Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 9 (1852)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 9
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.44 MB)

Scans (1170.11 MB)

ebook (5.87 MB)

XML (3.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 9

(1852)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vrijmoedige gedachten over een onlangs uitgekomen werkje, ten titel voerende: Overdrijft men ook de zendingzaak onder de heidenen ten koste van eigene meer dringende belangen. (Briefsgewijze.)

Amice!

Gij hebt mijn oordeel gevraagd over het mij ter lezing toegezonden werkje: Overdrijft men enz. Ik had wel gewenscht, dat gij mij daarvan verschoond hadt; want nu moet ik als recensent optreden, waar ik altijd nog al tegen opzie. Gij hebt u onpartijdig genoeg gehouden door uw oordeel niet uit te spreken. Voorzeker wildet gij mij daardoor geheel vrij laten. In zoo verre ben ik u verpligt, want nu zijn mij de handen ruimer.

Te vergeefs zocht ik op den titel naar den naam des schrijvers, die de anonymiteit schijnt verkozen te hebben. Liever had ik zijn naam op den titel gezien, omdat ik in werkjes als het genoemde nog al aan autoriteit hecht. Dat wil niet zeggen, dat de zaken, die er in behandeld worden, daarom niet even goed kunnen zijn; maar als men zoo veel goeds en voortreffelijks aanprijst, dan weegt het altijd bij mij, als ik weet, of weten kan: de man, die voor dit of dat goede ijvert, doet het niet alleen op het papier, maar is daarvoor, zoo veel in hem is en hij vermag, werkzaam; hij kan zeggen: kom en zie!

Doch dit daargelaten. Ik heb het

[pagina 97]
[p. 97]

werkje gelezen, altijd natuurlijk met de vraag des schrijvers, die hij zich ter beantwoording stelt, voor den geest; doch al heel spoedig en na geeindigde lektuur het meest twijfelde ik, of het antwoord, in het werkje ontwikkeld, wel op die vraag paste. Ik geef u in bedenking, of, wat de schrijver eigenlijk breedvoerig (genoeg?) betoogt niet beter als een antwoord op deze vraag zou passen: doet men ook te weinig aan de inwendige zending in al haren omvang? Hij had dan evenzeer van de zendingzaak kunnen spreken, maar de klip vermeden, waarop hij nu vervallen is, door het bewijs schuldig te blijven, dat de zendingzaak ten koste van eigene meer dringende belangen, overdreven wordt.

Wat noemt de ongenoemde schrijver overdrijven van de zendingzaak? Dat er berigten, die op de zendingzaak betrekking hebben, uitgegeven, bedestonden gehouden, jaarlijksche openbare verslagen gedaan worden, met dringende opwekking tot medewerking. Dat hoofdbestuurders en afgevaardigden telken jare bijeenkomen, om onderling te beraadslagen en te bepalen, wat er kan en moet gedaan worden. Dat daarbij eene plegtige godsdienstoefening plaats vindt, met dankzegging en gebed voor de uitbreiding van het Christendom onder de heidenen. Dat er in den laatsten tijd menige leerrede het licht zag, om de zendingzaak aan te prijzen. Dat er andere geschriften tot dat doel worden uitgegeven. Dat er zelfs voor de jeugd een tijdschrift bestaat, om vroeg de aandacht naar elders heen te wenden. Dat op de predikanten-vereenigingen deze aangelegenheid ter sprake gebragt wordt. Dat er op dringende aansporingen nieuwe afdeelingen van het zendeling-genootschap ontstaan zijn. Dat er zelfs op de ring-vergaderingen over gesproken wordt. Dat het zendeling-genootschap met giften en erfmakingen begunstigd wordt. Dat kinderen zelfs van het hunne bijdragen en boven dat alles nog openlijke kollekten aanbevolen worden! (blz.4-6).

Ik laat deze redenering natuurlijk voor rekening van den schrijver. Men kan vóór of tegen de zendingzaak zijn. Maar als men ‘de blaam van zich afwerpt, alsof men onverschillig is omtrent den treurigen toestand der heidenwereld of de verspreiding des Christendoms;’ als men ‘den naam van mensch en Christen’ niet geeft aan hem ‘op wie die blaam slechts eenigzins rust;’ als ‘het de eigenaardige strekking van de godsdienst des Christendoms is, vereenigd met een diep, weemoedig besef van den treurigen toestand, waarin de heidenwereld verkeert, die het allen ten heiligen pligt maakt, met de zendingzaak in haar midden hoog te zijn ingenomen, en hare bevordering niet slechts te wenschen, maar er ook voor werkzaam te zijn;’ als men eindelijk de verdenking van zich wil afweren, ‘alsof men haar eenigzins benadeelen wilde,’ (blz. 2 en 3) - dan zeg ik op mijne beurt moet er iets, neen, moet er veel voor gedaan worden.

Dit zal de schrijver wel moeten toestemmen; maar hij vraagt, of, wat daar straks opgenoemd werd, geen overdrijven is ten koste van eigene (?) meer dringende belangen? Noem mij geen woordenzifter, als ik de aanmerking maak, dat ik dien titel vaag en onbestemd vind. Uit den inhoud van het werkje kan men wel zien, wat de schrijver bedoelt, of men namelijk ook te veel aan de zendingzaak, te weinig aan andere instellingen doet, die eene zedelijke en stoffelijke verbetering onder onze landgenooten kunnen bevorderen, het Protestantismus

[pagina 98]
[p. 98]

handhaven, het pauperismus weren kunnen. Maar als men van eigene meer dringende belangen spreekt, dan zijn er zoo vele belangen, die daaronder begrepen kunnen worden, als daar zijn, belangen die onze personen, onze familie, onze maatschappelijke betrekkingen, onze bezittingen enz. betreffen. Doch dit in het voorbijgaan. Laat ons, wat tot de uit- en inwendige zending behoort eens tegenover elkander plaatsen:

uitwendige zending. inwendige zending.
 
Het Nederlandsche zendeling-genootschap.
De zending in China.
Bijbel-genootschap.
Tractaat-genootschap.
Unitas.
Bevordering van welstand.
Christelijk hulpbetoon.
Philactérion.
Maatschappij van weldadigheid.
Genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen.
Genootschap tot belooning van eerlijke armoede.
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.
Werkinrigtingen.
Verpleginggestichten te Montfoort.
Nederlandsch Mettray.
Thabita's.
Bewaarscholen.
Zondagsscholen.
Diakonale inrigtingen.
Patronaatschappen.
Ontelbare bijdragen tot inrigtingen van bijzonderen aard, ter tegemoetkoming van ongelukkigen en behoeftigen, enz. enz.

Wordt er daarenboven een enkel geschrift uitgegeven ten behoeve van het Zendeling-genootschap, hoevele ter aanprijzing der Innere Mission. Ontvangt het zendeling-genootschap giften en legaten, hoevele worden aan andere inrigtingen vermaakt.

En konden hier cijfers spreken, welke uitkomst zouden wij dan verkrijgen! Uit het laatste verslag van het zendeling-genootschap zag ik, dat de inkomsten van het afgeloopen jaar door bijzonder gunstige omstandigheden waren geklommen tot de ‘aanmerkelijke som’ (woorden van den verslaggever) van f 89,980,93 ½. Konden we daar de tonnen schats tegenoverstellen, die aan de ‘eigene, meer dringende belangen’ (om des schrijvers eigen woorden te gebruiken) besteed worden, welk een schlagend antwoord zou het

[pagina 99]
[p. 99]

zijn op des schrijvers vraag: ‘overdrijft men ook de zendingzaak onder de heidenen ten koste van eigene, meer dringende belangen?’

Er is nog iets, dat de schrijver niet schijnt bedacht te hebben. Hoevele der genoemde inrigtingen zijn niet ontstaan na de oprigtlng van het zendelinggenootschap? Wil hij het misschien niet toegeven, dat deze haar bestaan aan het zendelinggenootschap te danken hebben, ontkennen kan hij het niet, dat de meeste ijveraars voor de uitwendige zending tot de grootste voorstanders van de Innere Mission behooren, gedachtig aan het: dit moet men doen en het andere niet nalaten.

Meen daarom niet, dat ik niet veel goeds in het werkje gevonden heb. Er is veel in, dat, naar mijn inzien, der behartiging overwaardig is. Doch ik begrijp mij niet, hoe iemand, die, zooals hij zegt, met de zendingzaak zoo hoog is ingenomen, overdrijven noemt wat er voor gedaan wordt, en dat wel ten koste van belangen, die ons meer van nabij betreffen.

Ik zou hem wel eens willen vragen, hoe hij de zendingzaak, die hij niet tegenwerken of benadeelen wil, met minder middelen, dan haar ten dienste staan, in werking en gang zou kunnen houden?

Uit den warmen toon, waarop de schrijver spreekt, moet men vooronderstellen, dat hij, bij zijne ingenomenheid met de zendingzaak, niet alleen een voorstander, maar een werkzaam bevorderaar is van alles wat op de inwendige zending betrekking heeft. Het deed mij echter leed te ontdekken, dat de eerwaarde schrijver, die zulke belangrijke wenken aan de predikanten-vereenigingen geeft en gelooft, dat zij juist zooveel kunnen toebrengen tot de zedelijke en stoffelijke verbetering der gemeenten, geen lid dier vereeniging is. Het staat ons niet te onderzoeken, waarom hij het niet is; maar ik zou oordeelen, dat hij dáár op zijne plaats was, wetende er iets goeds te kunnen doen.

Mijn brief is uitgebreider geworden, dan ik gedacht had. Weldra hoop ik u te spreken, en wilt gij mij dan tegenspreken, ik zal het mij gaarne laten welgevallen, als slechts de goede zaak er bij wint.

T.T.

- O-


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken