Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 8 (1851)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.48 MB)

Scans (1177.89 MB)

ebook (5.96 MB)

XML (3.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 8

(1851)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De Bloomers.

Het is geene nieuwe godsdienstige secte of politieke partij, welke met dezen naam wordt bestempeld, maar de revolutionaire partij in het rijk der mode welke daarmede door hare conservatieve vijandinnen, voorstanders van de slepende rokken, de crinoline en het corset wordt aangeduid. Eene dreigende omwenteling in het gebied, waar de modekoningin tot nog toe despotiek heeft geheerscht, is eene merkwaardigheid welke in den Tijdspiegel niet onopgemerkt mag worden gelaten. Het is nog maar weinige maanden geleden dat vele de eerste sporen vertoonden van dien revolutionairen geest onder de dames, die nu reeds van Amerika naar Engeland is overgeslagen. Op eens vertoonden zich op eene openbare wandelplaats te Nieuw-York een paar dames, in een costuum dat met eenige wijziging uit het Oosten was overgenomen: een kort kleedje of jasje, waarvan de rok, die geen rok meer heeten mogt, naauwelijks over de kniën reikte, en daaronder eene wijde broek, om de enkels vastgebonden, terwijl de hoed niets in het oogvallends had. Het publiek ontving deze vreemdigheid met ongunstige verbazing, en de oploop om de twee wandelaarsters deed haar weldra de wijk nemen. Zij vertoonden zich echter weder, de nieuwigheid versleet, het half Turksche costuum vond enkele navolgsters, en in de Amerikaansche steden begint men thans gewoon te worden het nu en dan te zien. In het eerst waren het enkel getrouwde dames, die moeds genoeg hadden om het aan te nemen; thans echter wordt het ook door ongehuwden gedragen, en onlangs las men zelfs een berigt van eene huwelijksplegtigheid waarbij de bruid à la Bloomer was gekleed.

Amelia Bloomer, eene der dames, die zich te Nieuw-York voor het eerst in dit costuum vertoonde, is uitgeefster van een maandwerk, getiteld The Lily, a Ladies Journal, devoted to Temperance and Literature, en tegenwoordig ook aan de nieuwe mode gewijd. In een der nommers van dat maandwerk heeft Mrs. Bloomer haar portret geplaatst, naar eene daguerreotype vervaardigd, en daarbij schreef zij onder anderen. ‘Het is geene eerzucht, dat wij onzen lezers ons gezigt willen vertoonen. Al wat wij verlangen is hun te laten zien, wat de immodeste kleeding is, die wij dragen en waarover de menschen zoo veel leven hebben gemaakt. Wij hopen dat de dames zich niet zullen ergeren over ons “mannelijk” voorkomen, en de heeren ons niet voor iemand van hun eigen geslacht zullen aanzien.’

Een later nommer van de Lily bevat een stuk van een doctor te Boston, waarin het nieuwe costuum met bedaardheid wordt besproken en aangeprezen.

[pagina 376]
[p. 376]

Het verwijt van onkieschheid beantwoordt hij met eene herinnering aan de Zwitsersche boerinnen, die algemeen korte rokken dragen, en aan de schilderachtige kleeding der Poolsche dames, welker staatsiegewaad in eene korte tunica bestaat. ‘Maar om digter bij huis te blijven,’ vervolgt hij, ‘indien de kieschheid lange kleêren voorschrijft, waarom begaan onze dames dan zoo dikwijls de onkieschheid van hare rokken op te tillen, ten einde ze niet in het slijk der straat te laten slepen, hoewel zij er toch reeds het vuil der voetpaden mede hebben opgeveegd? Eenige moddervlakken meer of minder op den zoom van haar gewaad zijn toch niet te vergelijken met het verwijt van onwelvoegelijkheid, waaraan zij zich op die manier blootstellen.’

Wat het on vrouwelijke van het costuum betreft, beweert hij dat het niets mannelijk behoeft te hebben. ‘Het bovengedeelte van het kleed’ zegt hij ‘kan aan den smaak der draagsters worden overgelaten: alleen zouden wij verlangen dat de borst en de armen minder geprangd werden dan tot nog toe. Het eigenaaraardige van het nieuwe costuum is een rok, die niet verder dan halfweg tusschen de knie en den enkel reikt, en daaronder eene broek van matige wijdte, die om den enkel is vastgebonden. Daarbij schoenen of laarsjes naarmate het saizoen en het weder vereischt.’ Als doctor beweert hij dat deze verandering van kleeding niet alleen gemak zou aanbrengen, maar ook bevorderlijk voor de gezondheid zou zijn, daar bij regenachtig weder natte rokken om enkels en voeten zouden slingeren. Ten laatste beweert hij dat tot een oordeel over het nieuwe costuum niet bevoegd zijn, de heeren die den tegenwoordigen kolenemmerhoed dragen, en de dames die liever met den zoom van haar gewaad het straatvuil willen opvegen of door het opnemen van hare rokken vier vijfdedeelen van hare kous laten zien, dan de nieuwe dragt aannemen.

Zoo gaat het in Amerika, waar het Bloomers-costuum bij de periodieke pers zoowel voorstanders als bestrijders vindt. In Engeland daarentegen gaat er een algemeene kreet tegen op. Het is evenwel opmerkelijk dat de aardigheden waarmede de dagbladpers dit costuum belagchelijk wil maken nog veel flaauwer zijn dan de gewone couranten-snedigheden, en dat zelfs Punch zijn vernuft schijnt te verliezen als hij zich tegen de Bloomers wil spitsen. Met reden is er niets tegen te zeggen; men bepaalt zich dus tot schimpen en uitvaren over het indecente dat men er in gelieft te vinden. Dit indecente is echter alleen in het vreemde gelegen. Ook wij moeten zeggen, dat eene dame, die goedvindt zich in het openbaar te vertoonen in een costuum, waarvan zij weet dat het afkeurende aandacht moet trekken, en waarschijnlijk een troep janhagel om haar heen verzamelen, wat meer moed aan den dag legt dan wel met de vrouwelijke zedigheid schijnt te strooken. De sporen van oproerigheid tegen de heerschappij der mode, die zich tot nog toe in Engeland hebben vertoond, zijn dan ook nog maar gering.

Eerst lieten zich op de wandelingen van zeebadplaatsen, enkele dames in Bloomers costuum zien; daarna vertoonden dezelfde of andere zich in de Londensche parken; telkens waren zij echter genoodzaakt spoedig de wijk te nemen voor de opschudding waartoe hare kleeding aanleiding gaf. Zekere Mrs Dexter beproefde de zaak door een stouten stap te bevorderen. Er werd aangekondigd dat zij eene openbare voorlezing over de nieuwe kleeder-

[pagina t.o. 376]
[p. t.o. 376]


illustratie
HET BLOOMER KOSTUUM.


[pagina 377]
[p. 377]

dragt zou houden. Den 15den September trad zij inderdaad in de zaal der Literary Institution in Johnstreet, Fitzrov Square, voor een talrijk publiek op, natuurlijk in het nieuwe costuum, een jak of tunica van zwart satijn, slechts even over de kniën reikende, en eene wijde broek. Hare rede had niets belagchelijks, integendeel, naar het verslag der dagbladen te oordeelen, schijnt zij zeer wel haar woord gedaan te hebben. Het dragen der nieuwe kleeding, zeide zij, had haar overtuigd hoeveel gemakkelijker deze was dan de oude, en zonder iemand anders de wet te willen voorschrijven, maakte zij voor zich aanspraak op de vrijheid om zich te kleeden gelijk haar best voorkwam, zoolang haar gewaad niet tegen de welvoegelijkheid streed. Wat dit laatste punt betrof liet zij het oordeel over aan ieder die te gelijk met haar eene dame met slepende rokken eene morsige straat zag overstappen. Nu en dan werd zij aanmoedigend toegejuicht, en nog gunstiger werd zij bij eene tweede voorlezing ontvangen, welke zij den 22sten op dezelfde plaats hield. Geheel anders ging het evenwel den 29sten, toen zij in een ruimer lokaal, de British Institution in Cowperstreet, eene derde voorlezing wilde houden. Reeds lang vóór de opening was de deur belegerd door een baldadigen troep volk, die daarna zonder betaling binnendrong, de zaal geheel vulde en zoo veel geweld maakte, dat Mrs. Dexter niet durfde optreden.

Op het oogenblik dat wij dit schrijven is het dus met de vooruitzigten van het nieuwe costuum in Engeland niet gunstig gesteld. Of het wat smaak betreft eene verbetering der tegenwoordige kleederdragt te noemen zou zijn, kan de lezer of lezeres naar de bijgevoegde afbeelding beoordeelen. Wij voor ons kunnen niet zeggen er in dit opzigt zeer mede te zijn ingenomen. Het costuum vormt geen natuurlijk geheel, maar is eene smakelooze mengeling van Oostersch en Westersch, Turksch en Parijsch, die inderdaad belagchelijk moet worden wanneer er nog een gewone dameshoed bijgevoegd wordt. Van zulk eene kleeding schijnen de lange tressen, de sierlijke sluijer en de loshangende mouwen der Oostersche vrouwen even onmisbare gedeelten te zijn als de wijde broek. Om echter in het Bloomers-gewaad iets onwelvoegelijks te vinden is wel de overdrevene geaffecteerde kieschheid noodig, die in de elegante wereld van Londen is aangenomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken