Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 20 (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 20
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.57 MB)

Scans (77.49 MB)

ebook (5.50 MB)

XML (3.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 20

(1863)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

Natuurkunde.

Spijs, gezonden en zieken aangeboden.

Het boek van den gezonden en van den zieken mensch, naar Dr. C.E. Bock, Hoogleeraar te Leîpzig; voor ons land bewerkt door Dr. N.B. Donkersloot, geneesheer aan het krankzinnigengesticht te Dordrecht. Met 38 houtsneê-figuren. Amsterdam, D.B. Centen, 1862.
Onze gezondheid. Wat wij moeten weten en doen om te leven overeenkomstig de inrigting en (de?) wetten der menschelijke bewerktuiging. Nederlandsche bewerking van Das Buch der Gesundheit, van Dr. D.G.M. Schreber, Schrijver van de Aerztliche Zimmer-Gymnastik, enz. enz., door Dr. A. Drielsma, praktiserend geneesheer te Zwolle. Zwolle, van Hoogstraten en Gorter, 1862.

Was het noodig, zal men welligt vragen, om aan het vrij groote aantal grootere en kleinere geschriften over gezondheidsleer, weder nieuwe toe te voegen, vooral sedert een afzonderlijk tijdschrift maandelijks de meest belangrijke onderwerpen, die tot deze wetenschap behooren, behandelt? Zonder over de meerdere of mindere noodzakelijkheid daarvan te willen twisten, zijn wij toch de meening toegedaan, dat, ook bij het bestaan van goede werken over een of ander vak van wetenschap, de uitgave van nieuwe is toe te juichen, mits ook deze inderdaad goed zijn. Verschillende wijze van behandeling, verschil in stijl en redeneertrant, de bijvoeging van zaken, in vroegere geschriften niet vermeld, meerdere beknoptheid of uitgebreidheid, de individualiteit der schrijvers, zijn zoovele oorzaken, waardoor tusschen werken over hetzelfde onderwerp een hemelsbreed verschil ontstaat, zelfs al zijn ze beide in hunnen aard goed te noemen. Hetzelfde onderwerp in verschillenden vorm gegoten kan den lezer op nieuw boeijen, en het is zoo noodig dat de kennis der gezondheidsleer meer en meer doordringe, niet slechts in de hoofden, maar vooral ook in het leven van het volk, dat elk goed en bevattelijk geschrift, dat de kennis, waaraan zoo groote behoefte is, kan vermeerderen, met luide toejuiching verdient begroet te worden. Niet voor allen is de behoefte hetzelfde. Voor de minder beschaafden zijn volksvoorlezingen en kleinere geschriften, zooals de Vriend van Armen en Rijken er verspreidt, de meest geschikte middelen om datgene aan te wijzen, waardoor de gezondheid kan behouden en bevorderd worden; voor de jeugd zijn leesboeken, bepaaldelijk voor

[pagina 41]
[p. 41]

de hoogste klasse der scholen geschikt, het meest aan te prijzen, terwijl men voor meer beschaafden in meerdere bijzonderheden behoort te treden en de gegevene voorschriften met redenen behoort te omkleeden, opdat de lezer zelf de waarde dier voorschriften leere schatten en begrijpen.

De beide werkjes, die wij hier bij de lezers van dit tijdschrift wenschen in te leiden zijn blijkbaar voor het meer beschaafde publiek geschreven en hebben, hoezeer verschillend van omvang, veel met elkander gemeen. Beide zijn het vruchten van Duitschen bodem, geschreven door mannen, die zich door geschriften over gezondheidsleer een welverdienden roem hebben verworven. Het eene zoowel als het andere vangt aan met eene beschrijving van het menschelijke ligchaam en van de voornaamste levensverrigtingen om daaruit de leefregelen, die wij te volgen hebben, af te leiden. Beide schrijvers eindelijk laten daarop leefregelen voor zieken volgen. En toch is er bij deze gelijkvormigheid een groot verschil in de wijze van behandeling. Behalve dat het werk van Böck, van hetwelk wij nog slechts vier van de zes afleveringen, waaruit het zal zijn zamengesteld, ontvingen, veel uitvoeriger is, zijn er ook essentieële punten van verschil in de behandeling, waaromtrent wij het een en ander wenschen op te merken.

Het werk van Prof. Böck heeft dit voor boven dat van Schreber, dat de beschrijving van het menschelijk ligchaam door houtsneêfiguren is verduidelijkt, die, zoo ze al geene hooge kunstwaarde hebben, de verdienste bezitten van eene duidelijke voorstelling der deelen te geven. Wij achten het een groot gebrek in het boekje van Schreber dat dit hulpmiddel daarin gemist wordt. Men stelle zich een weetgierigen lezer voor, die in Schreber's werk de beschrijving van het hart en van den bloedsomloop leest. ‘Het hart ligt in een vliezigen zak, het hartezakje, besloten, met zijne breedste vlakte achter het borstbeen op de hoogte van de uiteinden der kraakbeenderen van de 3de en 4de rib van de regterzijde en is met zijne stompe punt scheef naar beneden naar de kraakbeenderen van de 5de en 6de rib der linkerzijde gerigt.’ Hier begint de lezer, die nooit een hart gezien heeft en zich dus van ‘de breedste vlakte’ en ‘de stompe punt’ geene voorstelling kan maken, te gapen en slaat de verdere beschrijving van het ligchaam gemakshalve over. Geheel anders gaat het den lezer van Böck. Twee afbeeldingen van het hart geven hem reeds dadelijk eene voorstelling van den vorm van dit orgaan, van hetwelk alle deelen met letters zijn aangeduid en nevens de afbeelding verklaard. Hij begrijpt nu hetgeen hij leest en gaat met klimmende belangstelling voort zich in de geheimen van den bloedsomloop te verdiepen, waarbij weder eene schematische afbeelding van deze verrigting, zijn voorstellingsvermogen uitstekend te hulp komt.

Nog een ander bezwaar hebben wij tegen Schreber's boek in te brengen, dat het namelijk slechts een zeer beperkten kring van lezers kan hebben. Het is noch voor vrouwen, noch voor jonge lieden eene geschikte lectuur. Wij gelooven niet dat men ons van pruderie zal kunnen beschuldigen, wanneer wij voorstellingen als die op blz. 42-46 en 181-191 in een werk voor het groote publiek bestemd, zeer ongeschikt, ja gevaarlijk achten. Van dit boek kan niet gezegd worden:

[pagina 42]
[p. 42]

La mère en permettra la lecture à sa fille.

Het doet ons inderdaad leed dat wij om gemelde redenen geene vrijheid vinden dit werkje, dat overigens in zijn geheel zoo goed is en zoo vol is van gezonde denkbeelden, zoo algemeen aan te prijzen als het overigens verdienen zoude. Het zijn juist jongere menschen, die aan geschriften over gezondheidsleer de grootste behoefte hebben en voor hen wordt het werk door de aangeduide en enkele andere bladzijden ten eenemale ongeschikt. Böck heeft deze fout vermeden en een degelijken en nuttigen arbeid geleverd, waarop geene aanmerkingen van belang zouden te maken zijn, indien hij zich tot den gezonden mensch had bepaald. Zijn boek van den zieken mensch; behandeling van het zieke ligchaam, hoe goed ook geschreven, achten wij zeer geschikt om zijne lezers tot hypochondristen te maken. Wij slaan in de 4de aflevering blz. 117 op en lezen daar: ‘bij hoofdpijn moet men in de eerste plaats onderzoeken, waar de zitplaats is van het die pijn veroorzakende gebrek, want deze kan zijn in en onder het schedeldeksel (de huid van het hoofd), aan of in de schedelbeenderen en hunne holten (voorhoofds-, zeefbeen-, wiggebeens-, en slaapbeensholte), alsmede in het binnenste des schedels, in de verschillende organen der schedelholte (voornamelijk in de hersenvliezen en hersenen). De patient is slechts zeer zelden in staat, door den aard zijner gewaarwordingen het orgaan op te geven, welks lijden de pijn veroorzaakt; gewoonlijk doet het geheele hoofd zeer. Heeft echter de arts, door een naauwkeurig onderzoek, het pijnlijk orgaan werkelijk ontdekt, hetwelk hem helaas! niet dikwijls gelukt, dan moet hij altijd nog eerst den aard van het lijden trachten op te sporen, hetgeen vaak met veel zwarigheden gepaard, ja somtijds volstrekt onmogelijk is.’

Waarlijk, de lezer van het boek van den zieken mensch is wel te beklagen als hij hoofdpijn krijgt. Wat zal hij beginnen? Böck heeft hem geleerd dat er weinig kans is dat zijn arts het orgaan zal ontdekken waarin de pijn zit en dat, al heeft hij dit ontdekt, de patient toch weinig gebaat zal zijn, want het is immers met vele zwarigheden gepaard, ja somtijds volstrekt onmogelijk den aard van het lijden op te sporen, en hoe moeijelijk, ja onmogelijk zal dan niet de genezing zijn? Zijn hoofdpijn is inmiddels door die gedachte niet beter geworden en hij tracht nu zelf na te gaan of de pijn in of onder zijn schedeldeksel zit; waarschijnlijk komt hij tot de slotsom dat hij onder het schedeldeksel zoeken moet. Maar daar zitten immers de hersenen en hersenvliezen? Gelukkig zoo de vrees hem geen werkelijke hersenkoorts op het lijf jaagt. In elk geval betwijfelen wij of zijn hoofdpijn spoedig bedaren zal na de lectuur.

Het mag bevreemding wekken dat Dr. Donkersloot, die aan het hoofd staat van een gesticht voor krankzinnigen en vertrouwd is met zielsziekten, niet heeft ingezien dat het tweede gedeelte van het werk van Böck voor leeken weggestopt behoorde te worden, in plaats van het door eene vertaling onder onze landgenooten te verspreiden. Eene uiterst verderfelijke halfweterij wordt er door bevorderd, die het vele goede en nuttige dat in het eerste gedeelte bevat is, grootendeels bederft. In dit opzigt is weder Schrebers werk ver te verkiezen. In eenige beknopte hoofdstukken spreekt hij over

[pagina 43]
[p. 43]

de waarde der diëet in ziekten over het algemeen, geeft hij zeer nuttige beschouwingen over het genezen zonder een geneesheer en in het bijzonder over het gebruik der volks- en geheime middelen en ten slotte leert hij hoe men in dringende gevallen vóór de komst van den geneesheer behoort te handelen.

De vertaling van beide werkjes is vloeijend; wij hebben echter Dr. Donkersloot betrapt op germanismen als: verwezing voor verrotting, verduwing voor vertering, ganzenhuid voor kippenvel; ook vonden wij bloedligchaamtjes voor bloedligchaampjes. Doch dit ontneemt niets aan de innerlijke waarde van het boek, waarvan het eerste gedeelte aan allen, die hunne gezondheid op prijs stellen, zij aanbevolen.

Van Schrebers werk zouden wij eene nieuwe en goedkoopere uitgaaf, gezuiverd van de aangeduide plaatsen en voorzien van de noodige afbeeldingen gaarne als eene welkome verschijning begroeten. Zoo als het nu is mist het op sommige plaatsen de voornaamste vereischten van populaire lectuur, namelijk duidelijkheid en de geschiktheid voor hen, die er vooral behoefte aan hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken