Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 8 (1851)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.48 MB)

Scans (1177.89 MB)

ebook (5.96 MB)

XML (3.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 8

(1851)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Snippers.

Onze eeuw zit telkens op haar neus te kijken, als een jongen, wiens som niet uitkomt. De fout schuilt daarin, ‘dat menschen geene paardenkrachten zijn.’ Ge, voon per stoom te rekenen, vergist men zich hierdoor gedurig. Bij voorbeeld:

De vorsten rekenen, dat zij met een leger van honderdduizend man bestuur kunnen voeren over mintens vijftigmaal zoo veel ongewapende inwoners; - en vergeten, dat in bedwang houden nog geen regeren, en rust geen vrede is.

De republikeinen rekenen, dat honderd millioenen onderdanen gemakkelijk vijftig vorsten het hoofd kunnen afslaan; - en bedenken niet, dat mon de oude herkomst

[pagina 320]
[p. 320]

der volken, het godsdienstig geloof en geweten der burgers, niet zoo gemakkelijk het hoofd afslaat.

De Roomsch-Katholijken rekenen, dat zij even vele stemmen of ambten moeten hebben, als zij duizendtallen kunnen aanvoeren, ZWart of blank, rijk of arm, geleerd of stomp; - terwijl het overwigt in de maatschappij zich maar niet naar 't getal rigten wil.

De philanthropen plaatsen honderd menschen bijeen, en - kunnen zich maar niet begrijpen, dat zij naauwelijks voor vijftig werken; of de staathuishoudkundigen doen alle weldadigheid in éénen pot, - en zij vinden een groot deficit.

Kortom, de verkeerde becijfering ligt daarin juist, dat de mensch geen cijfer is.

 

Van alle hartstogten is er mij slechts één bekend, waar bij men in den regel oud wordt: de gierigheid. Een bewijs, dat matigheid de beste voedster voor de gezondheid is: want de gierigaard is aan den jagthond gelijk, die er op geleerd is om het wild alleen dood te bijten, en die dus mager en vlug blijft, onder het genot van droog brood en wat afval, terwijl de jager vaak zwaar en loom wordt, ten minste wanneer hij even zwaar eet en drinkt, als jaagt. Behalve dat is de gierigaard de man van kleine zorgen, terwijl niets den mensch meer uitput, dan overspanning, jagt naar het groote en onbereikbare. In 't kort, de gierigaard behoort tot twee lang levende menschenrassen te gelijk: de matigen en de keutelaars; en bij de berekening zijner levenskracht en levensduur, intrest op intrest, kan hij zich zelf maar niet verbeelden, dat het batig saldo zijner dagen, hoe hij ook rekene, toch iederen avond weêr met één verminderd is.

Er is - zoo wij de zaak wel bezien - voornamelijk tweeërlei oppositie, die de staten gisten doet; - en gisting geeft geest en stank. - Die tweeërlei oppositie komt voort uit een ledige, en uit een volle maag. De laatste was meer die der 18de, de eerste die der 19de eeuw. Een volle maag evacueert, na vrij wat vapeurs en humeuren naar het hoofd gezonden te hebben; maar een ledige maag - och! wie verlost ons van die droeve kwaal, vooral wanneer er eene hartziekte bijkomt? - Het beste is nog, dat onze staatslieden de fijnere diplomatie voor een tijd lang aan de liefhebbers overlaten, om een jaartje bij boer en bakker school te gaan, en het volk te bezorgen: werk en brood; waarbij 't iederen staatsvorm goed zal vinden.

 

De verloopene halve eeuw bevatte wel twee eeuwen. De eerste was die van den nieuwen stijl; te weten: al het oude en bestaande afgekant, gemoderniseerd, - soms verwaterd; zoowel in 't staatkundige, als in 't godsdienstige. Zoo werd het oude stelsel geknot, vervormd, verpast. De oude man verknipte de allongepruik tot een naturel, en sneed de breede panden van zijn rok af.

De tweede eeuw is die der renaissance, waarin al 't oude als van nieuws geboren wordt, maar onder een vreemde lucht en in vreemde aarde; waarin de ultramontaan en calvinist republikeinen zijn of weinig minder. De jonge dandy paste dus grootvaders pruik op.

Zal de derde eeuw in de negentiende eigen haar en eigen kleed dragen; zonder te spotten met het wat lompe gewaad en de stijve pruik van menschen, die oud of zwak van hoofd zijn?

K** S***


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken