Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 9 (1852)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 9
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.44 MB)

Scans (1170.11 MB)

ebook (5.87 MB)

XML (3.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 9

(1852)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een nieuw oorspronkelijk letterkundig tijdschrift.

Onder den vloed van tijdschriften, jaarboekjes en periodieke vlugschriften, die in prachtbanden met verguldsel opgeluisterd, of gehuld in gele, groene, roode en blaauwe omslagen, ons vaderland overstroomen, onder dien vloed grijpen we soms met meer sympathie naar het een dan naar het ander. Wij strekken het eerst de hand uit naar die onder de velen, die varen onder een vlag, waarvan de bekende kleuren te onderscheiden zijn, die eene zekere rigting, een bepaald doel hebben. We gevoelen geen groot respect voor die boekjens, waarin, om een bepaald aantal weken, de meest heterogene bestanddeelen worden zamengevoegd en aan het leesgierig publiek aangeboden; we doelen hier minder op verscheidenheid van inhoud en vorm, dan wel op verscheidenheid van afkomst en oorsprong. Oorspronkelijk en niet oorspronkelijk worden soms zoo wonderlijk door één gehaspeld, dat men zelfs met de gallicismen, germanis-

[pagina 57]
[p. 57]

men en anglicismen in de war raakt, en er soms niet meer uit zien kan of een stuk oorspronkelijk is, dan wel of het is vertaald uit of gevolgd naar, of eenvoudig uit of naar ('t geen eigenlijk precies hetzelfde is) - de taal van een onzer drie groote naburen.

't Schijnt toch, dat men er nog minder been in vindt om een proza stuk uit den vreemde te leenen, zonder het er bij te vermelden, dan een dichtstuk. - 't Is waar, een Fransch, Duitsch of Engelsch proza novelletje wordt meestal incognito verhollandscht, en men kan dus den vertaler niet naar 't voorhoofd werpen dat hij heeft willen pronken met geleende veêren, maar 't is er daarom niet te beter om; 't wordt dan ook meestal enkel gekozen, omdat het slechts zóó of zóó lang is, en men nog zóó of zóóveel kopij noodig heeft.

Wij houden dus meer van tijdschriften, die er rond voor uitkomen, wàt zij zullen geven; zoo zal men bijv, in het Leesmuseum, door den uitgever van den Tijdspiegel in de wereld gezonden, niet naar oorspronkelijke stukken zoeken, en, houdt men niet van vertalingen - is men zoo gelukkig alles in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen en te kunnen verstaan - welnu, dan zal men het Leesmuseum laten rusten.

Wij voor ons hebben niet tegen vertalingen, mits het er bij vermeld staat; maar wij koesteren toch nog meer achting en sympathie voor wat oorspronkelijk Nederlandsch is, en daarom zullen wij in het vervolg wel spoedig grijpen naar Gelderland, tweemaandelijksch tijdschrift voor Nederlands Letterkunde, onder redactie van Mr. W. van de Poll.

Wij gelooven dat het den wakkeren redacteur, wiens naam ons een waarborg is voor een degelijken inhoud, niet aan de noodige medewerking ontbreken zal om hem in staat te stellen elke twee maanden zes vellen druks te geven. Wij juichen hem toe, waar hij in zijn prospectus zegt: ‘Onze Nederlandsche dichters en prozaschrijvers worden tot nu toe nog te weinig door onze hoogere, onze beschaafde standen gelezen; dit moet ophouden; hunne werken moeten doordringen tot in de modieuse salons; onze rijke taal en letterkunde mogen niet langer door die hoogere, verfijnde standen veracht, niet langer versmaad worden.’ En wij herhalen zijn wensch: ‘Mogt het tijdschrift Gelderland daartoe iets bijdragen; het zou ons verheugen!’

Wij hadden tot nog toe slechts één oorspronkelijk uitsluitend belletristisch tijdschrift, namelijk: Nederland; wij achten het niet kwaad dat er een concurrent van Nederland is opgestaan; onderlinge wedijver toch zal de beide redactiën wakker houden en goed uit de oogen doen zien, en het bestaan van twee oorspronkelijke tijdschriften zal mede gunstig werken voor den auteur en vooral voor den jeugdigen auteur, die thans twee wegen voor zich geopend ziet, waar hij er vroeger maar één zag, soms nog misschien door de eene of andere toevallige omstandigheid voor hem gesloten.

In onze stoomeeuw, waarin alles periodiek moet uitkomen, waarin alles maar spoedig moet worden gedrukt en in de wereld gezonden, kan een oorspronkelijk periodiek orgaan voor onze Nederlandsche letterkunde, dat onder een bepaalde vlag vaart, nooit kwaad, en verdient de verschijning daarvan zelfs toejuiching; zulk een orgaan toch moet en zal medewerken tot den bloei en de verspreiding van de vruchten onzer literatuur. Wij hebben Gelderland dus met blijdschap begroet en zullen dit ook in 't vervolg blijven doen, wanneer de inhoud blijft beantwoorden

[pagina 58]
[p. 58]

aan het uitgedrukt doel van het tijdschrift.

De eerste aflevering bevatte een historische Novelle uit het begin der elfde eeuw door den Redacteur, waarin hij ons met de hem eigene getrouwheid een inval der ruwe Noormannen in ons vaderland schetst. Dr. Henry Riehm deelde eene herinnering mede uit den akademietijd, en schilderde ons daarin met zijn fiksch penseel het contrast tusschen liefelijke droomen, gulden idealen, en koude, prozaïsche werkelijkheid. Dr. A.C.C. de Jongh sloeg in zijn Verjaren en Verhuizen blikken in het huiselijke leven en in het zielenleven, die ons doen hopen dat zijn ‘tot wederziens’ geen ijdele formule zal wezen.

De poëzij werd vertegenwoordigd door een lang gedicht van den heer Van Dam van Isselt op de Mode, en door een kort versje van A. van der Hoop Jrs. zoon op Sonsbeeck; wij hopen dat wij die beide dichters nog dikwijls in Gelderland zullen mogen begroeten... evenwel, met andere zangen.

In een achter de aflevering gevoegd Bijblad voor Nederlands letterkunde, bestemd om het publiek opmerkzaam te maken op de nieuwe bloemen, die er bij ons ontluiken in den hof der fraaije letteren, werd onze aandacht in de eerste aflevering bepaald bij de pracht-jaarboekjens voor 1852, en bij den Nederlandschen en den Gelderschen Volks-Almanak voor dat jaar. Met genoegen zagen wij hier aan de beschouwing der proza bijdragen evenveel plaats gewijd als aan die in gebonden stijl, 'tgeen elders niet altijd het geval plag te zijn.

In de tweede aflevering vonden wij in het Bijblad eene beredeneerde aanprijzende beoordeeling van een vijftal boekwerken, waarin o.a. een welverdiende litilde wordt toegebragt aan den ontslapen Gelderschen dichter Lulofs, en een bloempje wordt gelegd op het graf van den niet onverdienstelijken prozaschrijver, bekend als het ‘Neefje van Klikspaan.’

Verder is de inhoud van de tweede aflevering niet onder dien van de eerste gebleven. A. Ising geeft ons in zijn ‘Morgen op den Drachenfels,’ een pendant van zijn ‘Nacht aan 't Laachermeer,’ dat wij vroeger in een jaarboekje lazen; de voorstelling is levendig, de dialoog gemakkelijk, los en vloeijend, zooals we dat van hem gewoon zijn. De natuurbeschrijving is hier evenwel slechts het opzetpapier voor de teekening; de lijst, waarin de schilderij van het verhaal gevat is. De verliefde ‘Verstolk’ verrigt een soort van Hercules' werk, en wischt den naam zijns medeminnaars met levensgevaar uit van de ruïne. Maar de uitkomst bekroont zijne zielswenschen, en zeker keerde hij in eene geheel andere stemming huiswaarts, dan hij zich in zijne droeve en sombere mijmering op de stoomboot aan ons vertoont, bezig met de oplossing van het groote vraagstuk: ‘zou het mij ooit gegund zijn lief te hebben?’ - Het verhaal is onderhoudend geschreven, en wij willen er geene schets van geven, om den lezer het verrassende der nieuwheid niet te benemen. T. van Westrheene Wz., schetste in zijn ‘Eene uit velen’ met warmte en gloed een toestand uit onze tegenwoordige maatschappij, waarbij hij gelegenheid vond menige treffende opmerking te leggen in den mond van de ‘eene uit velen,’ die hij sprekende opvoert. In het belang van het phantastische, dat over 't geheele verhaal ligt verspreid, en dat zeer goed door den stijl wordt aangegeven, hadden wij wel gewenscht dat de slotwoorden achterwege waren gebleven. De Redacteur plukte weder op het gebied der historie eene episode ‘de Ge-

[pagina 59]
[p. 59]

stoorde Bruiloft’ getiteld, waarin wij aan zijne hand nader kennis maken met den beruchten Maerten Schenk, die krachtige, woeste figuur, die op het doek van een Salvator Rosa gepast zou hebben. - Het spijt ons dat wij den naam niet kunnen noemen van den tourist, die ons zoo zeer voor zich innam door zijne ‘Reisherinnering uit het Schwarzwald’; mogt hij de belofte, waarmede hij zijn allerliefste bladzijde uit zijn reisboek eindigt, niet vergeten! - Een gedicht, waarvan ons de titel volstrekt niet poëtisch wil toeschijnen, ‘de Muichelmoord’ door R. C.H. Römer, besluit de tweede aflevering van Gelderland.

Wat eindelijk het voornemen der Redactie betreft om, gedachtig aan den naam van het tijdschrift, den lezers nu en dan te herinneren aan Gelderland, aan dat paradijs van ons Vaderland, ook daar kunnen wij niets tegen hebben, want ook wij hebben het bevallige oord lief, ‘waar,’ zooals Bernard ter Haar zingt,

 
‘Waar 't slank en rijzig dennenwoud
 
Op 't hoofd der heuvlen slaat gebouwd,
 
Waar aarde en hemel lacht:
 
En, steeds in hoogtijdsdos getooid,
 
Natuur haar bruidsgewaad ontplooit,
 
En kleuren door de dalen strooit,
 
Met morgenlandsche pracht.’

Wij wenschen Gelderland en zijn redacteur heil en voorspoed!.

 

l.h.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken