Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 9 (1852)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 9
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.44 MB)

Scans (1170.11 MB)

ebook (5.87 MB)

XML (3.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 9

(1852)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Tabellarisch overzigt van de geschiedenis der oude aardrijkskunde.

Naar het Hoogduitsch van Dr. A. Forbiger, door Dr. J.v.d. Kloes. Te Doesborgh, bij A. Mongers en Zoon, 1851.

De heer van der Kloes duide ons niet ten kwade, dat wij, schoon hij zelf arbeidde voor de Oude aardrijkskunde en zijn ambtgenoot voor de Nieuwe geschiedenis, toch, bij de aankondiging van hun werk, aan den laatsten de prioriteit gaven, eenig en alleen uit ontzag voor de grijsheid. Het zou ook kunnen zijn, dat hij deze schikking aanzag als een wenk, om het vuur zijner jeugd te temperen, en dit kon zijne nuttigheid hebben. De arbeid van den heer van der Kloes toch getuigt van een onbepaald geloof in de ontvankelijkheid van den geest bij jeugdige menschen en zulk een geloof levendig werkzaam te zien is inderdaad hartverheffend; maar zou het ook door overspanning tot teleurstelling kunnen leiden? Dan volgt zoo ligt verslapping en weldra onverschilligheid.

Moeten wij opregt wezen? Wij weten, dat de heer van der Kloes de opregtheid bemint. Welnu, dan gelooven wij, dat door dezen en dergelijken arbeid, hoe bij uitstek loffelijk ook, voor de degelijke beoefening der klassieke letterkunde niet gewonnen, maar veeleer verloren wordt, altijd in de vooronderstelling, dat hij het Tabellarisch Overzigt aan de jonge lieden in handen wil gegeven, en er nader onderrigt van den onderwijzer op wil gebouwd hebben. En waarom gelooven wij dit? Omdat, naar onze meening, bij de eischen van den tegenwoordigen tijd, ten aanzien der als noodzakelijk beschouwde vorderingen in de wetenschap, zoo als zij thans is, de oude aardrijkskunde nimmer een aanmerkelijk deel van den tijd voor het onderwijs kan innemen. En dat zou zij inderdaad vorderen, als de jonge lieden zich, met eenig uitzigt op blijvende vrucht, naar aanleiding van deze tabellen, moesten bekend maken met de bronnen dier wetenschap, de ontwikkeling van de kennis der aarde en de wis- en natuurkundige aardrijkskunde der Ouden. Want het is niet genoeg, dat gij uwen leerlingen eene les opgeeft uit uwe tabellen: dat zou waarlijk zijn alsof ge op water schreeft; neen, maar gij zult daar eigen onderzoek en studie en gedurige herhaling bij moeten voegen en dan nog blijft u de staatkundige aardrijkskunde over, die dan toch tot regt verstand der Ouden wel van het

[pagina 351]
[p. 351]

meest overwegend belang is. Maar ook aan de zijde der onderwijzers zal de tijd te kort schieten. Of hoeveel uren zal men wel voor die oude aardrijkskunde moeten afzonderen, daar men toch immers met pas aangekomenen niet voegzaam over de begrippen der wijsgeeren ten aanzien van de gedaante der aarde enz. zal kunnen spreken. Veel van dat alles beschouwen wij ook, ronduit gesproken, als nutteloozen ballast voor hunne onsterfelijke ziel.

Wij verbeelden ons, dat de heer van der Kloes eenigzins in drift opstuift en vraagt: welk een armzalig denkbeeld hebt gij wel van degelijke behandeling der klassieke letterkunde, als ge niet inziet, dat met behulp van onze tabellen een licht opgaat over honderde plaatsen bij de Ouden? Duid ons phlegma niet ten kwade en duld, dat wij u vragen, hoeveel van die plaatsen de jonge lieden ter behandeling krijgen en hoeveel er verloren zou zijn, als zij sommige daarvan door de onkunde van den onderwijzer niet dadelijk begrepen. O ja, wij weten zeer wel, dat eene volledige kennis alle onkunde buitensluit, maar waarlijk, de omstandigheden in aanmerking genomen, dan houden wij voor het tegenwoordig onderwijs alleen dat voor eene degelijke behandeling der oude letterkunde, die haar aanwendt als een middel bij uitstek voor de logische ontwikkeling van den jeugdigen mensch, als een middel tot vorming van zijn smaak, als een middel tot versterking van zijn godsdienstig geloof. Wij zijn van oordeel, dat de literatoren, die van alle kanten worden bedreigd, door in overeenstemming met dit doel zich zooveel mogelijk aan de grammaticale interpretatie der Ouden te houden, het minst terrein zullen verliezen en de grootste weldaden aan de maatschappij zullen bewijzen.

Keuren wij dan de uitgave van deze tabellen af? Volstrekt niet! Wij zeggen er dank voor en wenschen ze in handen van iederen onderwijzer, wij wenschen ze ook als geschenk te zien uitgereikt, of als een nuttig werk aangeprezen aan verdienstelijke jonge lieden, die bijzonder door de Oudheid worden aangetrokken. Maar als handboek voor de leerlingen verlangen wij ze bepaald niet, omdat de mogelijkheid ons niet blijkt, dat ze ook onthouden worden, of zoo wij ons al daarin vergisten, omdat wij er het nut niet van inzien.

Overigens achten wij het bezit er van niet overtollig, zelfs niet na de verschijning van Forbigers handboek, onlangs te Leyden uitgegeven. Tabellen spreken duidelijk en deze zijn met groote naauwkeurigheid ingerigt en met eene gemakkelijkheid voor het gebruik, die allen lof verdient. Nu tien jaren geleden gaf Forbiger het eerste deel uit van zijn Handbuch der Alten Geographie aus den Quellen bearbeitet, dat nog door twee deelen werd gevolgd, maar de toets van die tien jaren heeft bewezen, dat Forbiger in de oude aardrijkskunde een waardig opvolger is van mannen als D'Anville, Rennell, Gail, Mannert enz. en dat hij met ongeloofelijken ijver zich ten nutte heeft gemaakt, wat door latere ontdekkingen of verbeterde interpretatie der Ouden is aan het licht gebragt.

C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken