Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 20 (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 20
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.57 MB)

Scans (77.49 MB)

ebook (5.50 MB)

XML (3.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 20

(1863)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De kameel.

Dat de kameel van oudsher niet alleen voor een zeer nuttig, maar zelfs voor een den oosterling onontbeerlijk dier is gehouden, is overbekend. Reeds in het boek Job vinden wij bij de opsomming zijner rijkdommen, het getal zijner kinderen en kameelen vermeld.

Behalve de meer bekende, hoogst vernuftige eigenschappen, die de kameel bezit, heeft hij nog andere niet minder opmerkenswaardige eigenaardigheden. Van zijne vroegste jeugd af aan gewoon, om het bevel van zijn geleider, al wordt dat ook soms slechts door een' eenvoudigen wenk gegeven, te gehoorzamen, is hij, in weerwil zijner grootte en sterke overmagt, een der lijdzaamste, zachtste en handelbaarste dieren, die er bestaan. Wordt hij met zachtheid behandeld, dan legt hij den hoogsten graad van aanhankelijkheid en gehoorzaamheid jegens zijn weldoener aan den dag en geeft blijken van de meest wenschelijke tevredenheid. Gewillig knielt hij op een gegeven teeken neder, en laat zich de zwaarste lasten opleggen, die hij alsdan over mijlen afstands heenvoert, terwijl hij immer met een' tred, die gelijke maat houdt met de slagen der schel, die aan zijn' hals hangt, voorzigtig de schreden van zijn' gebieder volgt.

Indien hij echter moedwillig geplaagd of met onmeêdoogende hardheid wordt behandeld, ontsteekt hij in toorn en kan dan even gevaarlijk worden als eenig woedend dier; hij is alsdan zelfs onverzoenlijk en verliest, hoeveel tijd er ook tusschen verloopen moge, zijn' beleediger zelden uit het oog. Het is reeds dikwerf gebeurd, dat een kameel iemand, die hem kwalijk had behandeld, naderhand bij de eerste gelegenheid de beste, den arm aan stuk beet, of hem op den grond wierp en dood trapte. In het 3de deel van Onomander's Altes und Neues aus den Ländern des Ostens (Hamburg 1860) wordt zulk een geval medegedeeld, dat zich gedurende des schrijvers verblijf te Kutaijah, in Klein-Azië, voordeed en dat wij ook daarom gaarne vermelden, omdat het een eigenaardig licht werpt over de oorspronkelijke zeden der aldaar Nomadisch levende Turkomannen.

In Kutaijah was eene karavane Turkomannen van hare reize teruggekeerd; zij sloeg, volgens de gewoonte des lands, zoodra de avond was gevallen, hare

[pagina 96]
[p. 96]

zwarte tenten op, waarin de reizenden koken, slapen, en van hunne herkaauwende lastdieren omringd, uitrusten, om den volgenden morgen hunnen vaak langen togt weder voort te zetten. Onder de karavaanreizigers bevond zich een man, die voor een zijner kameelen bang was, omdat hij waarschijnlijk het dier door harde behandeling tegen zich had ingenomen, gewoonlijk wees hij dien kameel met den naam van den booze aan. Hij bond daarom ook, alvorens hij zich ter ruste begaf, telkenmale met behulp zijner reisgenooten, den booze de pooten zamen, zoodat het dier, wanneer het eenmaal lag, niet weder alleen konde opstaan.

In weerwil van die voorzorgen, gelukte het den kameel eens op een' nacht zich van zijne boeijen te ontdoen. Na dit geschied was, sloop hij naar het leger van zijn aanvoerder, knielde op hem neder en verminkte hem zoodanig met zijne tanden, dat hij ten gevolge van dien aanval stierf, ofschoon zijne reisgenooten, door zijn gekerm gewekt, al zeer spoedig ter zijner redding toeschoten. Naderhand bleek, dat de kameel bij de uitvoering zijner wraak, eene hooge mate van sluwheid had aan den dag gelegd: hij had namelijk eerst, op den reuk afgaande, zich naar de plaats begeven, waar de reismantel van zijn gehaten heer lag en had dien omgekeerd, heen en weêr geschud, en toen hij hem daaronder niet vond, was hij verder geslopen en had zoolang gezocht, tot hij hem vond en zijnen dorst naar wraak konde koelen.

Toen de daad volbragt was, liet hij zich weder zeer rustig binden, zonder te kunnen vermoeden, welk lot hem den volgenden morgen stond te wachten.

Toen kwamen al de aanwezige karavaan-aanvoerders zamen, en hielden over den kameel een geheel vormelijk gerigt. Hij werd natuurlijk schuldig verklaard, tot straffe van den aan zijn heer gepleegden moord naar de plaats gevoerd, waar de misdaad bedreven werd, en daar doodgestoken, zoodat zijn bloed juist dezelfde plek gronds drenkte, die nog de sporen droeg van het bloed, dat door den kameel daar was vergoten.

 

Er zijn twee soorten van kameelen, waarvan de eene wat kleiner en dikker dan de andere slechts tot lastdragen wordt gebruikt, en de andere langer, slanker en magerder slechts tot berijden aangewend wordt. Deze laatsten verdeelen de Arabieren al weder in 4 soorten. De minste van deze vier is die, welke drie dagreizen (24 uren wegs) op elken dag aflegt: de tweede legt vijf dergelijke afstanden af, de derde zeven, en de vierde tien dagreizen per dag. De laatste soort vindt men schier alleen bij de groote scheichs der Beduïnen en bij den pacha van Egypte. Mehemed-Ali reed dikwijls op een' kameel van deze laatste soort in één' dag naar Alexandrië en in drie dagen naar Medina. Bij dien togt had hij altijd een' looper vóór zich en een' anderen naast zich, die onderweg zijne waterpijp stopte en aanstak, maar ook, terwijl hij zich aan den staart des kameels vastknelde, de waterflesch moest dragen. Bovendien moesten die loopers ook nog de levensmiddelen voor Mehemed-Ali medevoeren. Over het algemeen kan een kameel drie dagen achtereen loopen, zonder eenig voedsel of een druppel drank te gebruiken; langer kan hij deze ontberingen geen weêrstand bieden.

[pagina t.o. 96]
[p. t.o. 96]


illustratie
EEN ONMOGELIJK MAN IN DIENST.
De Oud-Soldaat. ‘Meneer, nu gij het zaâl met gebruikt, dat ik u aanried, heb ik aan Mevrouw gevraagd u niet meer te laten rijden.
De Mijnheer, lagchende ‘Ha! ha! ha! Maar Jan, hoe graag ik je zou houden, - bedienden, die zulke praatjes maken met Mevrouw kan



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken