Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118 (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.45 MB)

Scans (30.99 MB)

XML (1.31 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118

(2002)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 151]
[p. 151]

Jos Houtsma
Het lied van de boerman

Abstract - In his comedy Boere-Klucht (1612) Samuel Coster introduces a ‘Lietge’ that has been identified as a parallell text of the well-known Antwerps Liedboek 35 ‘Een boerman hadde eenen dommen sin’. This article examines these texts, together with three other (17th century Dutch) parallel texts. It is argued that there is evidence of at least three lines along which the song of the boerman has been transmitted in sixteenth- and seventeenth-century songbooks.

1. Inleiding

Men zou kunnen zeggen dat de geschiedenis van de ‘boerman’ die op listige manier paard en wagen waarmee hij zo-even de gunsten van de kasteelvrouw heeft gekocht weer aan haar echtgenoot weet te ontfutselen in de officiële Nederlandse letterkunde terecht is gekomen in 1612, toen bij d'Eglantier de Boere-Klucht zijn première beleefde, het toneelspel dat Samuel Coster op dit gegeven baseerde.Ga naar eind1 Het stuk, een vermakelijk maar wijdlopig blijspel, eindigt ermee dat een rederijker wordt uitgenodigd de vertoonde gebeurtenissen te vereeuwigen in een lied.Ga naar eind2 Het lied zoals het vervolgens wordt gezongen door een groepje Vasterlavonts Sanghers bestaat uit 10 strofen van vijf versregels met veel onzuivere rijmen, maar waarin het rijmschema aabcb te herkennen valt - een in het volkslied veel voorkomende strofevorm,Ga naar eind3 ook wel bekend als de Lindenschmidstrofe of Morolfstrofe.

Het lied van de boerman was geen vrucht van de pen van de latere stichter van de Nederduytsche Academie. R.W. Brednich, die er in 1968 aandacht aan besteed heeft,Ga naar eind4 kent niet minder dan 20 parallelversies, met een spreiding in de tijd van circa 1470 tot de twintigste eeuw. Van de parallelteksten die Brednich noemt zijn er vijf Duits, één Nederduits en veertien Nederlands.Ga naar eind5

Ik vergelijk in dit artikel Costers tekst van het lied van de boerman met de vier oudst bekende Nederlandse parallelteksten. In paragraaf 2 probeer ik de plaats te bepalen van het lied ten opzichte van de tekst die we kennen uit het Antwerpse Schoon Liedekens-Boeck van 1544, het fameuze Antwerps Liedboek)Ga naar eind6 en die uit de bundel Amoreuse Liedekens, die verscheen in Amsterdam, waarschijnlijk rond dezelfde tijd dat Costers stuk in première ging.Ga naar eind7 In paragraaf 3 betrek ik in de vergelijking twee latere zeventiende-eeuwse parallelteksten, namelijk die uit het Haerlems Oudt Liedt-BoeckGa naar eind8 en de tekst die in de jaren dertig van de vorige eeuw door W. Heiske is afgeschreven uit 't Dubbelt verbetert / Amsterdamse Liedboec.Ga naar eind9

2. Antwerps Liedboek en Amoreuse Liedekens

In een artikel dat in 1999 is verschenen in TNTL heb ik aandacht besteed aan de verwantschap tussen de bundel Amoreuse Liedekens (AmL) en het Antwerps Liedboek (AL)

[pagina 152]
[p. 152]

van 1544.Ga naar eind10 In Amoreuse Liedekens vindt men in totaal 42 liedteksten waarvan ons een paralleltekst bekend is uit het meer dan een halve eeuw oudere Schoon Liedekens-Boeck. Dertig van deze liederen zijn ons alleen uit AL en AmL bekend; van twaalf teksten zijn ook parallelteksten bekend in andere bronnen. In mijn artikel ben ik, via bestudering van overeenkomsten en verschillen in de 30 liedteksten die we alleen in Antwerps Liedboek en Amoreuse Liedekens aantreffen, tot de conclusie gekomen dat Amoreuse Liedekens is samengesteld met gebruikmaking van een bron die weliswaar nauw verwant was aan het Antwerps Liedboek, maar die op een aantal plaatsen betere lezingen bevatte: een ‘AL-bron’, waarvan men zou kunnen vermoeden dat hij samenvalt met een van de eerdere drukken van het liedboek.Ga naar eind11

Als men de versies vergelijkt van het lied van de boerman zoals die bekend zijn uit Antwerps Liedboek, Amoreuse Liedekens en de Boere-Klucht, dan valt onmiddellijk op dat zij, net als de AL- en de AmL-liederen die ik eerder bestudeerd heb, nauw verwant zijn met elkaar. Maar er zijn ook interessante verschillen. In het overzicht op blz. 74 en 75 is in een linkerkolom de tekst van het Antwerps Liedboek, afgedrukt, met gecursiveerd de belangrijkste verschillenGa naar eind12 ten opzichte van de beide jongere teksten; daarnaast geef ik in twee kolommen de varianten van de Boere-Klucht en de Amoreuse Liedekens.

 

Het is duidelijk dat de tekst van AmL door de bank genomen wat dichter bij de AL-tekst ligt dan die van Coster: in AmL heb ik op 16 plaatsen grotere of kleinere afwijkingen van AL gesignaleerd; in de Coster-tekst noteerde ik er in totaal 27. De afwijkingen zijn van dien aard dat ze de indruk wekken dat Aml en Coster niet uit precies dezelfde traditie stammen. Er is een reeks plaatsen waar of AmL of Coster van de AL-tekst afwijken. Meestal gaat het om kleinigheden. In AmL 1:5 is het onbepaald lidwoord gebruikt tegenover het bepaalde lidwoord in AL en in Coster; in AmL 4:3 ontbreekt een woordje hi dat zowel in AL als in Coster wel verschijnt. In AmL 6:2 staat voeder voor voederken; in AmL 7:5 is haer toegevoegd, in AmL 9:5 is hont ongetwijfeld een drukfout. De tekst uit de Boere-Klucht vertoont minieme afwijkingen ten opzichte van de beide andere teksten in 2:1; 2:5; 3:3; 3:4; 3:5, 4:2; 6:1; 6:3; 6:4; 7:1; 8:2; 9:1,3; in Coster strofe 1:3,4 zijn weye en hoy kennelijk een vergissing: het is juist een sleutelgegeven dat de boer hout naar het kasteel brengt; ook Coster 7:5 is curieus: anders dan in AL en AmL wil deze lezing blijkbaar dat de boer aandringt op betaling: Verwerft mijn u vrou haer gulde. Het markantste verschil tussen Coster en de beide andere teksten is natuurlijk het voorkomen bij de eerstgenoemde van een tiende strofe, een epiloogstrofe, die een authentieke indruk maakt.Ga naar eind13

Naast de plaatsen waar Coster en AmL onderling verschillen, is er ook een aantal plaatsen waar Coster en AmL gezamenlijk een wat andere lezing hebben dan het Antwerps liedboek. Soms zijn de verschillen onbeduidend, zoals in 1:2 (AL: Daer op so schafte t.o.v. Coster en AmL: Daer op schafte) In 1: 5 (AL: mey t.o.v. Coster en AmL: meye), valt op dat de lezing van de jongere bronnen beter in het vers past. Hetzelfde geldt voor 8:3: hier is het verschil met AL alleen een kwestie van woordvolgorde (AL: Schaemt ghi v der sonden niet t.o.v. Coster: Schaemt ghy u niet de sonde en AmL: Schaemt ghy u niet der sonden). In 6:5 (AL Als si bi viere comen t.o.v. Coster: Alst by de vier can koomen en AmL: Als het by 'tuyer kan komen) en in 9:4 (AL: Och coemt ooc weder t.o.v. Coster: En komt soo weder en AmL: En komt doch weder) betreft het opnieuw maar kleine verschillen; maar de overeenkomsten in de lezingen van AmL en Coster doen vermoeden

[pagina 153]
[p. 153]

dat beide liederen, ondanks een blijkbaar wat verschillende overlevering, in laatste instantie beide teruggaan op een bron die enigszins verschilt van het Antwerps Liedboek.

De opvallendste verschillen tussen de drie teksten zitten natuurlijk in strofe 5. In de beide eerste regels doet het versritme vermoeden dat Coster en AmL zich dichter bij een gemeenschappelijke bron bevinden dan het Antwerps Liedboek. Het zuivere rijm van de AmL-lezing certeen ziet er evenwel enigszins verdacht uit, zeker in combinatie met het hypercorrecte rijm reen in 5:4. In 5:3 en 5:4 stemmen Antwerps Liedboek en Coster overeen tegenover AmL. In 5:5 daarentegen staan AmL en AL wat dichter bij elkaar (AL: die waerheyt suldi mi saghen; AmL: En wil de waerheyt mijn saghen; t.o.v. Coster: De waerheyt wilt mijn gewaghen). De indruk die ontstaat, is dat een van de redacteurs in de AmL-overlevering om een of andere reden een halfslachtige poging heeft gedaan om de tekst van 5:2,3,4 zoals hij die in zijn bron aantrof te verbeteren.

 

Bij wijze van tussenbalans zou ik willen vaststellen dat uit de vergelijking van de parallelversies van het lied van de boerman in de Boere-Klucht, Amoreuse Liedekens en Antwerps Liedboek blijkt dat we hier te maken hebben met drie nauw verwante, maar toch te onderscheiden teksttradities. Ondanks de merkwaardige verhaspeling van strofe 5 is er m.i. geen aanleiding om te veronderstellen dat de tekst die we kennen uit de Amoreuse Liedekens niet teruggaat op dezelfde AL-bron als de AL-parallellen die ik in 1999 bestudeerd heb. Bij de tekst van Coster is de situatie wat ingewikkelder. Er is blijkbaar in de overlevering wat slordiger mee omgesprongen dat met de AmL-versie. Desondanks is zichtbaar dat hij op een aantal plaatsen dichter bij de AmL-tekst ligt dan bij die van het Antwerps Liedboek zelf. Dit maakt het aannemelijk dat hij, net als de tekst van de Amoreuse Liedekens, teruggaat op een eerdere editie van het Schoon Liedekens-Boeck dan die van 1544. De bron van Coster moet evenwel enigszins van die van de samensteller van AmL verschild hebben: niet alleen bevat hij een aantal lezingen die dichter bij AL lijken te liggen dan die van Amoreuse Liedekens; ook bevatte hij blijkbaar niet de merkwaardige corruptie van strofe 5; en tenslotte is daar de fraaie epiloogstrofe waarvan men kan zich niet goed voorstellen dat de AmL-uitgever die, als hij hem ook in zijn bron had aangetroffen, zou hebben laten vervallen.

3. Haerlems Oudt Liedt-Boeck en Oudt Amsterdams Liedt-Boeck

De teksten van het lied van de boerman die wij kennen uit het Haerlems Oudt Liedt-Boeck (HOL) en Oudt Amsterdams Liedt-Boeck (OAL) zijn terug te voeren tot rond 1640.Ga naar eind14 Anders dan men misschien zou verwachten, lijken beide teksten los te staan van die in Costers Boere-Klucht. De teksttraditie waarin ze thuishoren is onmiskenbaar die van de Amoreuse Liedekens. Ik wil dit laten zien op dezelfde manier als hierboven, met dien verstande dat ik ditmaal op blz. 77 en 78 de AmL-tekst afdruk met de belangrijkste verschillen ten opzichte van respectievelijk HOL en OAL, en dat ik in de AmL-tekst niet de verschillen ten opzichte van de andere teksten cursiveer, maar die ten opzichte van Costers Boere-Klucht.

 

Hoewel er een paar plaatsen zijn waar HOL en/of OAL overeenkomen met Coster, lijkt het evident dat de beide eerstgenoemde teksten loten zijn van dezelfde stam als

[pagina 154]
[p. 154]

AL 35 AmL Coster
1. Een boerman hadde eenen dommen sin.    
daer op so schafte hi zijn ghewin Daer op schafte Daer op schafte
Het voer een boerman wt meyen   uyt weye,
Hi brocht sinen heere een voeder houts   hoy,
Sijnder vrouwen den coelen mey een koele Meye. meye.
     
2. Die boer al op den houe tradt   De boerman op
die vrouwe op hoogher tinnen lach    
Si lach op hoogher salen    
Mocht ick een corte wijle bi v zijn    
Jck gaue daer om mijn ros mijn wagen   Ick gaf u
     
3. Die vrouw die reden so haest vernam    
Si liet den boerman comen an    
So heymelijc al stille   en stille
Al in een duyster camerken   In een kleyn
Daer deden si twee haren wille   haer wille.
     
4. Doen hi zijn willeken hadde ghedaen    
die boer moste vander tinne gaen   van de kamer
Ende hi bestont te claghen Ende bestont  
Jc segghe v dat het deen is ghelijc dander dat d'een is ghelijck d'ander dat het een als het ander is
Mi rout mijn ros mijn waghen    
     
5. Die heere quam wter iaechte ghereden gereen van der jacht gereen
Hi hoorde den boerman seere claghen klaghen certeen klaghen seer
Hi hoorde den boerman claghen    
Ghi segt dat het een is als dander is Ghy seght dat het een is als het ander/ Ghy seght dat het een als het ander is,
die waerheyt suldy mi saghen Hy sprack Boer-man seght my de reen De waerheyt wilt mijn ghewaghen
  En wilt de waerheyt mijn saghen.  

[pagina 155]
[p. 155]

AL 35 AmL Coster
6. Die boer had schier een loeghen bedacht   haest.
Jck hadde een voederken houts gebracht voeder  
Ende daer was een crom hout onder   Daer was
Jck seg v dat het deen als dander brant dattet een als d'ander het krom alst rechte
Als si bi viere comen Als het by 'tvyer kan komen Alst by de vier can koomen.
     
7. Hierom was v vrou so gram   op mijn soo gram
dat si mijn ros mijn waghen nam    
Om sulcken cleynen schulde    
Jc bidde v lieue heere mijn    
Verwerft mijnder vrouwen hulde mijnder Vrouwen haer hulde mijn u vrou haer gulde.
     
8. Die here ginc voor zijnder vrouwen staen    
Wat heeft desen armen boer misdaen   u den schamelen boer gedaen
Schaemt ghi v der sonden niet niet der sonden/ niet de sonde,
Gheeft hem zijn ros zijn waghen weder    
Laet hem varen tot sinen kinder    
     
9. Vaert henen vaert henen goet boere mijn.   Rijt heene, rijt heene, goet boerman mijn
dat eerste sal v vergheuen zijn    
Vaert henen dijnre straten   Rijt heene
Och coemt ooc weder als ghi moecht En komt doch En komt soo
Brengt ons dat crom hout vake hont  
     
    10. Den boerman over de heyde reedt,
    Hy hief op en sanck een liedt,
    Hy sanck met luyder keele,
    Ick heb mijn krom houdt wel verkoft,
    En al tot myne wille.

[pagina 156]
[p. 156]

die waaraan AmL is ontsproten.Ga naar eind15 Dat HOL of OAL dichter bij de AL-bron zouden staan, of zelfs dat AmL gebaseerd zou zijn op een eerdere versie van een van beide liederen, kan worden uitgesloten op basis van varianten als 5:5, 7:1, 7:5, 8:4, 8:5 en 9:1. Vergelijking van de lezingen van HOL en OAL leert dat HOL nog iets dichter bij AmL ligt dan de andere tekst (zie 2:1, 2:5, 3:5, 4:3, 4:5, 6:1). Het is aannemelijk dat zich ergens tussen AmL enerzijds en HOL en OAL anderzijds nog een verloren gegaan tussenstadium moet hebben bevonden. Of deze bron een rechtstreekse nakomeling was van AmL, is op basis van de beschikbare gegevens niet vast te stellen. Een aanwijzing dat HOL en OAL misschien teruggaan op een tekst die wat beter van kwaliteit was dan die van de Amoreuse Liedekens is misschien de behandeling van de sleutelregels 4:4, 5:3, 6:4. In alle tot dusver besproken teksten ontstaat op deze plaats enige frictie door het de/het-probleem dat zit opgesloten in de woordspeling: ‘de ene vrouw is net zo als de ander’ en ‘het ene stuk hout is net zo als het andere’. De oplossing van de latere liedboeken lijkt bevredigender dan die van AmL. Het is misschien de moeite waard op te merken dat 4:4 en 5:3 horen tot de weinige plaatsen waar een verbinding te leggen is met de tekst van Coster: daar wordt in 4:4 en 5:4 dezelfde oplossing gekozen als in de beide latere teksten. Maar of dat berust op toeval of op een overeenkomstige lezing in de bronnen is niet te bepalen.

4. Conclusies

Een rederijker die een liedje dicht Van een pots, die daer ghebuert is van een Joffer en een Boer: Men zou kunnen zeggen dat Costers blijspel de dramatisering is van het ontstaan van een lied. In dit artikel heb ik laten zien wat bestudering van de tekst van het lied en van andere bewaarde versies ervan ons kan leren over de werkelijke geschiedenis. Uit vergelijking van Costers tekst van het lied van de boerman met vier parallelteksten is gebleken dat Costers versie een bron heeft gehad die heel goed zou kunnen teruggaan op een van de niet bewaard gebleven eerdere edities van het Antwerpse Schoon Liedekens-Boeck van 1544. Opmerkelijk is dat van deze traditie, ondanks de introductie in wat men de officiële Nederlandse literatuur zou kunnen noemen, verder in de oudere bronnen geen sporen zijn terug te vinden. Anders ligt dat met het lied van de boerman in de bundel Amoreuse Liedekens. De AmL-tekst hoort, net als die van Coster, tot een traditie die teruggaat tot een van de eerdere edities van het Antwerps Liedboek, maar de overlevering van deze versie heeft, naar het zich laat aanzien, via een enigszins andere weg plaatsgevonden. Van deze teksttraditie zijn in de oudere Nederlandse bronnen wel degelijk ook andere vertegenwoordigers aan te wijzen. Uit vergelijking van de AmL-tekst met de teksten uit het Haerlems Oudt Liedt-Boeck en het Oudt Amsterdams Liedt-Boeck is gebleken dat de laatstgenoemde teksten naar alle waarschijnlijkheid zijn terug te voeren, hetzij tot Amoreuse Liedekens zelf, hetzij tot een bron die zich tekstueel in de onmiddellijke omgeving van dat liedboek bevond. Opmerkelijk is tenslotte dat de tekst van het Haarlemse liedboek gedateerd ca. 1640 wat dichter bij AmL lijkt te liggen dan die van het Oudt Amsterdams Liedt-Boeck van 1639: ergens tussen 1640 en het begin van de zeventiende eeuw moet zich nog een verloren gegaan tussenstadium bevonden hebben. Of dat

[pagina 157]
[p. 157]

AmL HOL OAL
Een out Liedeken. Van een loosen Boerman; stem: De velden stonden groen en blye Van een Boer-man. Stem: De velden stonden groen en, &c
1. EEn Boer-man had een domme sin /    
Daer op schafte hy zijn ghewin    
Het voer een boer uyt meyen /    
Hy brocht zijn Heer een Voeder Houts    
Sijnder vrouwen een koele Meye.    
     
2. Die boer al op de Hove tradt   Hoeve
Die vrouwe op hoogher Tinnen lach    
Sy lach op hoogher zale /    
Mocht ick een korte wijl by u zijn /    
Ick gave daerom mijn ros mijn waghen.   mijn Ros en Wagen.
     
3. Die vrouwe die reden soo haest vernam    
Sy liet den Boerman komen an    
So heymelijck al stille /    
Al in een duyster Kamerken    
Daer deden sy twee haren wille.   haer wille
     
4. Doe hy zijn willeken hadde ghedaen /    
Den Boer moest vander Tinnen gaen    
Ende bestont te klaghen /   En hy bestont
Ick segghe u dat d'een is ghelijck d'ander Jck segh dat 't een als 't ander is/ Jck segh dat 't een als t ander is
My rout mijn Ros mijn Waghen.   Mijn Hout/

[pagina 158]
[p. 158]

AmL HOL OAL
5. Mijn Heer quam uyter jacht gereen    
Hy hoorde den Boer-man klaghen certeen    
Ghy seght dat het een is als het ander /    
Hy sprack Boer-man seght my de reen Ghy seght 't een is als 't ander Ghy seght 't een is als 't ander
En wilt de waerheyt mijn saghen. Hoe ist hier met elkander Hoe ist hier met elkander
     
6. Die Boer had schier een leughen bedocht   haest
Ick had een voeder houts ghebrocht    
Ende daer was een krom hout onder /    
Ick segh u dattet een als d'ander brant Jck segh dat 't een als 't ander brandt Jck segh dat 't een als 't ander brandt
Als het by'tvyer kan komen.    
     
7. Hierom was u Vrou soo gram Hieromme Hieromme
dat sy mijn Ros mijn Waghen nam    
Om sulcken kleynen schulde /    
Ick bid u lieve Heere mijn /    
Verwerft mijnder Vrouwen haer hulde.   mijner
     
8. De Heer ginc voor zijnder Vrouwen staen zyn Vrouwe sijn Vrouwe
Wat heeft desen armen Boer misdaen heeft u heeft u
Schaemt ghi u niet der sonden    
Geeft hem zijn Ros zijn Waghen weder weer weer
Laet hem varen tot zijne Kinderen. in korte stonden. in korte stonden.
     
9. Vaert heenen/vaert heenen goet Boere mijn Vaert heen Vaer heen
Dat eerste sal u vergheven zijn    
Vaert heenen dijner straten /    
En komt doch weder als ghy meucht    
Brenght ons dat crom-hont vaken. krom-hout Crom-hout

[pagina 159]
[p. 159]

een eerdere druk van het Haerlems Oudt Lied-Boeck is geweest of een onbekende andere bron waarop beide latere teksten zich gebaseerd hebben, is op grond van het beschikbare materiaal niet vast te stellen.

Naast de specifieke conclusies die uit de bestudering van de parallelteksten van het lied van de boerman zijn te trekken, is er, denk ik, ook aanleiding voor een wat algemener observatie. Het soort liederen dat ik in dit artikel, en in mijn artikel in TNTL 115 heb bestudeerd, wordt over het algemeen aangeduid als ‘volksliederen’. De term roept het beeld op van liedteksten van buiten het gebruikelijke literaire domein, onderhevig aan een proces van voortdurende verandering doordat ze mondeling worden overgeleverd door gebruikers die ze onbekommerd behandelen als geestelijk eigendom, en variëren, weglaten en toevoegen al naar het hun uitkomt. W.P. Gerritsen heeft nog niet zo lang geleden, in een fraaie studie over de bekende ballade Ic stont op hoogen bergenGa naar eind16 laten zien wat het moderne volksliedonderzoek en de cognitieve psychologie ons over dit proces van mondelinge overlevering kunnen leren. Ik heb er evenwel behoefte aan te benadrukken dat teksten die wij geneigd zijn aan te duiden als volksliederen niet uitsluitend van zanger op zanger zijn overgeleverd. Voor een lied als dat van de boerman, maar ook voor de andere parallelteksten bij het Antwerps Liedboek die ik in mijn eerdere artikel over de Amoreuse Liedekens heb bestudeerd, geldt misschien dat ze typische kenmerken vertonen van volksliederen; het is ook goed mogelijk dat ze een deel van hun geschiedenis in een proces van mondelinge overlevering betrokken zijn geweest; maar in het deel van hun geschiedenis dat ik onder de loep heb gehad, zijn ze naar het zich laat aanzien behandeld als normale cultuurgoederen die via een normaal proces van schriftelijke overlevering in allerlei bronnen verschijnen. Het lijkt me aan te bevelen om het onderzoek van zestiende- en zeventiende-eeuwse liedboeken ook onder deze invalshoek energiek voort te zetten, want er is hier denk ik nog een boel inzicht te vergaren.

 

Adres van de auteur: Hazeweide 20, NL-3437 TW, Nieuwegein

eind1
Boere-Klucht, van Teeuwis de Boer, en men Juffer van Grevelinckhuysen. De oudste bekende druk van het blijspel dateert van 1627. Ik heb de tekst gebruikt uit de uitgave van R.A. Kollewijn, Samuel Coster's Werken, Haarlem 1883.
eind2
Je moet me terstont gaen maken een Lietge / Van een pots, die daer ghebuert is van een Joffer en een Boer. In het vervolg duid ik het lied van de rederijker aan als ‘het lied van de boerman’, of, ter onderscheiding van de nog aan te voeren parallelteksten, als Coster.
eind3
In het Antwerps Liedboek (zie hieronder) komt het regelmatig voor, onder andere in 13, 20, 84, 90, 92.
eind4
R.W. Brednich: ‘Schwänke in Liedform’, in: Gedenkschrift für Oberstudienrat i.r. Dr. Phil. Paul Alpers, Hildesheim 1968, p. 69 e.v. Brednich meent dat de oorspronkelijke versie van het lied Hoogduits moet zijn geweest, maar het bewijsmateriaal dat hij aanvoert voor deze veronderstelling is nogal dun, en lijkt niet altijd steekhoudend; er zou nog eens nauwkeurig naar deze kwestie gekeken moeten worden. Zie voor bewijsmateriaal van een Hoogduitse herkomst ook het commentaar bij het lied van de boerman in Het Antwerps Liedboek, 87 melodieën op teksten uit ‘Een Schoon Liedekens-Boeck’ van 1544. Uitgeg. door K. Vellekoop en H. Wagenaar Nolthenius, m.m.v. W.P. Gerritsen en AC. Hemmes Hoogstadt. Amsterdam 1975. 2 Dln., dl. II, p. 151 e.v.
eind5
Zie ook H. Joldersma: ‘Het Antwerps liedboek’: a critical edition. Michigan, 1982 (UMI Dissertation Information Service), II, p. 71. Joldersma voert nog twee andere parallelteksten aan.
eind6
Een schoon liedekens. Boeck inden welcken ghy in vinden sult. Veelderhande liedekens. Oude ende nyeuwe Om droefheyt ende melancolie te verdrijuen [...] Antwerpen, 1544. Ik heb de tekst bestudeerd in de uitgave van Hoffmann von Fallersleben, Antwerpener Liederbuch vom Jahre 1544. Nach dem einzigen noch vorhandenen Exemplare hrsg. von Hoffmann von Fallersleben. Hannover, 1855. Horae Belgicae XI. Ik citeer naar deze uitgave, en duid het Liedboek voortaan aan als Antwerps Liedboek, of Schoon Liedekens-Boeck; in afkorting AL.
eind7
Ik heb de tekst bestudeerd in: Amoreuse Liedekens, ingeleid en toegelicht door J. Klatter. Amsterdam/Alphen a.d Rijn, z.j. (1984). Ik duid in dit artikel Amoreuse Liedekens aan met de afkorting AmL.
eind8
Haerlems Oudt Liedt-Boeck, Haarlem, ca. 1640. Ik heb de tekst bestudeerd van fotokopieën van het exemplaar dat bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, onder nr. 1.C.28. In afkorting duid ik het liedboek aan als HOL. Het lied van de boerman is te vinden op de pagina's 46 en 47.
eind9
't Dubbelt verbetert / Amsterdamse Liedboeck, waer in begrepen / zijn veelderley oude Liedekens. Het liedboekje zelf is circa 1639 in druk verschenen. Er in waren bijeengebracht twee andere liedboekjes, het Oudt Amsterdams Liedt-Boeck en het Nieu Amsterdams Liedboek. Heiske heeft uit het eerstgenoemde boekje de verhalende liederen afgeschreven. Het Dubbelt verbetert Liedboeck - vroeger in de Preussische Staatsbibliothek in Berlijn onder nr. Zf7788R. - is sindsdien verloren gegaan. Ik verwijs naar de bron van de tekst, zoals ook elders in de literatuur gebeurt, met de aanduiding Oudt Amsterdams Liedt-Boeck, in afkorting OAL. Het Oudt Amsterdams Liedt-Boeck is wel gedateerd rond 1590, dit op grond van het feit dat er een Nieu Amsterdams Liedboeck bekend is uit 1591. Deze redenering heeft echter geen bewijskracht, daar niet is vast te stellen of het liedboek van 1591 inderdaad hetzelfde is dat met OAL in het Dubbelt verbetert Liedboeck was gecombineerd.

eind10
Jos Houtsma: ‘De bundel Amoreuse Liedekens en zijn relatie met het Antwerps Liedboek van 1544’, in: TNTL 115(1999), p. 236-249.
eind11
Er is wel verondersteld dat aan de ons bekende druk tenminste een oorspronkelijke druk en één of twee vermeerderde herdrukken verborgen gaan. Zie: Het Antwerps Liedboek, 87 melodieën op teksten uit ‘Een Schoon Liedekens-Boeck’ van 1544 (n. 4), dl. II, p. X e.v. Als het daarbij evenwel, zoals aannemelijk is, om herdrukken van hetzelfde zetsel ging, zou onze ‘AL-bron’ nog verder teruggeplaatst moeten worden.
eind12
Verwaarloosd zijn kleine verschillen in hoofdlettergebruik, in interpunctie en in orthografische en grammaticale gewoonten.
eind13
De strofe past zowel qua vorm als qua toon goed bij de rest van het lied. In de tekst herkent men formules uit de sfeer van de volksballades (Den boerman over de heyde reedt) en het dagelied (Hy hief op en sanck een liedt). In de Duitse teksten die Brednich noemt (zie hierboven noot 4), komt de strofe blijkbaar niet voor. Wel lijkt er een echo hoorbaar in een curieuze Duitse bewerking van een (blijkbaar verloren gegaan) ‘vliegend blaadje’, in O.L.B. Wolff: Halle der Völker [...], Frankfurt am Main 1837, p 164, 165. Brednich rekent deze tekst tot de zeventiende-eeuwse bronnen. De tekst lijkt echter verdacht veel op een versie die Bax in de twintigste eeuw optekende in Wognum (D. Bax: ‘Uit de geschiedenis van het volkslied: een boerman hadde een dommen sin’, in Volkskunde 40 (1936), p. 21).

eind14
Vgl. noot 9 en 10.
eind15
Doorslaggevend lijken wel de behandeling van strofe 5 en het ontbreken van de epiloogstrofe. Maar zoals uit de cursiveringen in de AmL-tekst blijkt, zijn er veel meer plaatsen waar AmL, HOL en OAL van de Costertekst afwijken. Ik ben geneigd te denken dat de overreenkomsten met Coster in HOL/OAL 4:4 en 5:3; OAL 3:5, OAL 4:3 en OAL 6:1 op toeval berusten. Zie voor de overeenkomsten in de vierde en vijfde strofe het vervolg van de tekst van het artikel.

eind16
W.P. Gerritsen: ‘Jan en Jenneken en de mondelinge overlevering van balladen’, in: Frank Willaert e.a.: Een zoet akkoord, Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam 1992, p. 287-302.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Boere-klucht van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen


auteurs

  • Jos Houtsma

  • over Samuel Coster