Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 5 (1848)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 5
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.97 MB)

Scans (1170.54 MB)

ebook (6.67 MB)

XML (3.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 5

(1848)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Is vrijheid van onderwijs wenschelijk en weldadig voor de roomsch katholieken?
Open brief aan....

Amice! Ik zie nu eenmaal ongaarne dat menschen eene domheid begaan. Vooreerst spijt het mij, reeds om de domheid op zichzelve, die nooit te prijzen is, ten anderen, om de menschen, en vervolgens omdat dit mijne geliefkoosde stelling omverwerpt, dat niemand van gezonde zinnen dom behoeft te wezen in die dingen, waarvan hij iets weten wil; gelijk men dat in Jodenhoek en bij praatjes van den dag kan opmerken. Dáár spreiden menschen eene scherpzinnigheid ten toon, die bij hetgeen zij in andere opzigten ten aanzien van ontwikkeling, van wetenschap en vaardigheid van oordeel zijn, treurig en wonderbaar afsteekt.

[pagina 247]
[p. 247]

Doch ik hoor u, dunkt mij, reeds vragen, wie is er dan dom geweest? waarover hebt gij u boos gemaakt? - Ik wil u maar in één woord zeggen, dat het over het petitioneeren is om vrijheid van onderwijs, en dat wel vooral van de zijde der Roomsch Katholieken. Gij ziet, dat ik niet Roomsch Katholieke geestelijkheid schrijf; want die is er maar voor een klein gedeelte bij: een paar bisschoppen in partibus, een stuk of wat aartspriesters, op het oog af een honderd of meer pastoors; maar wat wil dit in verhouding tot de duizenden en tienduizenden zeggen? Het is in vergelijking te naauwernood zoo veel, als wanneer men van een' haring den kop afneemt. Ik wil niet hebben dat gij zegt, dat het beest zonder deze ook geene oogen en hersens heeft, dat die kop overal en altijd voorop gaat, dat het lijf zonder den kop een doode romp wordt. Ik verklaar dat alles voor chicanes, die niets ter zake doen. - Ik meen maar, dat ik deze mannen niet van domheid beschuldig, omdat zij welligt geldige redenen hebben voor hunne wijze van handelen. Maar die duizenden medeteekenaars wilde ik wijzer hebben.

Ik geloof, namelijk, dat hunne wijze van doen in dezen nadeelig voor de Katholieken zal wezen in hetgeen zij willen bevorderen, nadeelig voor hun maatschappelijk belang; ik zie daarin een' stap, die consequent doorgezet tot onmogelijk te vervullen eischen zal voeren.

Gaan eens de kinderen naar de Roomsche school, dan is daarmede menig punt van aanraking, dat in jeugdigen leeftijd vooral een middel van verbroedering, althans tot verdraagzaamheid kon worden, weggenomen; de lijnen van afscheiding worden scherper getrokken. Men loopt groot gevaar, dat de klove der verwijdering, die van lieverlede werd aangevuld, wijder en dieper zal worden. - Zoo als de zaken nu staan, zijn in de meeste gedeelten van ons vaderland burgerlijk aanzien, invloed, vermogen om voor anderen iets te doen, meerendeels aan de zijde der Protestanten. Wordt den Roomsch Katholiek op zijne school ligt meerdere onverdraagzaamheid ingeboezemd, al was dit maar enkel door zijne afzondering, dan kan dit niets anders ten gevolge hebben, dan dat men zich van hem afzondert en van zijne diensten minder bedient. Daardoor zal voor velen de weg tot vooruitkomen in de maatschappij bemoeijelijkt worden.

Nu mogt men meenen dat die geldelijke toestand welligt een beletsel zou worden voor de oprigting van bijzondere scholen; ik verwacht van deze zijde minder bezwaar voor de Katholieken. De toestand der Protestanten kon in dezen ligt meerdere bezorgdheid baren. - Voor het kerkelijke ontbreekt het den Roomschen zelden aan middelen, en ook aan dat hoofdmiddel niet. Sleept de vrijheid van onderwijs meerdere onttrekking áán den Staat, doch daarmede de onttrekking ván den staat áán die zaak na zich, dan zou daaronder veeleer menig Protestantsch onderwijzer en daarmede het onderwijs lijden. - De bezoldigingen voor de Katholieke onderwijzers zullen wel worden gevonden. Maar ik vraag waar halen zij de onderwijzers van daan? Het moeten (ten zij wij een cargasoentje Vlamingen over krijgen, of dat velen der aankomelingen in ons vaderland, welke men uit Katholieke landen uitdreef, onze barbaarsche taal nog leeren en genaturaliseerd ofschoon wel nooit genationaliseerd worden), Katholieken en Hollanders zijn. Die zijn er niet velen. En ook in België, dat wel geleerden heeft, vindt men te weinig burgerlijke beschaving en weten-

[pagina 248]
[p. 248]

schap, dan dat men op ruime bezendingen van geschikte voorwerpen kan rekenen. Dit bleek duidelijk, tijdens de vereeniging met onze Zuidelijke naburen, in dát ligchaam, dat voor allen opneming en bevordering aanbood, namelijk, in het leger. Bij het wapen dat minder wetenschappelijke opleiding eischte, de kavallerie, vond men in het cadre officieren vele Belgen. De infanterie, die meer studie en ontwikkeling des geestes vroeg, telde minder Belgen als officieren. De artillerie had, indien ons geheugen ons niet bedriegt, onder honderd en twintig officieren twaalf Belgen; terwijl men er bij de genie, die hoogere studiën vraagt, zeer enkelen aantrof. Wij willen aan de marine niet denken, dan voor zoo verre deze zeker door menig Hollander werd gekozen, die anders van artillerie of genie zijn vak had gemaakt, en de verhouding dáárdoor nog meer afstekend was geworden.

De Katholieken zullen dus voor'shands eenigermate gedwongen wezen om te nemen wat men kan krijgen - ouder en jonger, geschikter en minder geschikt. Het beste zullen de Vlamingen ook niet verzenden, de besten zullen zich van daar noode laten verzenden. Zoo moeten zij menig ongeschikt voorwerp opnemen, en zijn de arme Katholieken er jaren aan vast. Den Mechelaar kunnen de kinderen leeren op hun duimpje, vaderlandsche en algemeene geschiedenis zullen zij zóó leeren als men dat verlangt; maar in hetgeen tot eene goede, burgerlijke opleiding behoort zullen velen ten achteren blijven.

Maar nu nog iets, mijn vriend! - Wij hebben te doen met menschen, die den vinger vragen en de geheele hand nemen; - zullen zij later niet eene Katholieke Hoogeschool eischen, om vooral Roomsche doctoren en Roomsche advocaten te krijgen? Zullen zij niet eene Katholieke burgerlijke, en ook eene dito militaire academie willen hebben?

De eerste elementen doen wel veel af, maar stellen toch niet geheel gerust. Wat een professor in de Litteratuur al in het hoofd kan komen is immers duidelijk gebleken in het ‘Leesgezelschap te Diepenbeek.’ Zij zijn niet te vertrouwen.

Maar komt het zoo verre, dan weet ik er maar één middel op. Dit is, dat de regering hare onderdanen niet enkel telt, maar ook weegt, en dat wel waar het toch vooral om het financiëele gaat, ook in het financiëele. Dan wenschten wij wel, dat de directe belastingen, en bij approximatie volgens deze ook de indirecte belastingen, tot maatstaf werden genomen, en dat de minister van Financien eenen staat liet opmaken van hetgeen door Katholieken en Protestanten wordt opgebragt, en dat pro rato aan de eene en andere partij werd gegund voor de zaak van onderwijs enz. - Dan moge ieder zien, hoe ver hij komt!

Maar iets anders wensch ik vuriger. Dat het den zaaijers van onrust en tweedragt niet gelukke, om ons vroeger eendragtig en verdraagzaam volk te verontrusten, te verdeelen, en zoo doende te beheerschen. - Dat de wetgeving zóó worde ingerigt, dat de regering met eene krachtige hand elke aanmatiging, iedere regtsverkrachting kan te keer gaan. Ik wensch dat men, terwijl men over en voor godsdienst en vaderland ijvert, zijne duurste verpligtingen ten opzigte van godsdienst en vaderland niet vergete. - Weldenkende Katholieken en ook Protestanten kunnen in dit opzigt het meeste doen, ieder in zijne eigene omgeving en in zijn eigen kring, door zoo velen mogelijk te overtuigen, dat er wij bezigen woorden welke een Katho-

[pagina 249]
[p. 249]

liek vóór jaren schreef): ‘in ons land geene behoefte bestaat aan Loyolisten, die de jeugd onderwijzen in alles wat strekken kan om haar zevenhonderd jaar achteruit te zetten.’ - Men moet niet dom willen worden, het niet willen blijven. Er komen eens dagen waarin de mannen van den stilstand en achteruitgang voorwaarts worden gedrongen of gesleurd. En dát is harder dan mede te gaan. - De tijd wreekt elke zonde die men tegen hem begaat, hoe spader des te strenger Dat was Nederlands ondervinding in vele opzigten tot dusverre. Mogten wij wijsheid leeren!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken