Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 8 (1851)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.48 MB)

Scans (1177.89 MB)

ebook (5.96 MB)

XML (3.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 8

(1851)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Snippers.

Als een professor eenmaal zijnen cursus in de beste orde heeft, een dominé zijn Catechismus of zijne Evangeliën, dan werkt hij verder regt op zijn gemak, of - leeft op zijn gemak en werkt niet. Zoo plagt het ten minste van ouds te zijn. Zeker is, dat het al zoo ongeveer gaat in 's menschen leven. Geen gemakkelijker lieden voor zich zelve, geene die minder naar 't emeritaat (den dood) verlangen, dan die zich zekeren cursus hebben eigen gemaakt: een kring van bezigheden, van staatkundige en godsdienstige denkbeelden, van grappen en anekdotes zelfs, ruim genoeg gesorteerd, dat men weder om no. 1 zuchten of lagchen kan, als no. 100 is gedebiteerd. Ja, sommigen hebben ook hunnen cursus van zedelijke en natuurlijke kwalen, en zouden op een hiaat in hun leven stuiten, wanneer zij b.v. niet meer iederen morgen zenuwachtig waren of ten minste een weinig hoofdpijn hadden, en iederen middag niet het een of ander op de tafel vonden, om over te knorren.

Eenmaal het leven zoo georganiseerd zijnde, gaat het zoo geregeld, als een oude Vriesche klok. Elken nacht wordt het kleine werk opgewonden, en iederen winter het groote. Waar het leven zulk een cursus geworden is, zou de mensch gaarne het perpetuum mobile zijn; en zijn eenige vijand is de dood, die hem dit belet. Hoogstens, als hij een geloovige is, wordt hem de dood een horologiemaker, die 't verbrijzeld uurwerk weêr zal herstellen en op gang brengen. Alleen waar het leven voortgang is, in plaats van cirkelgang, kan men den dood uit een ander oogpunt beschouwen: - als overgang en ontwikkeling tot het ware en eeuwige leven.

 

De meeste menschen - een groot deel althans - doen even als een koopman of bankier, wiens zaken in de war zijn. Deze heeft tweeërlei balans: eene voor iederen belanghebbende, die inzage van zijnen boedel neemt, en de andere voor zich en een enkelen vertrouwden vriend. Beide balansen sluiten, maar de eerste fautief en fictief. Evenwel, zij sluit ook, en men moet eenige kennis van zaken hebben, om te vermoeden, dat er nog eene andere, wezenlijke balans achter zit. Indien nog maar die tweede de laatste en ware is: want ook daarop is gewoonlijk nog alles ten gunstigste voorgesteld!

[pagina 399]
[p. 399]

Evenzoo zijn vele menschen gereed, zeer vaardig zelfs, om rekening en verantwoording van hun zedelijk bestaan en gedrag te doen. Deze rekening sluit altijd nog met een batig saldo van overtollige deugd en goede werken, en de kwade post zonde is er alleen voor memorie uitgetrokken. Maar behalve deze openlijke verantwoording, - minder te vertrouwen, naar mate zij vrijpostiger wordt aangeboden of zelfs opgedrongen, - houden zij er nog een geheime, zedelijke balans op na, ‘omdat men alles zoo niet zeggen kan.’ Zij weten zich evenwel ook hierbij nog al te dekken, en bewijzen aan zich zelve en enkele vertrouwde vrienden, dat toch ook goed is, wat geen regt heeten mag, en verschoonlijk, wat men niet prijzen kan. De kwade post, zonde, komt hier wel voor een zeker tantum voor; maar - zij zijn overtuigd, dat het op 't kantoor van hunnen buurman er nog erger uitziet. Helaas! de derde of ware balans, zonder vernis voor de wereld en zonder zelfbedrog; ik ben overtuigd, dat die de meeste menschen nooit regt helder wordt, en - dat er dus veel, oneindig veel zal af te rekenen zijn in den dag des oordeels!

 

Het jaar 1848 begon veel, even als een dolle werkman, die een halve roes aanheeft, maar maakte niets af; en nu zijn volgende jaren met menig onbekookt, onuitvoerbaar plan, maar ook met enkele geniale denkbeelden blijven zitten. Zoo blies onder anderen de bazuin door Europa henen, en liet ook in ons vaderland zich hooren: Scheiding van Kerk en Staat. En hoe welluidend die klank was, de zaak zelve geeft toch onzen staatkundigen en theologen nog menig appeltje te schellen, waarvan de bast verbazend taai is.

De reden is, dat de scheiding wel eenigzins dient te beantwoorden aan de vereeniging, die niet overal dezelfde is. In den Kerkelijken Staat bij voorbeeld zijn Kerk en Staat (de naam wijst het reeds uit) aan de Siamésche broeders gelijk. Aan elkander vast van voor de geboorte af, moeten zij hun leven wel te zamen slijten, en best is het nog, dat zij vrede houden: anders moet onvermijdelijk de een den ander dooden; en die dood is tevens zelfmoord, of hoogstens houdt de eerstgeboorne en sterkste, de Kerk, zelf nog een kwijnend leven over. - Elders, bij voorbeeld in Engeland en bij ons, is het de vereeniging van man en vrouw, met al de bekoorlijke herinneringen eener eerste liefde. Als man of vrouw, in de hitte van den twist, scheiding vraagt van tafel en bed, is er veel in orde te brengen, voornamelijk omtrent de kinderen; en zoo wordt eene hoofdvraag, wie b.v. hooge en lagere scholen behouden zal. - Eene andere verhouding bestaat in Amerika, en men heeft dwaas gedaan, met Europa's geschiedenis te willen weg denken, om van deze oude en verwende dame een nieuw Noord-Amerika te maken. Dáár woonden Kerk en Staat nooit te zamen in één huis. Het zijn naburen, die al wèl doen, als ieder zijn goed naauwkeurig afpaalt, en zij het gemeen eigendom deelen. Maar ook daar zelfs is de scheiding niet volkomen. De Kerk heeft er van den Staat een vrij overpad verkregen, om 't kerkgaan vrijer en gemakkelijker te maken; en de naam van dit overpad is zondag. Wanneer de scheiding van Kerk en Staat daar ginds over den oceaan zoo volkomen ware, als onze Utopisten droomen, waarom telt de Staat, die nimmer rust en niet rusten kan, dan niet zeven werkdagen, volgens den regel: L'état est athée?

[pagina 400]
[p. 400]

Onze tijd is een tijd van principes; maar hij is, met al zijne beginselen en regels, gemakkelijk te vangen. Niet door op zijne principes storm te loopen, maar door er om heen te graven; niet door de zwakheid van den regel aan te toonen, maar de kracht der excepties. ‘Minister A. is een vriend van bezuiniging, een groot vriend van bezuiniging...’ Als ik dien klemtoon hoor, tast ik al naar de zakken: want dan volgt er zeker: ‘maar verkregen regten moeten geëerbiedigd worden, de geregelde dienst niet verstoord, de waardigheid des lands opgehouden, nieuwe bronnen zelfs van welvaart geopend -’ kortom, er moeten eene menigte dingen gedaan worden, die alle geld kosten, en waardoor de excepties den regel van bezuiniging ver boven 't hoofd groeijen. - ‘Mijnheer de afgevaardigde uit Vriesland of Gelderland of van waar ook, is een groot voorstander van den vrijen handel -’ Maar zoodra hij begint met dit te zeggen, weten wij reeds, dat hij er tegen zal stemmen, en tusschen allerlei excepties de vrijheid gevangen zetten.

Onder al die excepties is er in ons talmend vaderland geen gewoner, dan ‘Maar wij achten, dat de tijd nog niet gekomen is -’ En daar die tijd uit zichzelven, of liever door de kracht van enkele overtuiging en pligtgevoel, zelden of nooit komt: - de tijd om geliefkoosde gewoonten af te leggen, vrijwillig afstand te doen van onwettig of schadelijk gezag; de tijd om zich in te spannen en op te offeren, vaak zonder dank of loon; - zoo is het billijk, dat de hemel soms eene aardbeving zendt, die de klok luidt, en sidderend doet uitroepen: ‘Nu is het tijd!’ zoo maar niet ‘Nu is het te laat!’

 

De menschenkennis heeft drie trappen:

1. De onervaren mensch, die een onberaden vertrouwen ziet te leur gesteld, zegt, dat hij nu menschen heeft leeren kennen; - dat is: bij acht allen, voor 't oogenblik ten minste, onopregt en boos, zich zelven alleen opregt en goed.

2. Die veel op de gebreken en dwaasheden der menschen speculeert, acht ze daarentegen vrij dom, en zich zelven regt slim. Het is de menschenkennis van den gaauwdief, den bedelaar, den vleijer. En menschen van bekrompen denkvermogen overtreffen in deze banale menschenkennis doorgaans de verhevenste geesten.

3. De ware philanthroop daarentegen gaat uit van het beginsel, dat in alle menschen een goede aanleg schuilt, en dat hij geroepen is, om dien te helpen ontwikkelen. Deze menschenkennis wordt de echte en den mensch waardige, zoo zij eerst de rooverbende der schurkachtige menschenkenners (n0 2) overwonnen heeft, en in dien strijd niet tot de hoogmoedige menschenkennis (n0 1) is overgeslagen.

En zoo vereenigt ten laatste de menschenkennis des Christens alles in zich: grondige kennis der zonde en der dwaasheid, maar ook van der menschen verhevenen aanleg. Want de Christen heeft den spiegel der menschheid gevonden in zich zelven.

K** S***


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken