is daar nog de Vrolijke Reis van een Engelschman, door Holland, door Gerrit Paape zeer vrij naar het Duits bewerkt.Ga naar eindnoot42 Hieruit is nu voor ons alleen van belang de passage waarin de Engelse reiziger te Leiden kennismaakt met doctor Schasz. Volgens een voetnoot vond de ontmoeting plaats in 1795. De Engelsman typeert Schasz ‘als een egt wijsgeer, en des te egter, om dat hij gelijker tijd een vrolijke wijsgeer was, en dat wel, zo als mij verzekerd werd, te midden in een zee van geduurige tegenspoeden’.Ga naar eindnoot43 Naar eigen zeggen had de in Parijs wonende doctor Schasz, hoewel reeds bejaard, ‘ongemeene lust gekregen, om zijn verlost Vaderland nog eenmaal te aanschouwen’. Graag wilde hij vóór zijn dood ‘de Bataafsche Vrijheid in volle kragt op haaren troon begroeten!’ Echter, ‘Van de grenzen af, tot in het middenpunt van zijn Vaderland toe, had hij niet anders gedaan, dan lachen en hoofdschudden! - Dikwijls herdagt hij aan zijn reis door het land der aapen, en stond over zijn eigen voorzeggingen verwonderd.’Ga naar eindnoot44 Schasz weet niet hoe snel hij uit dit verlost Batavia kan wegkomen.

Dit door de bewerker Paape ingelast verhaal over Schasz dunkt mij een afdoend bewijs, dat hìj - en niet Pieter 't Hoen - de auteur is van Reize door het Aapenland en de andere imaginaire reisromans waarin de zonderlinge doctor optreedt. Ook de bij Plaat in Den Haag van 1796 tot 1798 uitgegeven ‘nagelaaten schriften’ van Schasz mogen we nu op rekening van Gerrit Paape stellen. Een indicatie vinden we wederom in de Vrolijke Reis van een Engelschman. Doctor Schasz verklaart daar voor zijn vertrek uit het ‘verlost Bata-

[pagina 268]
[p. 268]

via’ ‘nog eenige vrolijkgispende werkjes te schrijven, die echter eerst na zijn dood moesten uitkomen’.Ga naar eindnoot45 Twijfel hoeft er nu ook niet meer te bestaan over het auteurschap van De Nieuwe Patriottische Werken van J.A. Schasz uit 1795,Ga naar eindnoot46 een bundel die inhoudelijk geheel aansluit bij het essayistisch werk van Gerrit Paape. Alleen ten aanzien van de bij Van Paddenburg te Utrecht verschenen eerste reeks van politieke toneelspelen op naam van Schasz past enige reserve, iets wat ook geldt voor de Reize door het Wonderland uit 1780.Ga naar eindnoot47 Maar stellig is hier het laatste woord over doctor Schasz nog niet gesproken.

 

Nijmegen, mei 1986.

Adres van de auteur:

Witsenburgselaan 35,

6524 TE Nijmegen.

eindnoot1
J.A. Schasz, M.D., Reize door het Aapenland. Naar de druk van 1788 uitgegeven met inleiding en aantekeningen door dr. P.J. Buijnsters. Zutphen z.j. (1973). Thieme's Klassiek Letterkundig Pantheon 194.
eindnoot2
Mijn dank geldt Drs. Adèle Nieuweboer te Haarlem, die zo vriendelijk was om dit artikel vooraf kritisch te lezen. Over Schasz heb ik gedurende het cursusjaar '85-'86 aan de K.U. Nijmegen een doctoraal werkcollege gegeven. Van de opmerkingen der deelnemers heb ik eveneens dankbaar gebruik gemaakt.
eindnoot3
De daar op p. 46 genoemde anonieme tekst De vlugtende Wijsgeer in Holland, 1789, komt voor rekening van Gerrit Paape. Cf. W. P C. Knuttel, Catalogus van de pamfletten-verzameling berustende in de Koninklijke Bibliotheek V, 's-Gravenhage 1905, nr. 21855; en J.I. van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren II, Leiden 1885, k. 666. Sinds mijn Pantheon-uitgave verscheen studeerde drs. Jan Zwagemakers af op een Bibliografie der geschriften van en over Pieter 't Hoen. Instituut Nederlands, K.U. Nijmegen, 1980. Omdat schrijver in mijn voetspoor uitging van de identiteit van Pieter 't Hoen en Schasz, bevat dit (ongepubliceerde) werkstuk ook een complete Schasz-bibliografie.
eindnoot4
Zie W.P. Sautijn Kluit, ‘De Post van den Neder-Rhijn’, in: Bijdragen voor geschiedenis en oudheidkunde, Nieuwe Reeks X (1880), p. 293-385.
eindnoot5
Bij de Haagse uitgever-boekverkoper Johan Plaat (1757-1815) verschenen in 1796 ook enkele werkjes op naam van Gerrit Paape, waaronder Jezus Christus, de waare Wijsgeer. Cf. E.F. Kossmann, De boekhandel te 's-Gravenhage tot het eind van de achttiende eeuw, 's-Gravenhage 1937, p. 312.
eindnoot6
Een indicatie voor het auteurschap van dezelfde Schasz van zowel de toneelstukken als van de romans is het volgende. Wanneer in Het Land der Willekeurigen uit 1789 Schasz zich gemolesteerd ziet en zijn einde aanstaande meent, roept hij uit: ‘Dan zal de waereld geene Toneelspelen noch Reisbeschrijvingen meer van mij leezen!’ (p. 92).
eindnoot7
M. Turfius, Vermaekeleik Reispraetje, voorgevallen in de trekschuiten van 's Hage tot Utrecht, waar in de werkjes van Schasz, als mede van N.L. en M.V. beoordeeld, en over het tegenwoordig teidsgewrigt gehandeld word, Nymegen 1779, p. 32-33.

eindnoot8
pp. 243-258, bewerkt naar L.D.J. Schas, Genealogie van het geslacht Schas, 's-Gravenhage 1929 (57 pp. met wapenafb.!). Om de zaak nog wat ingewikkelder te maken: J. Hartog spreekt in zijn De Patriotten en Oranje, Amsterdam 1882, p. 214, over ‘Dr. J.A. Schasz en zijn zwager Lozeman’. Mevr. Dr. M.A. Schenkeveld-Van der Dussen attendeerde mij 13.12.1978 op een toneelstuk uit de stadsbibliotheek Haarlem van H.W. Lozeman J.U.D., Garther, of het verwarde huishouden. In het voorwoord noemt die auteur Schasz zijn schoonbroer.
eindnoot9
Zie J. Bosch, Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling I, Wageningen 1955, p. 233.
eindnoot10
In a.w. Tydeman's ‘Ophelderingen en Bijvoegselen’, p. 150.
eindnoot11
Verschenen als bijlage bij zijn beschrijvende catalogus Ons Tooneel. Aanteekeningen en geschiedkundige overzichten. Naamrol van plaatwerken. Deel III. Leiden 1881, p. 125-127.
eindnoot12
‘Dat hij ['t Hoen] toneelstukken en prozawerken onder het pseudoniem J.A. Schasz M.D. heeft geschreven - zoals Bilderdijk wil - is stellig onjuist.’ (a.w., Leiden 1963, p. 39-40; cursivering van mij).
eindnoot13
Drs. Niek van den Elzen te Nijmegen bereidt thans een proefschrift voor over Pieter van Woensel. Hem zijn geen relaties bekend tussen Van Woensel en Schasz. Ook J.J. Wesselo noemt niets van die aard in zijn bloemlezing Pieter van Woensel Amurath-Effendi, Hekim-Bachi, Zutphen z.j. [1974]. Thieme's Klassiek Letterkundig Pantheon 200.
eindnoot14
De voornamste studies zijn de in noot 1, 3 en 4 genoemde.
eindnoot15
[Kees Vermijnen], Lanterne Magique of Toverlantaern, O soo Mooi! Fraai Curieus! Vertoonende zeer duidelyk de wonderlyke zaaken, die in deezen wonderlyken tyd voorvallen. In twintig vertoningen. z.p. [Rotterdam] 1783; [Joannes Le Francq van Berkhey], De Advokaat en Boezemvriend van Js. Le Francq van Berkhey verdedigende De Zeetriumph der Bataafsche Vryheid en de Eere van Willem de Vyfde, In Holland 1783 (pamflet Knuttel 20552); De Wonderlyke Lotgevallen en Zeldzaame Levenswyze van Neerlands Orakeltolk P. 't Hoen [enz.] z.p., z.j. [Utrecht 1785]; pamflet Knuttel 21122.
eindnoot16
Het schandaal wordt omstandig verhaald in De Wonderlyke Lotgevallen, p. 15. Sautijn Kluit nam het over, maar pas J. Zwagemakers (zie noot 3) ontdekte in GA Utrecht, Crimineele Sententiën 1758-1765, inv. nr. 2236, p. 549, de feitelijke bron.
eindnoot17
De Advokaat en Boezemvriend, p. 27.
eindnoot18
De Wonderlyke Lotgevallen, p. 15.
eindnoot19
De Wonderlyke Lotgevallen, p. 18.
eindnoot20
De Advokaat en Boezemvriend, p. 27, 30.
eindnoot21
Afgebeeld op de omslag van mijn in noot 1 genoemde uitgave van de Reize door het Aapenland.

eindnoot22
Cf. voor een eerste informatie het Nawoord in mijn herspelde uitgave van Paape's Het Leven en Sterven van een hedendaagsch Aristocraat uit 1798. Amsterdam 1985 (Griffioen-reeks). Henri A. Ett (1909-1982) is jarenlang bezig geweest met een ongepubliceerde biografie over Gerrit Paape. Het accent viel daarbij geheel op diens Delftse periode. Schasz komt in het lijvige werk in het geheel niet ter sprake. Het typoscript berust in het GA Delft.
eindnoot23
Ik spreek hier over Paape's autobiografisch werk; cf. echter het hierna medegedeelde over de Vrolijke Reis van een Engelschman.
eindnoot24
[Gerrit Paape], Gevallen van een' Keeshond. In Nederland 1790 (= pamflet Knuttel, nr. 21927), p. 177-179. Kees wordt daar ingekwartierd te Utrecht ‘bij eenen Postmeester, die met de bezorging der brieven, welken van den Nederrhijn naar Holland en de andere Provintien afgingen, belast was. Dees Man was een goedhartig, vroom, eerlijk Patriot, die het vertrouwen van allen had, en waarlijk verdiende’.
eindnoot25
Drs. F.F.M. Ector te Eindhoven attendeerde mij op een onbekende brief van P. 't Hoen aan de Minister van justitie (C.F. van Maanen), gedateerd 11 februari 1807 (ARA, collectie 218, J.F.R. van Hoof, 1755-1816, doos 17). Het is een en al jammerklacht. 't Hoen noemt zich hier ‘voormalig Schrijver van het weekblad De Post van den Nederrhijn’. Gerrit Paape van zijn kant eindigt De onverbloemde geschiedenis van het Bataafsch Patriottismus, Delft (1798), aldus: ‘Vraagt ge mij, hoe er mijn rekening bijstaat, ten opzigten van de winst, die het waare Patriottismus bij alle deeze omwentelingen gedaan heeft? - Ik zal 't u openhartig zeggen, Lucine! - zeer slegt!!’

eindnoot26
Cf. bijv. V.A. De la Montagne, ‘Nederlandsche boeken in de Waalsche gewesten en in het buitenland gedrukt’, in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen II (1904), p. 139-148; Chr. Kroes-Ligtenberg, Dr. Wybo Fijnje (1750-1809). Belevenissen van een journalist in de Patriottentijd, Assen 1957, p. 176-178 (over de drukkerij van Schelle te Duinkerken. De emigranten-drukkerijen bieden echter nog volop stof voor een belangrijke monografie.
eindnoot27
Brief van G.W. Ovink aan mij van 14 januari 1974.
eindnoot28
In The Library, 5th series dl. 21, nr. 1 (March 1966), p. 1-45; een aangevulde herdruk verscheen als Occasional publication 13 van de Oxford bibliographical society, Oxford 1979. Mijn dank geldt dr. Frans A. Janssen, auteur van Zetten en drukken in de achttiende eeuw, Haarlem 19862, die mij in deze netelige kwestie adviseerde, overigens met meer skepsis over een bereikbaar resultaat dan Ovink.
eindnoot29
Op een Hollandse druk wijst bijvoorbeeld de jaartalaanduiding MDCCLXXXVIII. op het titelblad, de drukkerssignatuur ‘half plus one’ en de bladwachters (custodes) per pagina. Bij gebrek aan voldoende voorwerk is één controlepunt - dat van de preliminary signatures - niet toepasbaar.
eindnoot30
Men vergelijke het hoge brede voorhoofd en de sterk sprekende ogen uit de portretgravure van Paape door M. Sallieth, gedateerd 1788 = Frederik Muller, Beschrijvende catalogus van 7000 portretten van Nederlanders, Amsterdam 1853, nr. 4053. Voorts de portretgravure door T. Wijsman in het Republikeinsch speelreisje van Vrankryk naar Holland, 's-Hertogenbosch en Amsterdam 1795, 2 dln.
eindnoot31
Reize door het Land der Vrijwillige Slaaven, 1790, p. 124. Natuurlijk bleken deze namen niet in GA Den Haag aanwijsbaar, al moet gezegd dat er voor de Israëlitische gemeente uit dat jaar aldaar geen geboorteregister aanwezig is. Schasz suggereert hier van Joodse huize te zijn, naar de namen te oordelen.
eindnoot32
Zie William F. Bottiglia, Voltaire's Candide: Analyse of a Classic, Genève 19642 (Studies on Voltaire and the Eighteenth Century, vol. VII A), speciaal p. 244-247. Voor Sterne is de literatuur onafzienbaar. Ik noem slechts F. Behrmann, Laurence Sterne und sein Einfluss auf die englische Prosa des achtzehnten Jahrhunderts, Zürich 1936; P. Michielsen, Laurence Sterne und der deutsche Roman des achtzehnten Jahrhunderts, Göttingen 1962; J.M. Stedmond, The Comic Art of Laurence Sterne: Convention and Innovation in ‘Tristram Shandy’ and ‘A Sentimental Journey’, Toronto 1967.
eindnoot33
Zie noot 24. Knuttel noemt geen auteur.
eindnoot34
Zie noot 22. Een Paape-bibliografie vormt een eerste rangs-desideratum voor de kennis van ons achttiende-eeuwse literaire proza.
eindnoot35
Bijvoorbeeld Atlas van Stolk, Katalogus VI, Amsterdam 1902, nr. 4887 (uit 1787). Cf. ook de spotprent op de entrée van het Trojaanse Paard in P. van Woensel's De Lantaarn 1800, met A.A.P.-vaandel en aapje op platform. Rijksmuseum Paleis Het Loo bezit een kostelijke gravure uit 1788(?), voorstellend een aantal Patriotten-apen, die een rondedans maken.
eindnoot36
Peet Theeuwen, een van de deelnemers aan het werkcollege, vond in de Archives Nationales te Parijs onder inv. nr. F15 3503 dergelijke betaallijsten met nommer voor elke bedeelde. Deze lijsten lopen over de jaren 1789-1792. Utrechtenaren zijn goed vertegenwoordigd. Overigens begonnen de uitbetalingen al eind januari 1788 en betroffen in september van dat jaar ca. 2500 personen. Zie o.a. J.A. Sillem. Het leven van Mr. Johan Valckenaer (1759-1821) I, Amsterdam 1876, p. 89 en bijlage I; R. van Gelder, Patriotten in ballingschap. Nederlandse politieke vluchtelingen in Noord Frankrijk (1787-1795), Amsterdam 1976, p. 19-20. Het totale aantal Nederlandse vluchtelingen lag beduidend hoger. Een Franse bron meldde voor de periode tot april 1788 al hel cijfer 42.593! Zie A. Doedens, ‘Een Noordnederlandse exodus nader beschouwd: de uitwijkelingen van 1787 en hun rol tijdens de Brabantse Revolutie’, in: Documentatieblad Werkgroep 18e Eeuw, nr. 33 (okt. 1976), p. 6-40. Mogelijk doelt de auteur van de Reize door het Aapenland met zijn extreem hoge nummers op het groot getal steuntrekkende Patriotten.
eindnoot37
Pieter Philip Juriaan Quint Ondaatje (Colombo 18 juni 1758-Batavia 18 april 1818) was met zijn vijfentwintigste jaar al doctor in de wijsbegeerte en vrije kunsten; werd vaandrig van de Patriottische compagnie De Zwarte Knechten in Utrecht; voornaamste actievoerder onder de studenten; bevriend met Jacobus Bellamy, wiens appartement hij deelde; heftig temperament. Een mogelijk bezwaar tegen de onderstelling dat aap Vijf een allusie is op Ondaatje zit in het feit dat deze Patriotten-leider pas in 1794 officieel de geslachtsnaam Quint van zijn moeder aannam. Zie over hem: Memorials and Times of P.Ph.J.Q. Ondaatje, by Mrs. G.M. Davies, uitgegeven door G.W. Vreede, Utrecht 1870 (Werken Historisch Genootschap, Nieuwe Serie, nr. 13); J. Aleida Nijland, Leven en werken van Jacobus Bellamy (1757-1786), Leiden 1917, 2 dln., passim maar vooral aantekening 59.
eindnoot38
Zie over hem het in noot 26 genoemde boek van mevrouw Kroes-Ligtenberg. Fijnje verschijnt hierin als vriend en beschermer van Paape tijdens hun Delftse jaren.
eindnoot39
Het Land der Willekeurigen, of de Verdeedigers van Abimelech. (De Reize door het Aapenland ophelderende.), 1789, p. (III).
eindnoot40
De tweede druk is getiteld: De Hollandsche Vaderlander, of geschiedenis van den ouden en jongen Cornelis, Delft 1794.
eindnoot41
Privé-collectie Nijmegen; zoals de meeste van de hier genoemde romans niet in M. Buisman's Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815, Amsterdam (1960). K.B. Den Haag bezit onder sign. 1122 F 19 een nieuwe uitgave met ander voorwerk: Geschiedenis der Aapen en Keeshonden voor, in en na den Jaare 1787. 1790.
eindnoot42
Drs. Adèle Nieuweboer gaf mij inzage van haar doctorale scriptie (Instituut voor Neerlandistiek, UvA, december 1981): Vrolijke Reis van een Engelschman door Holland (1796). Gerrit Paape als vertaler in het licht van de contemporaine praktijk. Zij bereidt thans een proefschrift voor over Paape's vertaalwerk. Mevrouw Nieuweboer stelde vast dat Paape de bewerker was van deze Vrolijke Reis, waarvoor hij echter niet als ‘Vorlage’ volgde (Andrew Becket), A trip to Holland, London 1786, maar de Duitse vertaling daarvan Launige Reise durch Holland. In Yoricks Manier. Zittau und Leipzig 1795. Op de Schasz-passsage werd al de aandacht gevestigd door F.L.W.M. Buisman-De Savorin Lohman, Laurence Sterne en de Nederlandse schrijvers van c. 1780-c. 1840, Wageningen 1939, p. 70, die daarbij uitging van de identiteit met Pieter 't Hoen. Ook kende zij niet de Duitse bron van Paape.
eindnoot43
Vrolijke Reis van een Engelschman, door Holland. Vrij, naar het Engelsch, gevolgd. In Den Hage 1796, p. 114-115.
eindnoot44
Vrolijke Reis van een Engelschman, p. 117-118.
eindnoot45
Vrolijke Reis van een Engelschman, p. 118.
eindnoot46
Hiervan ken ik slechts twee exemplaren: UBA 2507 E 6 en UB Nijmegen BS 1348 (dit laatste exemplaar is de ondergang nabij). Schasz hekelt hier de gebeurtenissen in Frankrijk onder Robespierre. De Nieuwe Patriottische Werken verscheen, als gezegd, bij De Leeuw en Krap te Dordrecht. Maar dezelfde uitgevers gaven ook uit van Gerrit Paape: De Hollandsche Wijsgeer in Vrankrijk en De Zegepraal der Menschlievendheid (beide 1790) en in 1792 zijn Onderwijs in het silhouëtteeren en Peter Paars (naar L. Holberg).
eindnoot47
Reize door het Wonderland, en eenige andere vreemde landen gedaan door Dirk Denker, Amsterdam 1780, 2 dln., is in hoofdzaak een satire op de Engelsen en sluit in zoverre aan bij Schasz' Utrechtse toneelspelen. Een ander aanvalspunt vormt het literaire bedrijf, welke kritiek overigens geheel gelocaliseerd wordt in het Waterland (Nederland). Het boek lijkt niet erg op de Reize door het Aapenland en overige Schasz-romans: er is geen hoofdstukindeling en de satire blijft van begin tot eind allegorisch-cerebraal. De Sterniaanse grimas ontbreekt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Reize door het Aapenland (onder pseudoniem J.A. Schasz)


auteurs

  • P.J. Buijnsters

  • over Gerrit Paape