Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 11 (1854)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 11
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.36 MB)

Scans (1161.23 MB)

ebook (7.00 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 11

(1854)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 205]
[p. 205]

Mengelwerk.

De onderzeesche telegraaf.

Geschiedenis en Profetie.

V.
Een blik op de kaart van Europa.

Zoo zijn dan de eerste schreden - en waarlijk reuzenschreden! - gedaan, en is voor de magt en de snelheid der gedachte de drievoudige brug gelegd, die het trotsche Albion met het vaste land verbindt. Van op die brug, wagen wij 't, een' blik te slaan in de toekomst; maar niet, dan nadat wij eerst nog eens het tegenwoordige met een vlugtig oog overzien hebben.

Is onze tijd in menig opzigt merkwaardig, hij is dat vooral in de verbazende toeneming van de gemeenschap der menschen en volken. Hoe geheel anders is het reizen geworden! Niet alleen, wanneer wij den slakkengang en de menigvuldige gevaren van de karavanen der oudheid in vergelijking brengen; o neen! wij behoeven bij lange na zoo ver niet terug te zien. Nog geene eeuw geleden, kondigde de koninklijke almanak van Parijs met zekeren ophef aan, dat de wagen, die van daar vertrok, reeds op den twaalfden dag Straatsburg bereikte! En ons zelf heugt het nog, hoe onze goede grootmoeders zich approviandeerden, tot een' togt van Amsterdam naar Rotterdam; hoe de geheele familie haar nog tot afscheid kuste, als zij de wijde wereld in gingen, gezeten in den stuurstoel van eene oud vaderlandsche trekschuit, die weder het toppunt van gemak en snelheid scheen, in vergelijking van eene Geldersche zandkar of het Zeeuwsche beurtschip. En nu? De Rotterdamsche koopman bezoekt even bedaard en zonder omslag de beurs te Amsterdam, als die in zijne eigene plaats. Ja, in ons vaderland zijn er niet anders dan uitstapjes meer overgebleven, terwijl het eigenlijke reizen zich minstens tot Zwitserland en Italië, althans zeker tot den Rhijn moet uitstrekken.

En toch, hoe spoedig men daar vliegt over den ijzeren spoorweg, wij menschen hebben altijd nog onze gezonde leden te bewaren: - eene te groote snelheid zou ligt de noodige voorzorg onmogelijk, en bij eenig onheil den minsten

[pagina 206]
[p. 206]

schok doodelijk maken. Onze berigten hebben die rust en die voorzorgen niet noodig. Zij snelden daarom ook reeds van ouds de reizigers vooruit. De Perzianen - zegt men - hebben 't eerst de vaste stations, elk van ééne dagreize, uitgevonden, waardoor de 127 landschappen van hun reusachtig gebied naauwer met elkander verbonden werden, en de tijdingen, van de eene naar de andere plaats overgebragt, niet aan den gang van een' enkelen bode gebonden waren. Aan keizer Augustus wordt dezelfde verdienste, ten opzigte van het Romeinsche rijk, toegeschreven. In den nieuweren tijd hebben inzonderheid Frankrijk, later Engeland zich omtrent het postwezen verdienstelijk gemaakt. En toen men het eindelijk zoo ver gebragt had, dat de brieven, - in een geheimzinnige sluif verdwenen, terwijl de schrijver sliep, - reeds vóór den morgen eene geheel andere plaats bereikt hadden, en op uren afstands bij het ontbijt werden gelezen, - toen meende men misschien, het non plus ultra van snelle wisseling der gedachten bereikt te hebben. Maar wat is de slakkengang van eene postkar tegen het snuivend voortrennen van eene locomotief, waar achter de brieven, om geen' tijd te verliezen, onder het overbrengen worden uitgezocht en geordend? En wie zou niet weder dezen vliegenden brievenpost, die in een enkel uur, zonder immer te rusten, acht uren gaans aflegt, weder voor het non plus ultra van de snelheid der gedachten houden; indien hij niet in de laatste jaren gehoord had, - waarvan thans wel ieder, ook de boer achter den ploeg en de grijze bij haar spinnewiel, moet gehoord hebben, - van den electrischen telegraaf?

Daar dringt en woelt 't door elkander, in den effectenhoek van de Amsterdamsche beurs. Een der bewegelijke kinderen Israëls verwijdert zich een oogenblik. Gij hebt uwe sigaar nog niet uitgerookt, en hij is reeds lang terug. Wat geeft hij in dat ommezien gedaan? Hij vroeg even te Londen, hoe de koers van den wissel is, en liet het in 't voorbijgaan te Parijs weten, om nu zijne zaakjes te vervolgen; en - eer gij het laatste eindje van uwe sigaar hebt weggeworpen, heeft Londen reeds te Amsterdam gekocht en Parijs er tegen in geboden......

O, als onze vaderen eens konden opstaan! Als de oude prediker die effectenbeurs eens bezoeken kon, met zijne boekrol in de hand! - Niets nieuws onder de zon? - Maar wij laten de dooden rusten. Wat is, voor de kinderen der eeuwigheid, de versnelde spoed van de kinderen des tijds? Ook wij, wij staan nog slechts op den drempel van hetgeen de volgende eeuw onzen kinderen toonen zal; en is het waar, dat het heden een kind van het verledene is en de vader der toekomst, dan zullen wij misschien, eenigzins en in algemeene trekken ten minste, den gang des tijds vooruit kunnen berekenen, door de sporen, die hij op den afgelegden weg achter zich liet, tot op het punt, waar hij ons nu heeft gebragt.

Terwijl wij dit schrijven, ligt voor ons eene kaart van Middel-Europa; waarop, naarmate het telegraaf-net zich uitbreidt, iedere nieuwe linie wordt aangeteekend. Door deze welwillende mededeeling, die wij (zoo wel als menige bijzonderheid in al 't voorgaande) aan een' geachten ambtenaar bij den rijks-telegraaf dank weten, zijn wij in staat, ook onzen lezers, - in de kaart, bij dit stukje gevoegd, - een duidelijk overzigt van het reeds bestaande te geven, waaraan wij een

[pagina 207]
[p. 207]

minder of meer gegrond vooruitzigt van hetgeen volgen zal, willen toevoegen.

Slaan wij eerst het oog op Groot-Brittannië. De telegraaf-draden doorkruisen nu reeds Engeland en Schotland, in de meest verschillende rigtingen, en ongeveer drie honderd stations (die niet eens alle op onze kaart konden worden aangeteekend), ontvangen daardoor hare berigten. In het noorden is Aberdeen het uiterste punt, in het westen Hollyhead. Van de laatstgenoemde plaats zou de telegraaf zich, onder den zeeboezem door, naar Ierland moeten uitstrekken; maar de eerste hiertoe gelegde kabel is verdwenen; ook voor de tweede maal is het leggen daarvan mislukt; de derde proef is wel voorbereid, maar, - zoo ver wij weten althans, - nog niet genomen.

De zuidelijke oostkust van Engeland, en daardoor Londen zelf, met geheel het telegrafisch net van het magtige eiland, is nu ook, gelijk wij gezien hebben, met Frankrijk, België en Holland verbonden. Volgen wij de eerste lijn naar het zuiden, dan stroomen de berigten niet enkel naar Parijs, maar naar de zeehavens: Havre, Brest, Nantes, Bordeaux, Marseille, Toulon en andere. Te Bayonne, Toulouse en Cette, staat vooreerst nog de telegraaf, als aan den voet der Pyrenëen, stil. Wij volgen dus nu eene andere rigting, en nadat wij in Duitschland, maar vooral in Zwitserland, door de menigte stations bijna verdoold zijn, vinden wij in het zuiden te Genua, Livorno en Rome onze rustplaats. In den Adriatischen zeeboezem zien wij reeds Venetië en Triëst aan dat groote stelsel van gemeenschap aangesloten. Oostwaarts loopen, over Weenen, Dresden en Berlijn, vier lijnen door en in Hongarije, Polen en Pruissen. De zuidelijkste staat, te Herrmannstadt, gereed om de laatste voetstappen naar de Donau af te leggen. Van de middelsten wordt de eene te Czernowitz, de andere te Warschau, nog even aan de Russische grenzen opgehouden. De noordelijkste heeft reeds Dantzig en Koningsbergen bereikt. Eene andere linie eindelijk rigt zich over Hamburg naar het aloude Scandinavië, en heeft te Rendsburg en Kiel reeds den eenen voet gezet op het vaste land van Denemarken.

Na zulk een' ruimen blik over de kaart van Europa, slaan wij met welgevallen nog eens het oog op 't kleine plekje, dat wij ‘ons vaderland’ noemen. In het begin van dit jaar werkten daarin reeds twee hoofdlijnen, met zes kantoren: de eene van 's Hage, over Amsterdam, Utrecht en Arnhem, naar de Pruissische grenzen; de andere over Rotterdam (en Breda) naar België, met een' zijtak van Rotterdam op Dordrecht. In Februarij is een tweede verbindingslijn met België daargesteld, loopende van Amsterdam over Gorinchem en Breda; terwijl eindelijk, nog in den loop van dit jaar, de opening der navolgende kantoren wordt gewacht: Assen, Breda, Groningen, 's Hertogenbosch, Maastricht, Meppel, Middelburg, Vlissingen en Zwolle.

Overzien wij dit alles nu nog eens, eer wij verder gaan, dan valt 't ons van zelf in het oog, dat de behoefte, die deze versnelde gemeenschap in het leven roept, de beschaving, en hare voorwaarde de veiligheid is. De streek, door den dunnen draad van den telegraaf overspannen, is te gelijk die, waar, in het ligchaam der menschheid, de hartader klopt. Van de plaats, waar hij stil staat, slaan wij den blik op landstreken, waar nog de beschaving, zoo wel als het veilige verkeer, menigen berg

[pagina 208]
[p. 208]

te effenen en menige vallei te dempen heeft. Hoe klein echter deze zetel van de beschaving der menschheid is, in hare afmeting op de wereldkaart, zij bezit de magt der gedachte, de drijfveêr der groote beginselen; en heeft hierdoor verre de overhand over de woeste kracht of de kolossale eenvormigheid van de overige landen der wereld.

Dit besluit op onze vijfde afdeeling, zij te gelijk de inleiding tot de laatste, die wij stout weg noemden:

VI.
Een blik in de toekomst.

Wanneer van een' hoogen toren een steen afvalt, neemt, - volgens eene vaste natuurwet, - zijne snelheid toe onder het vallen, in eene geregelde verhouding tot den afstand, dien hij doorklieft. Even zoo is het met den voortgang der menschelijke uitvindingen; ten minste, wanneer zij niet door uitwendige beletselen in haren voortgang worden gestuit. Er is daarom geen profetische geest noodig, maar alleen eene wel gegronde berekening, om op het gebied der werktuigkunde met eenige waarschijnlijkheid de toekomst, zoo niet te bepalen, althans te gissen. En wanneer wij nagaan, welk een hoog belang de menschheid heeft en stelt in de snelle wisseling der gedachten, dan is het wel onmogelijk, dat op den ingeslagen' weg zou worden stil gestaan, ten zij men daarop door het verstoren van den algemeenen vrede, voor eene korte poos wierd opgehouden. Voor korte dagen is, op een telegrafisch congres te Berlijn, het bestaande overwogen, en menig nieuw plan besproken of vast gesteld. Voorloopig kunnen wij als zeker mededeelen, dat, - behalve de te verwachten gemeenschap met Ierland, - de lijn naar Koppenhagen weldra ten gebruike voor het publiek zal worden open gesteld; dat, nu Warschau met Weenen is verbonden, men de uitbreiding van het telegraaf-net tot Petersburg en Moskau, tegen het aanstaande voorjaar verwacht; terwijl ook Zweden zich weldra zal aansluiten.Ga naar voetnoot*) Bovendien moet door het Engelsche parlement 30,000£ sterling zijn toegestaan, voor een' regeringstelegraaf over het kanaal, daar in Engeland niet, even als in ons vaderland, bij de verleende concessie, het prerogatief voor de regerings-berigten is bedongen. Nog is concessie verleend voor eene lijn, die Afrika met ons werelddeel verbinden zal, en van Florence, - over Corsica, Sardinië en Malta, - den oostelijken uithoek van Algerië zal bereiken.

Zoo ver altijd nog het tegenwoordige. En nu de toekomst. Overzien wij daartoe nog eens de kaart, maar nu die der geheele wereld. Ziet gij dat eiland, op dat grootere tooneel zoo klein, in zijne krijtbergen besloten en met een' nevel bedekt? 't Is het land der nieuwe Cyclopen, wien wij gaarne een weinig trots en eigenzinnigheid vergeven, omdat zij den oorlog helpen verbannen door de veroveringen des vredes, en de keten der vrijheid, der vrijheid van gedachte, smeden voor vijf werelddeelen. Vooraf gaat de stoom wagen; hem volgt de telegraaf; - maar reeds schiet deze hem voorbij, gelijk de adelaar in de donkere wolken voor den bliksem het spoor schijnt te banen, en daardoor toch

[pagina 209]
[p. 209]

weldra wordt ingehaald. En is, gelijk wij reeds zeiden, beschaving en veiligheid de dubbele voorwaarde voor dien snellen voortgang, dat spoor drijft beiden, - schoon onder veel tegenstand, - vóór zich uit, en baant daardoor zich zelf den weg gelijk de wagen op het ijzeren spoor zelf het zand en de staven voor het vervolg van den weg aanvoert.

Reeds zagen wij de hoofdsteden van Europa, door den electrischen telegraaf, te zaam verbonden; of zij schamen zich, dat zij 't nog niet zijn. Denemarken en Zweden, zoowel als Rusland, volgen. Spanje en Portugal, ja! ook Italië, - eens het brandpunt, en nu bijna het graf der beschaving! - kunnen den algemeenen schok niet langer weêrstaan. Maar 't is niet enkel Europa, dat door dien schok wordt aangegrepen. Weldra duikt de geheimzinnige draad in de Middellandsche zee. Zal hij ook, nadat hij voet op Afrika gezet heeft, het wagen, zich langs dat onherbergzame strand voort te spoeden naar Egypte? Het komt ons waarschijnlijker voor, dat uit Italië of Triëst, over of langs Griekenland en 't aloude Creta, (thans Candia), de brug zal worden gelegd naar Egypte;Ga naar voetnoot*) - Egypte, eens de vroege en bekoorlijke wieg der beschaving, thans naauwelijks meer dan eene versteening uit de voorwereld! - Toch heeft reeds de landmail dat land der dwingelandij opgenomen in den stroom der beschaving, en er althans eenen doortogt gevonden. Maar eer de tweede helft onzer eeuw ten einde is geloopen, zal de telegrafische draad, zoo wij wel zien, zich reeds voor de landmail hebben uitgespoed, om langs Arabië heen en over 't bloeijend Ceylon, in Engelsch Oost-Indië het magtwoord te brengen; - tot weldra ook onze Oostersche broeders, op Java of Ambon, spreken met het moederland.

Maar hij rust niet, de genius der uitvindingen, die door 't dunne metaal onzigtbaar zijne bliksems uitschiet. Reeds is hem de kolossus van het Russisch rijk geopend; en daar hier de wil van een eenig man de wet van millioenen is, strekt hij weldra zich tot in het hart van Middel-Azië, en, door het onherbergzaam Siberië, zelfs tot Amerika uit.

Rigt zich de eene linie, die wij vooruitzien, langs Azië's zuidkust, de andere langs zijne noordelijke oevers, ook de opvolger van Mahomed, eens bijna de heer en nu de vazal van het Christelijk Europa, zal den doortogt door zijne staten weldra moeten wenschen of toelaten. Door Klein-Azië heen, over den beroemden Eufraat en midden door Perzië, overklimt, - zoodra daartoe een veilige weg gebaand is, - de telegrafische draad het hoogste gebergte der oude wereld, en komt van de noordzijde Indië binnen, om er de landmail, dan misschien reeds verouderd, te ontmoeten. - Verouderd, zeg ik: - want vooreerst zal nog wel de Roode zee de naaste weg uit Indië naar Europa blijven; vooral, als weldra de landengte van Suez is doorsneden. Maar mij dunkt, de twintigste eeuw, - zoo niet reeds de negentiende! - zal eens den ouden handelsweg over Palmyra en Babylon zien herstellen, en de monsterwagens over het ijzeren spoor de regte lijn doen kiezen door 't hart van Azië.

De twintigste eeuw! Wij stellen ons voor, dat onze kinderen of de kinders onzer kinderen dan ook de kaart vóór zich leggen, om de laatste schreden te meten, die nog de beschaving der

[pagina 210]
[p. 210]

menschheid te doen heeft. Reeds omvat de Russische monarch zijn wereldrijk met ééne hand, en overziet het met een' enkelen blik. Reeds heeft Engeland slechts eene seconde noodig, om te spreken met zijne Oost-Indische bezittingen. Maar er is meer. De teekenen des tijds schijnen aan te kondigen, dat in het begin der twintigste eeuw niet Indië, maar reeds Pekin en Canton de grenzen zullen zijn van het Slavonische en Anglo-Saxische gebied, de verre einden der twee reuzen-armen, waar de opperheerschappij van den Russischen Czaar en de vrije kracht der Engelsche natie, te gelijk de hand legt op het volk van meer dan drie honderd millioenen; terwijl ook Frankrijk, - altijd even jaloersch en eerzuchtig! - zich er zien laat, om gezien te worden. Een treffend blijk, maar niet nieuw in de geschiedenis, hoe de ontzettendste menschenmassa's bukken voor de zedelijke meerderheid van enkelen, en alleen christen-volken in den raad des Allerhoogsten bestemd zijn, om de wereld te beheerschen.

Maar slaan wij nog eens het oog naar het westen: van de oude op de nieuwe, schoon niet nieuwste wereld. Reeds lang verzoende zich Engeland met zijn' jeugdiger broeder Jonathan, die in het vrije Amerika zijn majoraat ontvlugtte. Reeds lang heeft ook de telegrafie verlangend den blik geslagen over den Oceaan. Maar deszelfs onpeilbare diepte zal haar waarschijnlijk dwingen, om haren kabel tot bij den noordpool te slingeren: eerst over de kleinere eilanden IJsland te bereiken, en daarna, over Groenland en Labrador, het hart van Noord-Amerika met de oude wereld in verbinding te stellenGa naar voetnoot*). Maar dan ook is de weg gebaand, om met al de kracht en doorzettendheid, den Noord-Amerikanen eigen, dat werelddeel naar alle kanten te doorsnijden. Misschien zal het niet eens zoo lang duren, of het land, kortelings nog onbekend en nu door allen genoemd, - Californië, - zal ook de telegrafische depêches opnemen. Het goud zal 't lokaas zijn, waar henen zich het ijzeren net der spoorwegen en de koperen webbe van den telegraaf uitstrekt, om ten laatste nog het eigenzinnig Japan aan de algemeene wet van vooruitgang te onderwerpen; en zoo den draad aan China over te reiken, opdat hij daar dien van Noord-, Zuid- en Middel-Azië ontmoete.

Dan eerst zal de twintigste eeuw het werk hebben afgedaan, dat haar de negentiende, reeds zoo ver gevorderd en verder in bestek gereed gemaakt, overgaf. De ring, die om den aardbol gesloten is, heeft nog slechts vonken uit te schieten naar Zuid-Amerika, en ook Australië daarmede en met Indië te verbinden; terwijl telkens hier en ginds, in een' nog donkeren hoek, eene nieuwe vonk uitspringt, en men misschien ten laatste beproeft, de lijn over de noordpool heen te werpen......

Nu eindelijk heeft de schijnbaar zoo nietige en zwakke metaaldraad de aarde omwoeld als een reuzenslang, omsloten als de klimop, getemd als eene tooverketen; en met de snelheid van den polsslag, ja sneller nog, keert de hamertik van den telegraaf en de indruk van zijn stiftje, of de letters zelve op zijne wijzerplaat, om de aarde heen terug

[pagina 211]
[p. 211]

in het stille verblijf, waaruit de genius der menschheid de gedachte deed uitgaan, sneller dan de zonnestraal de aarde verlicht.

En waarlijk! 't is niet enkel een vlugger berigt, dat de liefde of vriendschap uitzendt; eene nuttige tijding, die de handel ontvangt of de diplomatie; neen! 't is een veel hooger belang, dat hier op 't spel staat. De overwinning der beschaving is die des vredes: want zij geeft den vrede, omdat zij dien behoeft. En even als het ons nu bijna ondenkbaar is, hoe vroeger de eene stad en het eene dorp met het andere kon krijg voeren; zoo zal 't eens, - hopen wij, - met de landen der wereld zijn. - Maar daar is nog eene andere behoefte, waarin die versnelde gemeenschap zal moeten voorzien, om aan hare roeping te beantwoorden. 't Is de opeenhooping der menschen-menigte, vooral, wanneer die niet meer door den oorlog gedund wordt. Over het ijzeren spoor heen, zien wij reeds tegen 't einde onzer eeuw, den menschenstroom zich met nieuwe kracht spoeden naar de ledige akkers, die nog slechts werkzame handen vragen, of de gastvrije kust, waar de haven nog hare schepen verbeidt. Dáár is ruimte, voor jaren en voor eeuwen nog, terwijl hier het digt op een gedrongen volk door honger en werkeloosheid kwijnt; en ten laatste, zoo er geen uitweg wordt geopend, zich zelf en die het regeren verwoesten zou. Door den voortgang der Europesche menschheid, zullen ook orde en wet de woeste rooverhorden dwingen, om mede te gaan met den stroom der beschaving, of daartegen kampende, te vergaan. - Eindelijk maakt, onder dit alles, de godsdienst zich de veroveringen der wetenschap ten nutte; en het christelijk beginsel wordt, zelfs nog vóór den christen naam, het volle eigendom der menschheid. Dan, - zal reeds de twintigste eeuw dit zien? - dan wisselt wetenschap en christendom beide, van de einden der wereld, de gedachten der volkeren tegen elkander uit; en die volken zijn slechts stammen, die landen worden ten laatste gewesten. De groote handelsteden zijn de stations, waar de gedachte slechts een oogenblik toeft, om weder van daar de adelaars-vleugelen uit te breiden. Zoo buigen de takken van den boom, bij Babels toren gescheiden en sinds verre uit een gegroeid, zich aan den top weder te zamen, om ééne enkele kruin te vormen en ééne schaduw. Eene enkele wet slechts vereenigt daarbij het menschdom, - de wet der volmaking, die het embryon der toekomst draagt in den zwangeren schoot......

Onze profetie is ten einde. Laten onze kinderen profeteren na ons, als zij den dageraad zien van het derde jaarduizend der christelijke tijdrekening!

C.E.v.K.

voetnoot*)
Van de aansluiting met Denemarken, en daardoor bewerkte verbinding met Koppenhagen, is, onder 't afdrukken, officiële tijding ontvangen. Ook melden de nieuwspapieren de aanhechting te Elseneur aan eene tot Stokholm doorloopende linie. Het in den tekst volgende (omtrent de nieuwe Engelsche lijn) is nog niet bevestigd.
voetnoot*)
Onder het afdrukken verneem ik, dat (volgens het Handelsblad) zich reeds te Weenen eene maatschappij heeft gevormd tot daarstelling eener telegrafische verbinding van Triëst met Athene, langs de oostelijke hoorden der Adriatische zee.
voetnoot*)
Volgens een couranten-artikel, dat mij dezer dagen in handen komt, zou er eene machine (of verbetering aan de machine) zijn uitgevonden, waardoor de electrieke schok of stroom zoodanig versterkt wordt, dat hij de 1500 mijlen naar New-Foundland in ééne lijn kan doorgaan, van waar deze, over N. Schotland, naar New-Jork zou worden verlengd. Ik geef dit berigt voor hetgeen 't is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken