Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 11 (1854)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 11
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.36 MB)

Scans (1161.23 MB)

ebook (7.00 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 11

(1854)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 268]
[p. 268]

Beknopte geschiedenis van Friesland,

bewerkt tot een leesboek voor de hoogste klasse der lagere scholen, te Leeuwarden, bij D. Meindersma, 1852.

De heer Eekhoff, schrijver der in dit Tijdschrift beoordeelde Beknopte Geschiedenis van Friesland zond in Februarij 1851 aan onderwijzers eene gedrukte circulaire, waarin hij deze of ook hunne ondermeesters uitnoodigde, ‘om te platten lande een zoo groot mogelijk aantal inteekenaars op het genoemde werk op te sporen, tot bewijs van erkentelijkheid uitlovende een aantal exemplaren van het Schoolboek over de Friesche Geschiedenis, dat gelijk zou staan met dat der gewonnen inteekenaren.’ De heer Eekhoff dacht gezegd schoolboek nog hetzelfde jaar uit te geven. - Aan dit voornemen is echter noch in 1851, noch, voor zoo ver ons bekend is, tot heden toe eenig gevolg gegeven. - Wij weten niet, of de heeren de Haan en Zetstra, de bewerkers van het boven aangekondigde werkje, in deze nalatigheid des heeren Eekhoff een prikkel te meer hebben gevonden tot de uitgave van hunnen arbeid, in April 1852, maar, zoo dit het geval ware, men zou hun geen ongelijk kunnen geven. Evenwel zouden zij eene meer afdoende reden hebben mogen vinden in de overweging, dat de appel niet ver van den boom valt. Hetgeen toen reeds van den arbeid van den heer Eekhoff verschenen was, kon den onpartijdigen booordeelaar gemakkelijk doen gissen, dat een schoolboek, gefabriceerd uit de Beknopte Geschiedenis kans had, om bij uitstek mager te zijn en daarenboven om een bekrompen geest bij de Friesche jeugd op te wekken. De redenen daarvoor zijn min of meer ontwikkeld in onze beoordeeling te vinden in de aflevering van dit Tijdschrift voor April 1852, en wij vinden er ons om genoopt, de uitgave van dit schoolboek toe te juichen.

Men verwachte nu van ons geene kritische beoordeeling. De genoemde heeren, als onderwijzers gunstig bekend, hebben een schoolboek willen schrijven en zij hebben getoond, daarvoor inderdaad tact te hebben. Zij brengen de geschiedenis van Friesland niet vooruit, maar maken ook geen aanspraak op den naam van geschiedvorschers; zij geven inderdaad wat zij beloven en toonen ten duidelijkste, een vlijtig gebruik te hebben gemaakt van de voor hen toegankelijke bronnen. Overal hebben zij een kalmen, bezadigden toon aangeslagen en zij zijn ver verwijderd van die dwaze, dikwijls ongegronde vooringenomenheid met hunne provincie, die velen hunner gewestgenooten in merg en bloed zit. De Friesche jeugd kan, door het lezen van dit werkje, voldoende op de hoogte komen van de geschiedenis harer voorouderen en er wezenlijk vrucht van trekken voor haar leven, omdat noch de deugden van dat voorgeslacht te gunstig geschilderd, noch de gebreken te partijdig bemanteld zijn. Wat meer is zij zal het boekje uit de handen kunnen leggen, zonder van belagchelijken hoogmoed te zijn opgezwollen en zonder het

[pagina 269]
[p. 269]

hart met doelloozen haat vervuld te hebben zoo tegen andere landgenooten als bepaaldelijk tegen de Hollanders. In dit opzigt hebben wij de schrijvers bewonderd, want nergens, zelfs niet bij het verhaal der aanslagen van de Hollandsche graven op de Friesche onafhankelijkheid, hebben zij zich een harder woord laten ontvallen, dan naar ons inzien ten volle te verdedigen is. In één woord, wanneer men in Friesland van oordeel is, dat op de school nog afzonderlijk de Friesche geschiedenis moet worden geleerd, dan durven wij dit werkje om den edelen geest en degelijken inhoud, ja maar ook om den goedkoopen prijs gerustelijk aanbevelen.

Wij zeggen, wanneer men de Friesche geschiedenis nog afzonderlijk meent te moeten leeren, want onze meening is dit niet. Wij gelooven, dat dit niet zonder nadeel voor de algemeene vaderlandsche geschiedenis kan plaats hebben en wat erger is, niet zonder schade voor den echt vaderlandschen geest. Niet dat wij de voormalige schoolboeken niet hoogelijk zouden afkeuren, die Holland en Holland alleen op den voorgrond plagten te plaatsen, maar wij meenen, dat b.v. de heer van Lennep volkomen regt ook aan Friesland heeft laten weêrvaren en dat bij eene behandeling, waarbij aan ieder gewest, aan iederen stam zijn eigen plaats wordt gegeven en waarbij de ineensmelting van alle stammen en gewesten geleidelijk wordt uiteengezet, de nationaliteit beter gevoed wordt dan door die afzonderlijke behandeling. Deze zienswijze neemt evenwel niet weg, dat wij zeer veel prijs zouden stellen op het bezit van eene algemeene geschiedenis der Friezen tot op Karel V. Zulk een werk zou een belangrijk geheel uitmaken en zijn inhoud meer dan in naam de grenzen van ons vaderland overschrijden. Maar wij zouden evenzeer gaarne in éénen bundel de lotgevallen en ontwikkeling van al onze provinciën behandeld zien, voor zoo ver ze niet met de algemeene vaderlandsche geschiedenis zamenhangen. Wij gelooven, dat de geschiedenis der onderscheiden stammen met de meeste onpartijdigheid zou worden behandeld, als zij gebragt werd tot op den tijd waarop zij inderdaad ophouden bijzondere stammen te zijn, en aan de andere zijde, dat zóó naauwe band de verschillende gewesten vereenigt, dat we in allen een gelijk belang behooren te stellen.

In verband met het bovengezegde en tot bevestiging daarvan merken wij nog op, dat de inhoud der tweede afdeeling, beginnende met blz. 104, even als bij Eekhoff getuigt van de valsche stelling, waarin men zich plaatst, wanneer men met of na Karel V de geschiedenis van Friesland wil behandelen, als ware het nog door een onvermengden, zelfstandigen stam bewoond. Overigens zouden wij gaarne eene ruimere plaats hebben zien ingeruimd aan de verdienstelijke mannen, die Friesland heeft voortgebragt, en wat betreft de taal- en drukfouten, de schrijvers hebben ze niet allen vermeld. Wij althans herinneren ons een paar plaatsen, waar het onderwerp voorwerp is geworden, en nog eene, waar het hulpwerkwoord hebben in plaats van zijn is gebezigd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken