Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 10 (1853)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.80 MB)

Scans (1136.40 MB)

ebook (6.35 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 10

(1853)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Harptoonen eener vrome en dichterlijke ziel.

Eenige bladen uit het Dag- en Levensboek eener vrouw. - Naar het Hoogduitsch. Te Amsterdam bij C.L. Brinkman.

Harptoonen - wekken ze niet eigenaardig eene verhoogde godsdienstige stemming bij ons op, van die des Koninklijken Zangers in de gewijde Schrift tot op Agnes Franz en Spitta, al is ook de kracht en welluidendheid der toonen van dit drietal zoo verschillend, als er eeuwen tusschen liggen? Wij twijfelen niet, of ook deze ‘Harptoonen eener vrome en dichterlijke ziel’ zullen door velen met belangstelling vernomen worden. Het zijn toonen: dus wachte men geen afgewerkt muzijkstuk, maar volle, nu eens stoute en forsche, dan eens smeltende en smachtende accoorden. Tokkelen van snaren, waardoor toonen trillen, die weerklank vinden in het gevoelig en godsdienstig gestemd hart. Ook van tijd tot tijd capriccios, fantastische, vlugge, schalke, eenigzins dartele grepen, maar dartel in den kinderlijk onschuldigen zin. Om zonder beeld te spreken, het boekske behelst losse gedachten d.i. niet zamenhangend, niet aan elkander verbonden - over de belangrijkste onderwerpen; blikken in het geestes- en gemoedsleven; soms ook vernuftige en puntige, vooral pittige opmerkingen, waar een humoristisch element vaak niet te miskennen valt. De schrijfster is eene vrouw, wier naam ons niet genoemd wordt. Wij verwachtten reeds veel goeds, toen wij onder het Voorberigt zagen wie het was, die de onbekende dame met een enkel woord bij ons lezend publiek wilde inleiden. En wij werden in onze verwachting geenszins te leur gesteld. De vrouw, die hare ‘Harptoonen’ voor ons doet klinken, is beschaafd zonder savante, echt godsdienstig zonder mystiek, christelijk zonder in het keurslijf van een kerkelijk stelsel gekneld te zijn, veel en smartelijk beproefd, maar, als uit dit gulden boekske treffend blijkt, door de beproeving gelouterd. Het valt ons gemakkelijk, haren naam te verzwijgen, omdat wij dien zelven niet weten. Wij waren echter wel in de gelegenheid, om dien uit te vorschen; doch wij eerbiedigen het in eene vrouw, dat zij niet genoemd en geroemd wenscht te zijn, en op eene dier bloemen wil gelijken, die hare liefelijkste geuren in het duister verspreiden.

De vertaling is over het algemeen wel gelukt, op enkele plaatsen een weinig stroef, en de titel verandering, misschien door den heer Lublink Weddik aan den bewerker voorgesteld, allezins gepast.

Men vergunne ons uit den rijken in houd eene kleine bloemlezing te geven:

De staf der smart, dien wij vreezen, wijl hij ons in de hand Gods gevoelig kastijdt, wordt
[pagina 289]
[p. 289]
voor ons dikwijls een Aäronsstaf, waaraan wij onze verkiezing tot het priesterschap, tot het volk des Heeren, tot medegenooten van den grootsten Lijder herkennen. Hier begint ons inwendig leven reeds te kiemen en te bloeijen. De staf, die ons eerst gekastijd had, wordt ons later zoo dierbaar, dat wij hem tot een eeuwig aandenken in het allerheiligste van ons hart bewaren.
Eene groote beproeving is voor ons nog altijd, wat de Roode Zee voor Israël eens was. De kinderen Gods trekken er droogvoets door henen, hoezeer de dood uit de opgehoopte baren van alle zijden hen met dreigenden blik tegengrijnst; zij bereiken evenwel hun Kanaän. De kinderen der wereld daarentegen vinden er allen hunnen ondergang, want niet Gods, maar hun eigen wil heeft hen dien weg doen kiezen.
De liefde van den Heiland is zoo groot, dat zij ook het kleine lief heeft. Dat kunnen de groote menschen niet - tenzij de geest van Christus hen beziele.
Er bestaat eene lectuur, welke, zoo als zekere spijzen, niet verzadigt, maar den honger prikkelt. Mijd haar! Wat niet verzadigt, is - schuim.
De angst, die in het hart van den zondaar voor de zaligheid zijner ziel ontkiemt, kunnen wij vergelijken met het eerste hanengekraai, met de eerste speling van flaauwe strepen aan den gezigteinder, dan volgen de uren, waarin het begint te schemeren. Nog dikwijls kraait de haan, nog dikwijls worstelt het licht in den kamp met de duisternis aan den horizont naar boven, tot eindelijk de zon zegevierend oprijst en een heerlijke morgenpsalm door de hemelen rolt. Dan slaan de engelen de vreugdetoonen aan over eenen zondaar, die boete doet.
Wanneer de watervloed van het menschengesnap rondom ons woelt en bruist, als eene onstuimige zee, wier golven haar schuim in de lucht doen opkrullen, zitten wij gerust en getroost te midden van onze geliefden, als in eene Arke, en hopen en verwachten, dat ook voor ons uit dien watervloed nog een olijftakje moge groenen.
Waarom ontspringen zoo vele bronnen, beken, stroomen uit de hoogte, en zijn daar onbeduidend, terwijl zij in de dalen hunnen wasdom en uitgebreidheid ten toon spreiden? Mensch, in de hoogte is men klein; in de laagte wordt men groot.
Men zou het hoofd het mannelijke, het hart het vrouwelijke deel van ons wezen kunnen noemen. Zoodra het eene of het andere eene bovenmatige ruimte inneemt, lijdt de geheele persoon, even als in den echt nimmer alleen de eene partij ongelukkig kan zijn. Het harmonisch geheel is in zijne deelen verstrooid; in het oog van dieper zienden blijft slechts eene karikatuur over.
Men moest onaangename bejegeningen, die men soms van onbeschaafde menschen moet dulden, als sneeuwvlokken van zich afschudden. Hoogstens mag eene enkele op ons kleed smelten en een waterdrup - een stille traan - worden.
Wij meenen dikwijls gedachten te kunnen afdwingen en als een jager ze buit te maken. Maar de jager velt niet elken dag een edel wild, en dikwijls niet eens - een haas. Dat is ook goed, want bij de onmenschelijke aanmatiging der menschen kan hij zeer ligt op den inval komen, dat hij de hazen had laten loopen, die hij toch maar vangt.
Wat is een vrouwelijk hart zonder godsdienst? Een buigend riet in het moeras der wereld, dat de wind verbreekt, zoodra het hem belieft.
De hoogmoedigen zijn tafelschuimers. Zij leven van goede dingen, die zij zelf niet hebben.
Nevens de gedachten van geniale menschen is een dozijn onzer gedachten te vergelijken met een paar uitgeloopene scheepjes op den onmetelijken oceaan. Ter hunner beschikking liggen vloten, schepen loopen hunne havens in en uit, gelijk de zeeschepen Salomo's, die naar Ophir varen, engoud, zilver, elpenbeen en paauwen - maar soms ook eenen aap huiswaarts brengen.
Men is al aanstonds gereed eene vrouw - niet zonder ironie - geleerd te noemen, wanneer zij een weinig verder dan hare schoolboeken heeft leeren zien. Ik vind dat men hierin evenzeer der geleerdheid als der vrouw onregt doet. Eene waarachtig ontwikkelde, verstandige vrouw zal evenmin naar den ijdelen roem der geleerdheid streven, als deze naar eene ijdele vrouw. Beide zijn in de wereld om elkander te achten, maar niet om zich te beminnen, de echt zou hier nimmer gelukkig zijn.
De geleerden twisten dikwijls met elkander om de leerstukken, als kinderen om mosselschelpen. Maar de parel ligt in de zee.
[pagina 290]
[p. 290]
De groote staatkundige vrijheid van de massa wordt door de zonde der individu's onmogelijk gemaakt. Koppelt alle staatkundige beschouwingen zamen, schrijft de diepzinnigste wetten voor, - binnen korten tijd zult gij sommigen aan de doode letter, gelijk de hond aan een bot zien knagen, anderen hunne verzadiging zien zoeken aan overtredingen. Zoo lang niet ieder mensch eene vervulde wet is, zal de vrijheid slechts een vraagstuk blijven.
Wij zijn slaven der zonde, maar toch te flaauwhartig om de eenige Revolutie te wagen, die God zelf niet alleen billijkt, maar van ons verlangt.
De ware Katholieke kerk is eene Martha. Zij heeft den Heiland ook lief, maar zij ‘bekommert en verontrust zich over veel,’ wat Hij en zij ontberen konden. De ware Protestantsche kerk is eene Maria; zij is stil en heeft genoeg aan Zijn Woord. Martha zoekt Zijne eer, maar Maria Zijne liefde.
De echte, ware humor schijnt mij dikwijls toe onder de overige geestvermogens dezelfde taak te verrigten, als de snoek in den vischvijver. Men heeft hem er in gebragt om de andere visschen flink rond te jagen, - opdat alles beweging hebbe en gezond blijve.
Met ons weinigje geborgde schijndeugd willen wij dikwijls den Heer ter eere eene schitterende illuminatie ontsteken. Dwazen die wij zijn! Hoe ellendig flikkert dat paar lampjes, terwijl de Vader sterrenhemelen onder Zijne voeten zaait.
Waarom ergert men zich aan de wonderen van Jezus? Wien zij een steen des aanstoots zijn, die heeft Hem nog niet gekend. Hij zelf is het grootste wonder in Zijne geschiedenis. Beproef het eens, eenen enkelen dag in de wereld heilig te leven, zoo als Hij altijd heilig was; - dan zult gij het wonder opmerken. Gij zoudt eerder dooden kunnen opwekken, dan heilig zijn; want heilig is meer dan wonderbaar. Zijne wonderdaden zijn slechts bloesems aan de onverwelkelijke hemelplant; de plant zelve zijn zij niet. Deze zoude leven, indien al de bloesems afvielen, maar de bloesems bloeijen slechts, omdat de plant leeft.
Een ijdel, schoon meisje gelijkt op een visitekaartje. Zij heeft niets dan eene gladde, schoon versierde oppervlakte en staat den geheelen dag aan den spiegelrand.

Genoeg tot eene proeve van hetgeen hier te vinden is. Aan onze lezers, en vooral ook aan de Nederlandsche vrouwen en meisjes, die gaarne behalve een roman en een haakboekje nog iets degelijks van blijvende waarde en blijvend nut ter hand nemen, moeten wij deze ‘Harptoonen’ ten allersterkste aanprijzen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken