Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 9 (1852)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 9
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.44 MB)

Scans (1170.11 MB)

ebook (5.87 MB)

XML (3.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 9

(1852)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 247]
[p. 247]

Geen volksheil zonder Christendom.

Een woord aan volken en regeringen door David R. Morier Esq. voormalig gezant van Groot-Brittanje in Zwitserland. Met een voorberigt van J.P. de Keijser. Pred. te Arnhem. - Oudewater, bij A.J.A. Roldanus.

Wanneer men 't oordeel van sommige mannen, die staatkundigen zich noemen, over het Christendom hoort, dan zou men inderdaad kunnen wanen dat het Christendom 't ongeluk, de oneer, de schande van den Staat was, als men niet iet of wat beter bekend was met de bedoeling van het Evangelie. Om de magt ons te geven om kinderen Gods te worden stierf de Ééngeboren. Dat hij slaaf is, de mensch, en in zijne onwetendheid om de boeijen bidt, dat is zijne schande, maar Christus wil hem vrij maken. Ware rust wil Hij ons schenken. Wat was 't heil dat Christus predikte voor 't Joodsche volk? was 't verandering van eenige staatsinstelling? Men verwierp den Christus, gelijk in onzen tijd Zijn woord, omdat Hij 't volksgeluk daarin niet zoeken wilde.

Zou 't ook der moeite waardig zijn 't woord en 't gedrag onzes Heeren te leeren kennen? Dat de Jood, de ongeloovige, een ander volksgeluk verlangt is niet vreemd, maar dat menschen, die Christenen zich noemen, boven Christus zich plaatsen, is waarlijk wel verwonderlijk.

Zou 't waarheid zijn dat Jezus Christus menschen gelukkig maken kan?

Zou 't waarheid zijn dat de zonde het ongeluk der volken is?

Zou 't dan waarheid zijn dat men in 't bepalen en zoeken van 't heil des volks 't Christendom niet behoeft?

Ja, zegt men, en met een zelfvertrouwen, dat alle wederlegging onmogelijk schijnt te wanen. En toch twijfelt de Christen aan hunne verzekeringen, toch blijft hij gelooven dat 't Christendom 't geluk is van een volk.

Bayle beweerde zelfs dat een Staat uit louter Christenen zamengesteld onbestaanbaar was. Treffend antwoordt Montesquieu: Pourquoi non? Ce seraient des citoyens infiniment éclairés sur leurs devoirs, et qui auraient un très grand zèle pour les remplir; ils sentiraient très bien les droits de la défense naturelle; plus ils croiraient devoir à la religion, plus ils penseraient devoir à la patrie. Les principes du Christianisme, bien gravés dans le coeur, seraient infiniment plus fort que ce faux honneur des monarchies, ces vertus humaines des républiques et cette crainte servile des états despotiques’ (blz. 4).

De zonde is mijn ongeluk, zegt Gods woord, en 't is waarheid, ik gevoel 't, mijne levensgeschiedenis en mijn geweten spreken 't ja en amen uit op de uitspraak des Bijbels. Wat kan dan grooter geluk voor mij zijn, dan verlossing van zonde?

Ook voor mijn gezin is 't Christendom behoefte. Tevredenheid, onderwerping, liefde zijn de grondslagen waarop 't huiselijk geluk moet gebouwd worden. Of zou rijkdom alleen 't geluk der gezinnen vestigen. Zou men 't gevonden hebben, als nog een akker bij de andere gevoegd, nog een geldzak naast de andere gelegd werd. Als rijkdom de ware rust aan 't menschelijk harte gaf, dan zou men haar vinden in de paleizen der koningen.

[pagina 248]
[p. 248]

De geschiedenis leert ons dat de vorsten de hoog opgerigte zinnebeelden waren van de heerlijkheid der wereld, maar ook van hare ongenoegzaamheid. Ook op de magtigste troonen waarden zorgen, kwelden angsten, prangden smarten, stroomden tranen.

Even zoo duidelijk is 't dat ook eene gemeente in 't Christendom alleen 't ware heil moet zoeken. De zonde die in haar woont, de zelfzucht die op den troon zit, de begeerlijkheid die niet verzadigd wordt, dat is de kanker die knaagt aan hare rust. Van daar de twisten, de haat, de naijver, de wraak; van daar de gierigheid van de rijkeren, de luiheid der armen.

Zou die gemeente gelukkiger zijn als zij rijker was en aanzienlijker? Maar ik zie de zonde nog stouter haar hoofd verheffen, nog meer ongeluk en verwarring aanrigten waar meer geld is en aanzien. Als de akkers eens zooveel koorn opbragten, de boomen tweemaal in 't jaar vruchten droegen, zouden dan de bronnen gestopt zijn van haar ongeluk? Als een ander bestuur aan de gemeente werd gegeven, zou zij dan de volkomenheid gevonden hebben? Zou 't huwelijk dan gelukkiger, de onderlinge liefde sterker, de innige tevredenheid bevestigd worden? Zou 't lijden dan verdwijnen of minder worden gevoeld, als men uit gouden bekers den bitteren drank inslikt? Zou 't voor een volk niet zoo zijn? wat ieder in den Staat moet zoeken, zou de Staat 't kunnen verwerpen? Zou een volk het koningrijk der hemelen niet eerst moeten zoeken? Zullen ons al die andere dingen toegeworpen worden? vraagt men spottend. Men zou inderdaad niet spotten, als men 't woord van Christus verstond. Heeft men 't ooit beproefd? Als eene regering door vreemde volken benard de hulp van hare onderdanen behoefde, dan zag men haar niet zelden den naam van Christus gebruiken om 't volk ten strijde op te roepen. Zou 't dan zoo dwaas zijn dat zij in dien naam ook vrede en welvaart zocht? Moeten de volken dan alleen bidden als de nood 't hen leert? Moeten zij alleen bidden voor de slagorde van hunne vijanden?

Er zijn ook staatkundigen, die zoo Christelijk verlicht en Christelijk gezind zijn, dat zij 't gaarne erkennen niet alleen, maar 't ook gaarne prediken dat er geen volksheil is zonder Christendom.

Met vooringenomenheid lazen wij daarom het geschift van David Morier. Met vooringenomenheid omdat de titel ons reeds innam. En de inhoud heeft ons in ons gevoelen bevestigd, dat 't Christendom 't heil der volken is. De Schrijver heeft ons regt duidelijk zijne meening voorgesteld en op eene zeer overtuigende wijze. De zedelijkheid gaat hem innig ter harte en daarom heeft hij 't Christendom lief. Hij heeft zijn volk lief maar niet om zelf groot te worden of rijk, en daarom schrijft hij met innige overtuiging, opregt en eenvoudig, wat tot 't heil des volks hem noodig schijnt.

De voorrede, geschreven met innige liefde voor de kracht der Christelijke waarheid, geeft juist te verstaan hoe men 't opvatten moet als men van het Christendom heil voor den staat verwacht. ‘Er moet gewezen worden, zegt Ds. de Keijser, op den waren Christelijken staat, op den staat niet gewrongen naar den tijdelijken vorm, waaronder het Christendom verscheen, nog minder naar voor-Christelijk model, maar doordrongen van den geest, die het Christendom tot het hervormend en bezielend beginsel van geheel den mensch en van geheel het menschdom maakt.’ Juist beoordeelt hij

[pagina 249]
[p. 249]

ook 't werk van Morier. De ontwikkeling van het verband tusschen godsdienst en staatkunde staat niet boven wat anderen reeds geschreven hebben, maar zijne redenering is toch niet oppervlakkig, maar zeer degelijk en overtuigend.

‘Er kan, zegt de heer Morier, geene andere zedewet zijn voor hen die regeren, dan voor hen die geregeerd worden. Eene wet kan echter slechts zoo algemeen verbindend zijn, wanneer zij geheiligd wordt door het gezag eener magt, die verheven is boven hen aan wien zij gegeven wordt. Daaruit volgt dat Gods wil, zooals die geopenbaard is, de wet van den staat moet zijn. Zij die 't ontkennen, moesten toch bewijzen dat 't doel ook en nog beter langs een anderen weg bereikt worden kon.’

‘Een staat, vervolgt hij, sluit in eene regering en die geregeerd worden; de magt van wie regeren rust op de openbare meening. Wordt die magt misbruikt dan lokt zij eindelijk tegenstand uit, maar een tegenstand die eindelijk elk openbaar gezag vernietigt; de eerste grondslagen van de welvaart der maatschappij worden afgebroken en ieder op zich zelven wordt overgegeven aan dien toestand, welken men sedert de schepping der wereld poogde te ontvlugten door 't stichten eener maatschappij.’ Nadat de Schrijver daarna de vereischten van eene goede regering beschouwt spreekt hij over het maatschappelijk karakter van het Christendom.

‘In den staat, zegt hij, wil men het beginsel der zelfzucht onderdrukken, ieder moet wat opofferen voor het algemeen welzijn. En toch is het beginsel waarop men werkt geen ander dan juist diezelfde zelfzucht. De menschelijke wet zegt dus: verzaak uw belang omdat uw belang het eischt.’ Wat uit zulk een beginsel wel voortkomen zou, als 't algemeen werd aangenomen? ‘Het Christendom, gaat de schrijver voort, stelt een beginsel op den voorgrond, waardoor de eigenbaat vernietigd worden moet; de Christelijke staatkunde plaatst de betrekking der burgers tot elkander, tusschen overheid en onderdaan op den breeden grondslag van den pligt. En zij die de toepassing van het Christelijk beginsel onmogelijk achten voor den tegenwoordigen toestand der maatschappij erkennen het zedelijk bederf als de bron der bezwaren, zonder hun toevlugt te nemen tot het stelsel, dat alleen hoop geeft op een gelukkigen strijd tegen den invloed van dat bederf.’

Vervolgens spreekt de schrijver over de ongelijkheid der menschen en hare oorzaken, en ontwikkelt den grond, waarop de magt van weinigen steunt die over velen regeren. De stoffelijke kracht is aan de zijde der menigte, het gezag der regerende minderheid moet dus op zedelijken grondslag rusten. De mogelijkheid en noodzakelijkheid eener regering rust op het onweêrlegbaar feit van de natuurlijke ongelijkheid. Wat schrikkelijk misbruik is er gemaakt van dit feit door de zelfzucht. De wetgevers der oude wereld zochten daarom de grenslijnen streng te bepalen en te handhaven die de standen der maatschappij van elkander scheiden. Van daar de kasten. Maar zulk een misbruik kan alleen verkregen worden door de schending van eene andere eeuwige wet - dat namelijk het welzijn der maatschappij niet van de verstomping en verlaging der menschelijke krachten afhankelijk is gemaakt, maar wel daarvan, dat zij trapsgewijze vooruitgaan, volkomen ontwikkeld en bovenal door zuivere beginselen bestuurd

[pagina 250]
[p. 250]

worden naar het hooge doel, waartoe God Zijne redelijke schepselen schiep. En behoud en vooruitgang zijn nu alleen door het Christendom gewaarborgd. Men toetse de twee antwoorden op de vraag naar den waren oorsprong der regering, die de maatschappij op eene zoo bedenkelijke wijze verdeelen. De eene partij handhaaft het onbeperkt monarchale beginsel, de andere de volkssouvereiniteit. De voorstanders van de eerste zouden de scheidsmuren tusschen de onderscheidene standen gaarne hoog optrekken, terwijl zij vergeten dat dit doel alleen bereikt worden kan, door doodelijken dwang te doen aan de natuurlijke aandrift van den mensch om zijne krachten in toenemende mate, in steeds ruimer kring toe te passen. Deze rigting bekrompen en zelfzuchtig als zij is verzet zich tegen de wet van vooruitgang. De andere partij angstvallig bezorgd voor de majesteit der menigte, loochent het feit van maatschappelijke en persoonlijke ongelijkheid. Zij overdrijft de magt der menigte om die van de individu's te verwaarloozen; zij maakt feitelijk elken vooruitgang onmogelijk, daar zij verbiedt, dat een zich boven het algemeen soort verheft.’

‘Zou de onbeperkte magt der menigte minder aan misbruik onderworpen zijn dan wanneer zij door een Czaar uitgeoefend werd. Juist het tegendeel is waarschijnlijker, d.i. wanneer onbeperkte magt door velen of in veler naam uitgeoefend wordt, is zij meer onderworpen aan uitgestrekt misbruik, is haar drukkend wigt meer algemeen, dan onder een enkelen despoot, om de eenvoudige reden, dat zij van elke persoonlijke verantwoording ontslagen is - ten zij deze door een blik op de guillotine of de galg afgedwongen wordt. Wat aller misdaad is, is niemands misdaad. De dwingelandij van den alleenheerscher kan gematigd en beteugeld worden door schaamte, voorzigtigheid, roemzucht, geweten enz. Maar welk een vat kan het geweten of de vrees voor de openbare meening hebben op den veelhoofdigen tiran der menigte? De openbare meening is dan niets anders dan de weerklank van des dwingelands eigen despotieken wil.’

Wij herinneren ons bij 't lezen van deze regelen, het tafereel in den Juif errant, waar de beradenheid van den priester Gabriël den abt d'Aigrigny redt uit de handen eener woedende menigte. De abt lag achter het koorhek op den grond, de priester Gabriël stond voor den ingang van het hek, waarachter de digt ineengedrongen menigte tierde. Zij was vast besloten om den abt te dooden.

- Wilt gij hem toch dooden? vroeg Gabriël.

- Ja, antwoordde de steengraver, die aan 't hoofd der menigte stond, terwijl hij met bloedige oogen en gloeijende wangen naderde.

Gabriël ging hem te gemoet en zeide: kom. - Daar is 't slagtoffer; sla toe.

- Ik! riep de steengraver aarzelende, ik... geheel alleen...

- O, hernam Gabriël, hij zal geen weêrstand bieden, vrees niets. Sla toe.

- Neen, riep de woesteling, achteruittredende, ik ben geen beul... ik wil geen beul zijn.

Zoo redde Gabriël den priester uit de handen eener bloeddorstige menigte op eene treffend menschkundige wijze.

Doch wij willen uit het boek van den heer Morier niet meer overschrijven. Wij deelden een en ander mede om op te wekken tot de lezing van een eenvoudig

[pagina 251]
[p. 251]

maar inderdaad nuttig boek. Wij danken den vertaler voor zijn werk, hij heeft medegewerkt om ons volkomen te overtuigen dat er geen volksheil is zonder Christendom.

D-L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken