Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 20 (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 20
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.57 MB)

Scans (77.49 MB)

ebook (5.50 MB)

XML (3.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 20

(1863)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Luchtverversching en verlichting van groote gebouwen.

Lucht en licht, ziedaar de twee behoeften, die het bewerktuigde leven, om gezond te zijn, met aandrang vordert. Gelukkig toont men zich van dit begrip steeds meer en meer doordrongen. Zie den bouwtrant onzer tegenwoordige woonhuizen en vergelijk ze met dien onzer grooten overgrootouders! Het is inderdaad of laatstgenoemden hun best deden, om de vensters zoo klein mogelijk te doen uitvallen en van allen togt, allen aanvoer van buitenlucht af te sluiten. Men komt van die dwaling terug, wel langzaam, maar toch zigtbaar. De nette, vrolijke reeksen van arbeiderswoningen in de voornaamste steden van ons land staan daar als getuigen van den vooruitgang in deze. Over de gedempte grachten, vroeger rijke bronnen van stinkende gassen, treedt men het euvel met voeten, waaraan welligt velen een kwijnend leven te wijten hebben. Om lucht en licht smeekt men dáár vooral het dringendst, waar vele menschen zamenwonen, in de groote steden, die door hare uitgestrektheid en onreine uitdampingen reeds den vrijen toegang der buitenlucht in de straten belemmeren, hoeveel te meer in de ruimte der woningen. Geen wonder derhalve, dat men Londen en Parijs als de steden kan noemen, die de meeste middelen aanwenden, om in de behoeften van lucht en licht te voorzien, en door kunstmatige middelen zich trachten te verschaffen, wat den landbewoner als van zelf toestroomt.

Wij vinden in het Polytechnisches Journal eene korte beschrijving van hetgeen men in de beide genoemde steden tot luchtverversching en verlichting heeft gedaan, bepaald op plaatsen, waar des avonds en des nachts duizenden menschen zamen komen, zooals in schouwburg-, concert-, dans- en societeitszalen enz. Wij willen deze mededeeling van wege hare belangrijkheid hier in hoofdtrekken laten volgen; misschien kan ook in ons land,

[pagina 68]
[p. 68]

hoewel op veel kleiner schaal, iets van het goede, dat men er in aantreft, hier en daar worden overgenomen.

Het berigt vangt aan met hetgeen er op genoemd gebied is gedaan, in de voor eenige jaren gebouwde gezelschapsen danszaal in het paleis der koningin van Engeland te Buckingham.

De groote troon- en muzijkzaal van dat paleis heeft gemeenschap met de menigte prachtig versierde pronkkamers, galerijen en andere zalen aldaar, bezit eene lengte van 27, eene breedte van 18 en eene hoogte van 12 el of meter. Zij wordt des daags door 14 vensters verlicht, die eerst ongeveer 7 el boven den beganen grond aanvangen. Bij feestelijke gelegenheden echter wordt het licht in deze ruimte aangebragt door 21 zoogenaamde zonne-gaslichten en 10 armlichten, elk van 30 waskaarsen. De 21 zonne-lichten zijn gedeeltelijk voor de 14 ramen of vensters geplaatst en wel aan de buitenzijde, terwijl de overige 7 in het gewelf zijn aangebragt. Zulk een zonnelicht bestaat uit eene menigte gasbranders, die naauwe spleten bevatten en welke openingen zoodanig zijn gerangschikt, dat de eene vlam de andere raakt, waardoor zij gezamenlijk een onafgebroken kring van licht of lichtkrans vormen.

Voor elk der 14 vensters nu ligt een stelsel van gasbuizen, voor een deel regtlijnig en voor een ander deel cirkelvormig gebogen; zij dragen 312 gasvlammen, en dus lichten er voor al de vensters 312 maal 14 of 4368 vlammen. Die vensters zijn dubbeld en maken derhalve eigenlijk kasten uit, waarin de buizen geplaatst zijn. Het naar de zaal gekeerde glas is mat geslepen, zoodat het de vlammen niet afzonderlijk, maar allen te gelijk als verstrooid of diffus licht uit de zaal laat zien. Het buitenste glas is door eene rol van gutta percha gedekt, die voor daglicht kan worden opgetrokken, en aan de naar de zaal toegekeerde zijde wit is gekleurd. Elk van deze vensterkasten bekomt de voor de verbranding noodige lucht uit de zaal en wel door in den muur liggende kanalen, die tot op de hoogte van den vloer zich uitstrekken en daar in openingen uitloopen, welke door kleppen kunnen worden gesloten. De ten gevolge der 312 branders verhitte lucht stijgt in de vensterkasten met kracht opwaarts, en wordt door 2 palm wijde buizen tot boven het dak voortgeleid.

De 7 zonne-lichten boven aan het gewelf bevatten elk 30 lichten, dus gezamenlijk 210 gasbranders, zoodat er in 't geheel 4578 gasvlammen licht verspreiden. De laatstgenoemde groepen van 30 lichten kunnen, evenmin als die voor de vensters, de zaal verhitten en zijn ook als deze weder krachtig aan de luchtzuivering behulpzaam. Zij zijn namelijk in een of twee groote kristallen bollen opgesloten, die met prisma's zijn versierd; over al die vlammen hangt, binnen den bol, een witgeverwde trechter, die bevestigd is aan eene buis, welke in het dak uitloopt, terwijl de openingen ter zijde in de bollen de lucht uit de zaal laten doorstroomen. Men ziet dat het licht, helder als de dag, de zaal niet in het minst kan verwarmen, maar wel eene uitmuntende ventilatie oplevert.

Het beschrevene, sedert een paar jaar in Londen ingevoerde, verlichtings- en luchtzuiveringsstelsel is in den laatsten tijd in Parijs nog verbeterd en wel bij de beide schouwburgen Théatre Impérial du Châtelet en Théatre de la Gaîté, die in Augustus van het vorige jaar zijn geopend.

[pagina 69]
[p. 69]

Het eerstgenoemde wordt bijna geheel alleen verlicht door een in het gewelf gemaakt zonne-licht. De gasvlammen vormen daar eene soort van pyramide, dewijl zij uit drie horizontale cirkelvormige gasbuizen bestaan, die zoo boven elkander liggen, dat de grootste onder-, de kleinste bovenaan is geplaatst.

Het licht der vlammen wordt naar beneden geworpen door een er over heen hangend wit verlakt schema van plaatijzer; het gaat daarbij door een er onder liggenden, vrij vlakken koepel van mat geslepen en met figuren voorzien glas. Deze glazen koepel, welks geraamte van ijzer is, maakt tevens het middelpunt uit van den vlakken ijzeren koepel, die de geheele ruimte overspant, welke door de toeschouwers wordt ingenomen. Dat matte glas weert tevens de hitte af. Verder is genoemde groote koepel door een andere van ijzer zoodanig omgeven, dat alle verwarmde lucht slechts door een schoorsteenvormige buis kan ontwijken, die op den koepel is bevestigd en boven het dak uitreikt. Tevens wordt door eene menigte luchtbuizen, die lucht uit den schouwburg aangevoerd, daar genoemde kanalen in de ruimte uitloopen, die er tusschen de beide gezegde koepels is overgelaten.

De instroomingsopeningen der kanalen vindt men beneden, in de ruimte, die door de toeschouwers is bezet, en wel gedeeltelijk in den bodem van 't parquet en gedeeltelijk in de beschotten of vóórwanden der loges en galerijen; deze laatsten zijn daarom van plaatijzer gemaakt, dus hol en aan de buitenzijde van opengewerkte versiersels voorzien, waardoor geen togt den toeschouwer kan hinderen. Om zooveel mogelijk, in geval van brand, eene geheele vernieling te voorkomen, scheidt men, wanneer het theater gesloten is, de plaats der toeschouwers van het tooneel door een ijzeren draadnet af. Ook op het tooneel zijn alle galerijen en trappen, alsmede de zolders, waar de schermen worden verwisseld, van ijzer. De lampen aan het orchest, die tot verlichting van het tooneel dienen, zijn in ijzeren kasten besloten, die aan de eene zijde uit glas bestaan; alzoo hebben de tooneellisten noch de stralende hitte noch het gevaar van het in brand geraken der ligte kleedingstoffen te duchten. Verder is het geheele grondplan des schouwburgs zoodanig ingerigt, dat er achter het tooneel een tuin ligt, waaruit, door middel eener soort van flaauw hellenden trap, paarden op het tooneel kunnen worden gebragt; de tuin is bovendien vooral bestemd, om daarin prachtige gasverlichting en het afsteken van vuurwerken te kunnen regelen.

De tweede schouwburg, théatre de la Gaîté, werd vier weken later geopend, en wordt niet, zooals de beschrevene, door slechts één zonne-licht verlicht, maar er zijn er een groot aantal in het hier en daar doorgebroken gewelf geplaatst. In het midden ligt in eene opening, van ongeveer 5 el middellijn, een zonne-licht; in dat hoofdlicht zijn in een cirkel 8 nevenopeningen aanwezig, elk van een meter middellijn, ieder 36 vlammen bevattende; terwijl er verder over het gewelf nog 16 openingen zijn verdeeld, waarvan de 8 grootste elk 60, de andere elk 40 vlammen groot zijn; zoodat er in 't geheel 1338 vlammen licht verspreiden.

Rekent men voor de consumptie eener vlam in elk uur 2½ kub. voet of ongeveer 790 kub. palmen, en stellen den prijs van 1000 kub. voet of ruim 4 gulden, dan kost de

[pagina 70]
[p. 70]

verlichting van de ruimte der toeschouwers in dezen schouwburg ruim 13 gulden per uur en voor een' avond van 3 speeluren omtrent 40 gulden. Eene buitengewone verlichting van het orchest of van uitspringende rangen is hier niet noodig. De inrigting van zonne-lichten en ventilatie komen overeen met de reeds beschrevenen.

De voordeelen, die deze verlichting boven alle anderen heeft, die tot hiertoe zijn aangewend, bestaan, zooals men heeft gezien, in weinige woorden daarin, dat de tot verlichting dienende gasvlammen geene hinderlijke warmte uitstralen, en dat juist die warmte dienstbaar wordt gemaakt tot het voortbrengen van eene krachtig werkende ventilatie door het geheele gebouw. Daar zij bovendien, zooals bij een gebouw met dubbele vensters, minder kosten vereischt, is zij niet alleen bij schouwburgen, maar ook voor alle groote openbare gebouwen, alsmede vooral voor kerken, zeer aan te bevelen.

Wat de ventilatie in bijzondere woningen betreft, deze is daar niet zulk een zeer groot vereischte; toch verdient zij bij keuken- en kelderruimten wel eenige overweging. Wij gelooven dat zij daar zonder veel kosten gemakkelijk zou zijn aan te brengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken