Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 11 (1854)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 11
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.36 MB)

Scans (1161.23 MB)

ebook (7.00 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 11

(1854)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Bijdragen tot de kennis en den bloei der Nederlandsche gymnasien voor 1852.

Uitgegeven door het Genootschap van Leeraren aan de Nederlandsche Gymnasien. Te Amsterdam bij Joh. Muller. 1853.

Het komt ons voor, dat men, door het uitgeven van bovenstaande Bijdragen in den tegenwoordigen vorm bij het genootschap van leeraren aan de Nederl. Gymnasien een goeden weg is ingeslagen, en den grondslag heeft gelegd van een niet minder nuttig dan duurzaam Tijdschrift. Voor men al zoekende dezen weg gevonden had, hebben de redactien der Symbolae litterariae en der Miscellanea philologa et paedagogica een ongeloofelijke moeite gehad, om de noodige stof tot het vullen van een boekdeeltje bijeen te zamelen, en als dan eindelijk zulk een deeltje verscheen, bevatte het ja in den regel loffelijke stukken van geachte onderwijzers, maar het geheel had iets bonts, iets van een pot pourri en beantwoordde te naauwernood aan den klassieken letterroem van Oud-Nederland. Geen wonder, dunkt ons. Het genootschappelijk werken, de ondervinding leert het ons, drukt altijd door, ik weet niet welk gevoel van noodzakelijkheid, ter neêr, en wij behoeven de geschiedenis der Vereenigde

[pagina 246]
[p. 246]

Nederlanden daarbij niet te raadplegen, om te weten, dat in een genootschap de een steunt op den ander, en dat men al steunende gezamenlijk vergeet, de handen uit de mouw te steken. Maar genootschappelijk te werken voor een tijdschrift, gewijd aan oude letterkunde, dat is nog zwaarder, om niet te zeggen, taaijer, dan eenig ander werk, dat is een labor improbus. Waarom? Wel, er is op dat veld reeds zooveel bewerkt en omgewerkt, er is zoo weinig belangrijks, dat niet van alle kanten bekeken werd, dat weinigen de middelen hebben, om, zoo als men dat noemt, ten volle op de hoogte te komen, en dat het dus een waagstuk mag worden geacht, met eenig stuk bij de redactie, laat staan dan voor het geleerde publiek op te treden. Men zoekt dus al ligt het belang van een onderwerp in het min bekende en pluist dat uit met veel omhaal van geleerdheid en vergeet dat dit spoedig verbazend vervelend wordt. Maar er is meer! Iemand slaagt in het vinden van een interessant onderwerp en meent gelukkig te zijn in de bewerking. Zal hij zulk een stuk toezenden aan een tijdschrift, om er gezamenlijk met andere stukken, wier geboorte elders dan in zijne bladen onmogelijk was, in begraven te worden? 't Is waar, aan weinig geschriften van onzen tijd valt het leven eener kraai te beurt, maar 't is toch streelender, een eigen tombe voor zijn hersenvruchten op te rigten, dan ze te verwijzen naar een gemeenschappelijk graf. - Eindelijk, want het hooge woord moet er uit, hebben wij wel gehoord, dat het honorarium aan den arbeid voor de Symbolae en de Miscellanea gelijk stond aan nihil, omdat het zoo moeijelijk is, om de eer, vervat in uitdrukkingen als deze: ‘die H. is toch een eeuwig knappe vent,’ of: ‘die S. is een verduivelde geleerde kerel,’ in getallen uit te drukken, die dan weêr Nederl. cour. vertegenwoordigen. Nu zijn de literatoren over het algemeen de braafste, oppassendste, meest belangelooze menschen van de wereld, met geen stokken van onder den invloed van het studium pulcri et decori weg te krijgen, maar toch, omdat de maatschappij schijnt te meenen, dat ze daar tot verzadiging toe genoeg aan hebben, en de maatschappij zich daarin, vooral in dezen duren tijd, jammerlijk vergist, zoo is de overtuiging onder de literatoren meer en meer vast geworden, dat de zilveren rijders met de Willemskoppen eene onontbeerlijke propaedeusis zijn, om te geraken tot den mundus νοητὸς. En nu zal men zich afsloven voor niets! Neen, wij houden niet van huichelarij, maar wij kunnen het ons zeer wel verklaren, dat velen niet datgene voor een tijdschrift bestemmen, waarvan zij op een andere wijze voor zichzelven eenig voordeel kunnen hopen. Een eigenlijk geleerd tijdschrift zou dus thans slechts door den ondernemingsgeest van een uitgever kunnen worden in 't leven geroepen, en eene bibliotheca critica door een genootschap van leeraren inderdaad uitgegeven, achten wij een ongerijmdheid.

Om al deze redenen, wij herhalen het, achten wij het genootschap met de uitgave der Bijdragen op een goeden weg. Het is voor de Hooge Regering en voor vele gemeente-besturen noodig, dat zij met het geheel en met de bijzonderheden van het gymnasiaal onderrigt bij ons te lande en in den vreemde eene vertrouwelijke bekendheid verkrijgen, opdat dit moge strekken tot uitbreiding van den bloei der gymnasien. Wij vinden het zeer goed, dat eene commissie van

[pagina 247]
[p. 247]

leeraren, daarvoor opzettelijk aangewezen, alle berigten van eenig belang verzamele en mededeele, opdat haar arbeid zooveel mogelijk een officieel karakter hebbe. Wat de beoordeeling van binnen- en buitenlandsche werken en vooral wat de behandeling van gewigtige vraagstukken over opvoeding en onderwijs aangaat, wij weten niet, welke regel daaromtrent wordt gevolgd, maar wij zouden het wenschelijk achten, dat de heer Joh. Muller, of nu, zijn opvolger, daartoe, des noods met voorlichting van de redactie, telkens, onder aannemelijke voorwaarden, bekwame en voor het bijzondere onderwerp bij uitstek geschikte mannen uitnoodigde. Wij roemen zeer den ijver van Dr. Burger en Dr. Francken, maar wij zouden, behalve hen, gaarne nog andere medearbeiders ontmoeten dan Dr. Noordewier; immers de necrologien van Dr. Ottema en Dr. Hekmeijer kunnen naauwelijks anders dan als een arbeid van pieteit worden beschouwd.

Wij onthouden ons van eene opzettelijke beoordeeling van den inhoud der Bijdragen, èn omdat het geen gewoonte is, periodieke tijdschriften te recenseren, èn ook, omdat wij inderdaad geen aanmerkingen van belang te maken hebben. Wij schrikten, toen wij, den staat der Nederl. scholen en gymnasien van 1849 met dien van 1852 vergelijkende, bevonden, dat in die drie jaren het aantal leerlingen der 1e afdeeling, d.i. van hen, die eene klassieke opvoeding ontvangen, van 1500 gedaald was tot 1336 en vonden weinig bevrediging in de opmerking, dat de leerlingen der 2e afdeeling in dienzelfden tijd van 387 tot 456 waren toegenomen, althans wanneer wij daarbij bedachten, dat sedert nog verschillende gymnasien, dat wil zeggen inrigtingen met twee afdeelingen waren tot stand gekomen. Eene zaak troostte ons eenigzins, de overweging, dat juist dat tijdperk het tijdperk van anarchie is, die men, naar 't den schijn had, stelselmatig in zake van onderwijs wilde invoeren. Het is wenschelijk, dat men nergens de oogen sluite voor de wrange vruchten, die ouders en leerlingen, hoogescholen en gymnasien, van deze anarchie aanvankelijk hebben geplukt en welligt nog staan te plukken, en dat vooral de Hooge Regering het palladium onzer vrijheid en van ons volksbestaan voor verdere anarchie behoede, en het onderwijs zoo regele, dat de standaard van bekwaamheid, die inderdaad reeds aanmerkelijk bij de kweekelingen der akademien begon te dalen, weder boven het reeds bereikte standpunt kunne rijzen, tot waarachtig heil van het lieve vaderland.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken