Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 10 (1853)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.80 MB)

Scans (1136.40 MB)

ebook (6.35 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 10

(1853)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Godgeleerdheid. - Wijsbegeerte. - Staatkunde. - Opvoeding en onderwijs.

De kerkvader Joannes Chrysostomus.

Het leven der Oostersche kerk in de vierde eeuw, door Dr. A. Neander. Naar de 3e. geheel omgewerkte uitgave vertaald door D. Koorders. Twee deelen. Te Rotterdam, bij Van der Meer en Verbruggen. 1852.

Wij hebben ons opregtelijk verheugd over de vermeerderde belangstelling, waarmede tegenwoordig de geschriften van den grooten Neander worden ontvangen. Moest vroeger de vertaling van zijne uitgebreide kerkgeschiedenis, zoo als wij vermoeden, wegens gebrek aan genoegzamen aftrek worden gestaakt, thans gaat de uitgave daarvan geregeld voort, een bewijs dat het den uitgevers niet aan genoegzame deelneming ontbreekt bij hun pogen om de vaderlandsche kerkelijke litteratuur ook met de degelijke voortbrengselen der buitenlandsche geleerden te verrijken. Nevens dat grootere werk zijn nu ook Neanders Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis der Christelijke kerk, en zijne Monographien over den heiligen Bernhard en over Joannes Chrysostomus in het Hollandsch vertaald. Habent sua fata libelli. Ons theologiserend en niet theologiserend publiek is veranderd in zijne opinie omtrent Neanders geschriften en gelukkig op den goeden weg gekomen.

Wat wij hier van den man ontvangen, wiens dood voor de theologische wetenschap een onherstelbaar verlies mag genoemd worden, is niet enkel eene levensbeschrijving van den grooten Bisschop van Constantinopel. Het boek geeft wat het op den titel belooft (iets wat men niet van alle boeken zeggen kan), het geeft ons een beeld van Chrysostomus, in de lijst van zijnen tijd. Hij blijft altijd de groote hoofdfiguur, waarom al de verschijnselen van zijnen tijd, en de personen die op dien tijd invloed uitoefenden, zich groeperen. ‘Al de verschillende rigtingen’ zegt de Vertaler met regt ‘zien we rondom hem woelen en werken - al het eenzijdige en verkeerde dat we in zijnen tijd zien te voorschijn treden, zien we ook door hem in zijne mate bestrijden - hij is de type der Oostersche kerk in de vierde eeuw.’

Wat we vooral in dit boek bewonderen, dat is de stalen vlijt waarmede Neander uit de bronnen geput heeft. Wat Luther eens zeide van zijne voltooide Bijbelvertaling: ‘Wie dat alles nu leest, zoo gemakkelijk als het daarheen vloeit, zou niet denken welke steenen en blokken daar gelegen hebben, waardoor we heen moesten werken’ dat is ook ten volle toepasselijk op het werk van Neander. Hij heeft ons Chrysostomus leeren kennen uit zijne eigene geschriften, preken en brieven. Maar wat het een werk moet gekost hebben, dat alles te doorlezen, nevens al wat de geschiedenis dier tijden lichts kon verspreiden over zijn onder-

[pagina 4]
[p. 4]

werp, wat moeijelijke taak het was, te schiften, te scheiden en te kiezen, wat meer, wat minder diende om Chrysostomus regt te leeren kennen - dat vermoedt de oppervlakkige lezer niet. - Maar juist door dat Neander Chrysostomus zelf laat spreken, ontvangen wij ook een beeld van hem, dat hem ons voorstelt zoo als hij was. Omdat hij met meesterlijke hand die gedeelten uit zijne preken kiest, waarin hij het eigenaardige van de zeden zijner tijdgenooten of schetst of bestrijdt, zien wij ons den toestand der Oostersche kerk met de grootste getrouwheid voor oogen gesteld. Wij ontmoeten er bijzonderheden uit het leven en de gebruiken der oude wereld, die ons verrassen en boeijen, en ons veel verklaren van hetgeen later in de kerk is ingeslopen, en nog ten deele als misbruik bestaat. De kiemen der verbastering, die eenmaal den ondergang van den bloei der Oostersche kerk ten gevolge zou hebben tegelijk met den ondergang van het geheele Oostersch-Romeinsche keizerrijk, wij zien ze reeds in het tafereel, dat Neander ons geeft, welig uitbotten. Waar de ernst des Christelijken levens bij het grootste deel des volks zoo geheel ontbrak, waar een weelderig en bedorven hof de kerk beheerschte en op het volk den heilloosten invloed uitoefende, waar men de kerk schier gelijk stelde met theater en circus, en vaak achter deze, daar was het geen wonder later tijden geboren te zien, waarin men het Islamisme beter achtte dan een diepbedorven, dood en ellendig Christendom, zoo als bij Mohammeds komst in het Oosten heerschte.

Zoo als Neander ons Chrysostomus heeft doen kennen, leeren wij hem niet alleen als welsprekend redenaar bewonderen, wij leeren hem als mensch en als Christen liefhebben. Wij leeren eerbied koesteren voor den man, die zich door den roem niet liet verblinden voor zijne grootsche taak, om de hervormer van zijnen tijd te worden - voor den onverschrokken strijder, die de waarheid verdedigde maar zonder bitterheid en veroordeelingszucht - voor den handhaver des regts, al stond hij tegenover de magtigsten der aarde - voor den edelen menschenvriend, die zich het lot van lijdenden en armen met warmte aantrok - voor den ijverigen dienaar zijns Heeren, wiens lust het was velen te brengen tot Hem - voor den gemoedelijken Christen, die in de praktijk des levens veel meer dan in begrippen het wezen des Christendoms zocht. - Zulke mannen te leeren kennen, dat doet het harte goed, en zulk een boek legt men nooit uit de handen zonder verbeterd, althans tot al wat goed en waarlijk Christelijk is, opgewekt te worden.

Wij wenschen dit boek in vele, zeer vele handen, niet alleen van theologen, maar ook van ons grooter lezend publiek. Veel is er uit te leeren ook voor onze dagen, waarin men voor menschelijke meeningen en instellingen vaak veel meer ijvert, dan voor de waarheid en de liefde die uit God zijn. Van harte zeggen wij het den Vertaler na: ‘Moge dit boek een bijdrage zijn om bij den vernieuwden strijd tusschen 't Romanisme en Protestantisme ook in Nederland meer en meer heldere denkbeelden te verspreiden omtrent de ontwikkeling der Christelijke kerk. Want wil men de Roomsche kerk beoordeelen dan moet men weten hoe hare denkbeelden en leerstellingen langzamerhand zijn ontstaan.’ Maar evenzeer, voegen wij er bij, moge de Roomsche kerk uit dit boek leeren, hoe datgene waarvoor zij bij voortduring zoo zeer

[pagina 5]
[p. 5]

ijvert, meestal als van ondergeschikt belang beschouwd, ja bestreden werd, door die mannen, die zij ten hoogste vereert. - Vooral ook worde dit boek allen leeraren der kerk, en in het bijzonder hun aanbevolen die zich voorbereiden het eenmaal te worden. Het zal hen doen zien, hoe de grootste van alle gewijde redenaars de welsprekenheid nooit om haarzelve hoog schatte, maar haar alleen als het middel beschouwde om harten te winnen voor den Heer, en menschen te verbeteren. Wij kunnen niet nalaten eene van de vele treffende plaatsen, in het werk te vinden, die daarop betrekking hebben, in te lasschen. Leest blz. 148 van het tweede deel: ‘Velen’ - zegt daar Chrysostomus in eene preek tot zijne hoorders - ‘spannen al hunne krachten in om, als ze den kansel beklimmen, toch eene lange rede te kunnen houden. En worden ze met luide toejuichingen door de vergaderde menigte begroet (men had namelijk het applaudisseren uit het theater in de kerk overgebragt) dan is 't hun, als was 't hemelrijk hun geopend; wordt daarentegen hun rede met stilzwijgen aangehoord, dan lijden ze ondragelijke hellesmart. Dat is de oorzaak van 't verderf dat we in de kerk zien heerschen. En dat is uw schuld. Gij streeft er niet naar om preken te hooren, die verbrijzeling des harten te weeg brengen, maar preken, die door den klank en de zamenstelling der woorden uwe ooren streelen. 't Is waarlijk alsof ge zang en citherspel hoordet. En wij (redenaars) zijn zulke onverschillige en lijdelijke menschen dat we uwe neigingen inwilligen, terwijl wij ze moesten bestrijden. Wij zoeken naar fraaije woorden, naar schoonklinkende zamenstellingen en harmonie in onzen stijl om u genoegen te doen, niet om u wezenlijk nuttig te zijn - om bewonderd te worden, niet om u te onderrigten - om u aangenaam bezig te houden, niet om gevoel van schuld bij u op te wekken - om toejuiching en lof van u in te oogsten, niet om uw gemoed te verbeteren. Gelooft mij 't geen ik zeg is mijne heilige overtuiging. Als ik mijn preken met luide toejuichingen hoor begroeten - waarom zou ik 't verzwijgen? - op zoo een oogenblik voel ik een aandoening, die bij ons menschen zeer verklaarbaar is, een aandoening van blijdschap. Maar als ik in mijn woning ben teruggekeerd, en bedenk dat die menschen, die met luide toejuichingen mijn woorden hebben begroet, uit mijn preek geen nut hebben getrokken, en al hadden ze er ook eenig nut uit kunnen trekken, onder hun toejuichingen dat geheel uit 't oog hebben verloren, dan zucht en ween ik - dan dringt zich de gedachte aan mij op, dat misschien al mijn woorden vergeefs gesproken zijn.’ - Tantum! De lessen der oudheid zijn ook ons gegeven. Dat hoorders en redenaars er hun nut mede doen.

Wat de vertaling betreft, wij kunnen den heer Koorders den lof geven, dat hij niet alleen getrouw, maar ook in den geest des Schrijvers, heeft overgebragt. Men kan het zien: hij heeft Neander begrepen, en zijne taak met liefde volbragt. Het gedurig herhaalde: hoe een, zoo een, en 't, geeft aan den stijl iets gezochts en vreemds, dat wij liever vermeden hadden gezien, ofschoon wij overigens gaarne erkennen, dat hij los en vloeijend vertaald heeft. - De druk en het papier laten niets, de correctie iets te wenschen over. Maar wij weten hoe moeijelijk het is, bij verwijdering van de drukpers, in het laatste opzigt aan alle eischen te voldoen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken